Inwendige en uitwendige heiliging
Ds. H. Paul | Geen reacties | 11-11-2016| 11:54
Vraag
Aan een dominee van de Gereformeerde Gemeenten. Klopt het dat Wilhelmus à Brakel in zijn Redelijke Godsdienst zegt dat je, als je bent gedoopt, voor een waar kind van God gehouden moet worden zolang je het tegendeel niet toont? Ik heb dat zo nog nooit in onze kerk gehoord. Heeft Brakel het mis? Of heb ik hem niet goed begrepen?
Antwoord
Beste vraagstel(ler)ster,
Je hebt inderdaad goed gehoord of gelezen dat ds. a Brakel geschreven heeft dat de kinderen der gelovigen uit kracht van de belofte, voor kinderen Gods gehouden moeten worden totdat zij het tegendeel vertonen. a Brakel legt het woord "geheiligd zijn" uit het Doopformulier dan ook uit als een inwendige heiliging, die verondersteld mag worden krachtens de verbondsrelatie die de kinderen der gelovigen met God hebben.
Wij verstaan er een uitwendige heiliging (= een afgezonderd zijn van de wereld, zoals de Israëlieten van de heidenen) onder, dus geen inwendige heiliging. Alleen door wedergeboorte en geloof is er een inwendige heiliging.
Maar uit alles wat a Brakel geschreven heeft over de noodzaak van wedergeboorte en geloof blijkt, dat hij geen oppervlakkige verbondsbeschouwing aanhing. Het "totdat zij het tegendeel vertonen" wordt door hem voluit bijbels ingevuld. Bovendien moeten we als het de oudvaders betreft niet afgaan op een enkele uitspraak, maar altijd letten op wat de belijdenis van de kerk ons leert. Daar stond men ook toen volledig achter. Daar vinden we de uitspraak van a Brakel. Al spreekt art. 17 van hoofdstuk 1 van de DL van de grote betekenis van deze verbondsrelatie.
Het is mogelijk dat deze verbondsrelatie bij ons te weinig aandacht krijgt. Dat is ook eenzijdig. We hebben steeds de verlichting van de Heilige Geest nodig om het volle Woord te laten klinken.
Hartelijke groeten,
Ds. H. Paul
Dit artikel is beantwoord door
Ds. H. Paul
- Geboortedatum:16-07-1928
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Moerkapelle
- Status:Inactief