Sabbat voor slaven
Ds. W. F. 't Hart | 2 reacties | 25-04-2023| 08:51
Vraag
Ik heb een vraag over de sociale verhoudingen m.b.t. buitenlandse slaven in de Bijbel. Als er in het vierde gebod van de wet over de sabbatsrust gesproken wordt, met name ook voor de dienstknecht en dienstmaagd, gold dat dan alleen voor de joden (knechten, arbeiders ed.) of juist ook voor de buitenlandse slaven die ze hadden? Zodat, ook al was hun leven zwaar en moeilijk, ze in ieder geval ook een rustdag kregen van God.
Antwoord
Beste vraagsteller,
Hartelijk bedankt voor deze interessante vraag. Er staat in het Woord van de Heere onze God geen clausule van uitzondering voor niet-Joodse slaven. Daarom kunnen we er helemaal vanuit gaan dat de niet-Joodse slaven ook mochten en moesten genieten van een vrije rustdag op de Sabbath. Een gebod, verplichting en voorrecht dat alle mensen op deze wereld ook vandaag de dag nog ten goede komt.
Op het moment van schrijven is het maandag, maar voor de komende rustdag een vreugdevolle, zegenrijke ontspannen dag toegewenst, waarin je mag uitrusten van je dagelijks werk, je dagelijkse zonden en je mag verheugen in en toeleven naar de eeuwige rust.
Hartelijke groeten,
Ds. W. F. 't Hart
Dit artikel is beantwoord door
Ds. W. F. 't Hart
- Geboortedatum:16-08-1990
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Zwartebroek-Terschuur-Voorthuizen
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Bekijk ook:
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Zes dagen moet u uw werk doen, maar op de zevende dag moet u rusten, zodat uw rund en uw ezel kunnen rusten, en de zoon van uw slavin en de vreemdeling op adem kunnen komen.
Onder mijn volksgenoten was een bijzonder gebod opgenomen met betrekking tot de slaven. Eigenlijk zijn er twee categorieën. De eerste is een Joodse, was het niet toegestaan om als een slaaf te dienen bij een van zijn/haar volksgenoten. De tweede is de vreemdeling die wel de status van slaaf krijgt en vrijgekocht en verkocht mocht worden.
Voor wat betreft de eerste categorie: Wanneer een van mijn Joodse volksgenoten verarmd raakten door wat voor omstandigheid dan ook, was het gebruikelijk om je dan als dagloner te verhuren. Deze dagloner moest vrijgelaten worden in het zesde jaar. Deuteronomium 15:16. Ook mocht deze dagloner niet met lege handen weggestuurd worden. Hij genoot alle bescherming op grond van het Thora gebod van de Hebreeuwse dienstknechten.
Hoe zit dat dan met de tweede categorie? De slaaf die op de vrije markt gekocht werd was het eigendom van zijn heer. Welke bescherming genoot de vreemdeling in de dienst van zijn heer? Zijn heer ging voorzichtig met hem om. Als eigenaar had je voor deze slaaf of slavin geld voor neergeteld. Als je een zweep zou gebruiken was de kans zeer groot dat de slaaf/slavin een kwetsuur oplopen kon. Op grond van die kwetsuur moest de heer met onmiddellijke ingang vrijlaten. Hij mocht die zelfs niet verkopen om zijn ingelegde geld voor de slaaf terug te verdienen. De slaaf had het dus heel erg goed en zo hoort het eigenlijk ook te zijn volgens het Thora gebod.
Daarmee wil ik ook aangeven dat een slaaf in Israël veel meer bescherming kreeg dan slaven van de omliggende volkeren. Een slaaf in Israël behoefde niet op de Sabbatten en alle feestdagen te werken. In deze sociale regel had de Eeuwige al voorzien.