Doopverbond nog krachtiger en ruimer
Ds. H. Korving | Geen reacties | 26-11-2024| 15:41
Vraag
Ik lees wel eens in antwoorden op Refoweb (of anderszins bij de uitleg over de doop): “In de doop zegt God dat Hij je Vader wil zijn.” Maar klopt dat wel? Zegt God eigenlijk niet: “Ik ben jouw Vader?!” Ik zal dat uitleggen. Iedere zondagmorgen horen we de wet. Daarin zegt God: "Ik ben de Heere uw God." Hij zei dat tegen het hele volk Israël, dus tegen alle verbondskinderen. Ook tegen degenen die niet in Hem geloofden. Denk ook aan de verloren zoon. Toen hij wegliep raakte hij niet zijn Vader kwijt. En ook als hij weggebleven zou zijn, dan bleef het nog zijn Vader. Kortom, is het verbond op grond waarvan onze kinderen gedoopt worden, niet veel krachtiger en ruimer dan wij denken? Los van het feit dat er tweeërlei kinderen van het verbond zijn.
Geeft u straatarme Egyptische christenen een onvergetelijke Kerst?
In Egypte is het steeds lastiger om rond te komen. Voedselprijzen rijzen de pan uit. U kunt het verschil maken door een voedselpakket voor een christelijke Egyptische familie te doneren. Heel praktisch willen we hiermee handen en voeten geven aan de opdracht van God om de armen te voeden.
Antwoord
Beste vraagsteller,
Bedankt voor deze vraag. Je benoemt hierin een bepaalde spanning tussen Gods Vaderschap in de verbondsrelatie en het feit dat er tweeërlei kinderen des verbonds zijn (waarmee wordt bedoeld: je kunt in het verbond zijn zonder in de genade te delen).
Je hebt een punt van gelijk, maar het komt aan op zorgvuldig formuleren en het trekken van de juiste conclusies uit het Vaderschap van God krachtens de verbondsrelatie. Het raakt de kwestie van het overwaarderen van het verbond aan de ene kant en het onderwaarderen van het verbond aan de andere kant. Ik kan ook zeggen: het raakt aan de kwestie van de toe-eigening van het heil.
Je verwijst naar de gelijkenis van de verloren zoon, maar vergeet niet dat er in deze gelijkenis twee verloren zonen zijn… de oudste zoon was in het huis van zijn Vader zonder de ware liefde tot Zijn Vader.
Die spanning tussen beide polen moet blijven bestaan en dat is soms balanceren in de prediking. Het is namelijk veel makkelijker (en ook verleidelijk) om de spanning wel op te heffen en dat kan op twee manieren.
In Nederlands-gereformeerde kring wordt de spanning opgeheven doordat men de verbondsrelatie zo sterk benadrukt dat de noodzaak van persoonlijke wedergeboorte -waar het klassieke doopformulier van spreekt- uit het oog is verloren. Je bent in het verbond, ga zo door en het komt goed. God is je Vader, immers? Daar mag je niet aan twijfelen, want twijfel is ongeloof en ongeloof is zonde.
In rechts-reformatorische kring, in het bijzonder waar verbond en verkiezing aan elkaar worden gekoppeld, wordt de spanning opgeheven omdat de doop in feite niet veel voorstelt: je bent wel gedoopt, maar… Je bent wel op het erf van het verbond, maar niet in het verbond. Dit is een tegenstelling die onze belijdenisgeschriften niet kennen. Zie bijvoorbeeld de Heidelbergse catechismus vraag en antwoord 74.
Belangrijk is het onderscheid dat wel in onze belijdenis wordt gemaakt namelijk tussen de zekerheid (betrouwbaarheid) van het beloofde heil, in de doop betekend en verzegeld en de persoonlijke geloofskennis die nodig is om zich in dit heil te kunnen verblijden. Zie Heidelbergse catechismus vraag en antwoord 70 (doop is teken en zegel van het “met het bloed en de Geest van Christus gewassen zijn”) en vraag en antwoord 71 (wat betekent het dat Hij mij zeker met Zijn bloed en Geest wassen wil?).
Het woord “toezegging” keert keer op keer terug in de uitleg van de Heidelbergse catechismus over verbond en doop. De doop is een toezegging dat ik zeker met het bloed en de Geest van Christus gewassen ben (Heidelbergse catechismus vraag en antwoord 69). Zie ook vraag en antwoord 71 en 74.
Daar heb je precies die spanningsboog tussen beide polen. God doet geen loze beloften. En zelfs het geloof waarmee ik de toezegging leer geloven als waarachtig en welgemeend, is beloofd. Namelijk de Heilige Geest Die ons toe-eigent wat we in Christus hebben.
Er zou nog meer over te zeggen zijn, uiteraard, maar ik hoop met dit beknopte antwoord een richting te hebben gewezen.
Tot slot: Het Vaderschap van God stekt zich uit over drie terreinen:
a. Hij is onze Vader krachtens de schepping (Maleachie 2:10) – zie artikel 1 van de Apostolische Geloofsbelijdenis;
b. Hij is onze Vader krachtens het genadeverbond (Jesaja 64:8);
c. Hij is onze Vader krachtens de aanneming tot kinderen door het geloof dat de Heilige Geest werkt door het evangelie en op grond van de verdiensten van Christus (Galaten 4:6).
a. Als mens die zijn bestaan dankt aan de Schepper heeft God als Vader een recht op ons leven. Dat maakt de zonde zo erg, die niet is bedreven tegen een steriele onbekende en onpersoonlijke X, maar tegen een liefhebbend en almachtig Vader.
b. Krachtens het genadeverbond legt God ook een claim op ons leven: Hij laat je niet zomaar doorgaan op die doodlopende weg. Kom terug, je bent van Mij, je hebt het recht niet om voor jezelf te leven; en er is de belofte dat Hij je voor eeuwig tot Zijn eigendom maakt.
c. Door het geloof en de bekering wordt dat gekend en beleefd: het grote wonder dat weggelopen kinderen die door eigen schuld slaven van de zonde zijn geworden, liefdevol worden opgenomen in het huis van de Vader, dankzij het (verzoenende en plaats bereidende) werk van de Zoon.
Met een hartelijke groet,
Ds. H. Korving
Dit artikel is beantwoord door
Ds. H. Korving
- Geboortedatum:01-12-1954
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Urk
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Ds. Korving ging in november 2021 met emeritaat.
Lees ook het artikel dat Refoweb met ds. Korving had n.a.v. zijn boek 'Taal en teken'.
En kijk/luister: