Reuzen op de aarde
prof. dr. M.J. Paul | Geen reacties | 21-09-2022| 10:42
Vraag
Ik heb een vraag voor dr. M. J. Paul. Genesis 6:4a zegt (HSV): “In die dagen, en ook daarna, waren er reuzen op de aarde, toen Gods zonen bij de dochters van de mensen waren gekomen en die kinderen voor hen baarden.” Het gaat hier over reuzen, die ontstaan zijn uit een verbintenis tussen ongehoorzame engelen en mensen. Dat leverde monsterachtige wezens op, waarna God besloot de oude aarde te verwoesten. Dat lijkt mij, na grondige Bijbelstudie, de meest logische uitleg.
Wat ik echter niet begrijp is het tussenzinnetje “en ook daarna.” Hoe kan het dat we ook na de zondvloed lezen over reuzen? Waar komen de Enakieten, Refaïeten etc. vandaan? Zij moeten toch uit één van de zonen van Noach zijn geboren. Het gaat bij de reuzen na Genesis ook over bijzonder goddeloze mensen, zoals Og en Goliat, die door Israël uitgeroeid moesten worden.
Antwoord
Beste vraagsteller,
Je kiest na grondige Bijbelstudie voor een bepaalde uitleg. Voor de lezers van deze vragenrubriek geef ik eerst enige achtergrondinformatie, voordat ik op de vraag inga.
Het korte Bijbelgedeelte Genesis 6:1-4 gaat over het huwelijk van de zonen van God (of: zonen van de goden) met de dochters van de mensen, waaruit reuzen geboren worden. Hun daden vormen een directe aanleiding voor de zondvloed.
De identiteit van de zonen van God wordt meestal op twee verschillende manieren verklaard:
- De zonen van God zijn nakomelingen van Seth en de dochters zijn nakomelingen van Kaïn. Beide geslachten, die vanwege verschil in godsdienst apart behoren te leven, vermengen zich. Dit is de gangbare verklaring in de westerse kerkgeschiedenis.
- De zonen van God zijn engelen of geesten die in mensengedaante op aarde verschijnen en huwen met aardse vrouwen.
De volgende overwegingen zijn van belang:
a. Vanuit de samenhang met hoofdstuk 4 en 5 ligt het voor de hand dat niet slechts de vrouwen uit het nageslacht van Kaïn bedoeld zijn, maar de vrouwen uit de gehele mensheid. In Genesis 4: 22 wordt alleen Naëma genoemd als dochter in het geslacht van Kaïn en staan er geen andere “dochters van de mensen.” In hoofdstuk 5 staat maar liefst negen keer “en hij verwekte zonen en dochters”, van Adam af tot Lamech, de vader van Noach, toe. Het is aannemelijk dat Genesis 6: 1 hierop een vervolg is: “Toen de mensen zich op de aarde begonnen te vermenigvuldigen en aan hen dochters geboren werden...” Dit zijn in hoofdstuk 5 echter allemaal vrouwen in de geslachtslijn van Seth! Daarom is de eerstgenoemde uitleg, dat alleen dochters uit het geslacht van Kaïn bedoeld zijn, niet zo aannemelijk.
b. De uitleg dat alleen de vrouwen uit het geslacht van Kaïn bedoeld zijn, kan alleen gehandhaafd worden door de uitdrukking “mensen” in de verzen 1 en 4 verschillend te interpreteren: in vers 1 alle mensen (of het geslacht van Seth) en in vers 4 de nakomelingen van Kaïn. Het ligt meer voor de hand dat dezelfde groepen bedoeld zijn.
c. De uitdrukking “zonen van God” wordt op andere plaatsen gebruikt voor hemelse wezens (Job 1:6; 2:1; 38:7; Ps. 29:1; 82:1; 89:7 en Daniël 3:25, hoewel de uitleg soms omstreden is).
d. De tegenstelling tussen “van God” en “van de mensen” in deze verzen maakt het onaannemelijk dat een tegenstelling tussen twee geslachten van mensen bedoeld is.
e. Waarom zou de uitdrukking “zonen van God” voor de nakomelingen van Seth gebruikt worden als hun daden de toorn van God oproepen? Dat is innerlijk tegenstrijdig, omdat hun vroomheid niet kan samengaan met het nastreven van verkeerde huwelijken (vgl. 2 Kor. 6:14). En blijkbaar is hun vroomheid ook onvoldoende om gered te worden in de grote vloed, want zij sterven allen. Alleen Noach en zijn gezin overleven de vloed.
f. Later in het Oude Testament worden bij gemengde huwelijken, die de dienst van God bedreigen, andere maatregelen genomen (Ezra 9-10 en Neh. 13). De zware straf van uitroeiing van de mensheid is beter verklaarbaar wanneer de grenzen tussen gevallen engelen en mensen uitgewist worden en het menselijke geslacht hierdoor volledig aangetast wordt.
g. Ook is de geschiedenis van de uitleg van belang. In het vroege Jodendom is alleen de uitleg aanwezig dat gevallen engelen bedoeld zijn. Flavius Josephus schrijft: “Vele engelen van God verenigden zich met vrouwen en verwekten bij hen hoogmoedige zoons (...). Volgens de overlevering deden zij dingen die sterk doen denken aan de euveldaden die door de Grieken verteld worden over de giganten (Oude Geschiedenis, I, 73). Vanaf de tweede eeuw na Christus komt de opvatting op dat verbintenissen tussen mensen bedoeld zijn, waarbij “zonen van God” geïnterpreteerd worden als “zonen van de edelen/heersers.” De eerste christelijke auteur die de mogelijke uitleg noemt dat de nakomelingen van Seth bedoeld zijn, is Julius Africanus (ca. 221).
Op grond hiervan vinden veel hedendaagse uitlegger het aannemelijk dat gevallen hemelse wezens bedoeld zijn. Er kan worden tegengeworpen dat engelen niet trouwen, maar dat is hier niet van toepassing. Immers, engelen kunnen in mensengedaante verschijnen en zijn dan wel geslachtelijk (bijv. Gen. 19:5; Ri. 13:6). Door de ongeoorloofde vermenging wordt het menselijke geslacht tot in zijn wezen aangetast en is de zware straf van uitroeiing het best te begrijpen. Het is aannemelijk dat 2 Petrus 2:4-8 en Judas 1: 6-7 verwijzen naar deze gebeurtenis. Voor ons westerlingen is dit wellicht een vreemde uitleg, maar in de Bijbelse tijd was er een veel grotere besef van de aanwezigheid van goede en slechte engelen dan bij ons het geval is.
De hemelwezens nemen vrouwen naar hun eigen goeddunken (vs. 2). Vermoedelijk worden hier geen verkrachtingen, maar huwelijken bedoeld en die moeten gesloten zijn met instemming van de vrouwen en hun familie. Het resultaat van de verbintenissen is de geboorte van reuzen, die hier “geweldigen” en “mannen van naam” genoemd worden. Hier komt het streven naar onsterfelijkheid en naar een superras naar voren (vgl. Genesis 11: 6). Dat blijkt ook uit de maatregel die God neemt: Hij noemt de machtige mens “vlees”, wat hier gelijkstaat aan “zwak, nietig” en Hij zorgt ervoor dat de leeftijden ingeperkt worden tot maximaal 120 jaar (vs. 3). Gods levensgeest blijft niet langer in de mens. Het is ook mogelijk dat Gods Geest, eerder genoemd in Genesis 1:2, bedoeld is: Gods Geest trekt zich terug uit de schepping, zodat deze terugvalt in een eerdere situatie: een verwijzing naar de grote vloed die de aarde overspoelt. De mens die zichzelf handhaaft, de macht grijpt en steeds wil blijven leven, wordt beknot (evenals in Genesis 3: 22 en Genesis 11: 7-8).
Huwelijken tussen goden en mensen zijn in de oosterse mythologie volop bekend, bijv. bij Gilgamesj, de zondvloedheld. In Genesis 6 is duidelijk dat God geen deel heeft aan dergelijke huwelijken. Slechts afvallige godenzonen gaan een verbintenis met menselijke vrouwen aan. Er worden geen halfgoden geboren (ook al werden ze mogelijk zo beschouwd), maar reuzen. Dit nageslacht wordt onderworpen aan de beperkingen die God oplegt en daardoor wordt de ontwikkeling van de zonde ingetoomd. Uit het vervolg blijkt dat rechtvaardigheid, oprechtheid en wandelen met God (Genesis 6:9) meer waarde hebben dan menselijk streven naar grootheid en onsterfelijkheid.
En dan nu de vraag over “en ook daarna.” Sommige verklaarders menen dat een deel van de reuzen de zondvloed overleefd zou hebben, maar die uitleg past niet. Alleen Noach en de zijnen bleven in leven.
Het is mogelijk als volgt te vertalen: “De reuzen waren in die tijd op aarde, en ook daarna (d.w.z. na de vloed): telkens wanneer de godenzonen gemeenschap hadden met de dochters der mensen, werden aan hen kinderen geboren. Zij (= de kinderen) zijn de geweldigen van oude tijden, de beroemde mannen.” Bedoeld is dat in de voortijd uit de gemengde huwelijken reuzen geboren werden, maar dat er ook later, na de uitgesproken veroordeling, reuzen waren.
In Numeri 13:33 vertellen de verkenners dat er “reuzen” in Kanaän zijn. Het is mogelijk dat de verkenners een schrikwekkend woord uit de oudheid gebruiken, maar ook een ruimer gebruik van de term is denkbaar. Het is niet duidelijk of het geslacht van de Enakieten ‘gewoon’ ontstaan is, of dat er opnieuw een demonische afkomst was.
Als we denken aan een ‘gewone’ afkomst, is het opvallend dat uit opgegraven skeletten (fossielen) blijkt dat er vroeger allerlei veel grotere dieren leefden dan tegenwoordig. In plaats van een verdere evolutie naar groter en sterker, lijkt er sprake te zijn van degeneratie en achteruitgang. Zou dat bij het menselijke geslacht ook het geval zijn? Zou dat de reden zijn dat er vroeger veel meer reuzen leefden dan in onze tijd? Hier blijven allerlei vragen open waarop wij geen antwoord weten.
Voor meer informatie: Jaap Doedens, “The Sons of God in Genesis”. Proefschrift Kampen 2013. Lee Allen Anderson, “The Devout, Dynasts, or Divinities: Who Were the “Sons of God” in Genesis?”, in “Journal of the Creation Theology Society 1” (2022) 161-181. Vance Nelson, “Monumental Monsters”, 2017.
Prof. dr. M. J. Paul
Dit artikel is beantwoord door
prof. dr. M.J. Paul
- Geboortedatum:13-03-1955
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Oegstgeest
- Status:Actief
Bijzonderheden:
-Eindredacteur Studiebijbel OT
-Senior docent Oude Testament (CHE)
-Deeltijd hoogleraar OT te Leuven (B)
-Directeur-bestuurder THGB
Bekijk ook: