Strijden om in te gaan door een mens die God niet zoekt

M.M. van Winkelen / Geen reacties

02-05-2022, 10:45

Vraag

In de Gereformeerde Gemeenten hoor ik dat een zondaar niet naar God vraagt tenzij God eerst in zijn hart werkt. Dat geloof ik. Maar er staat ook: Strijd om in te gaan, Bid en werk, etc. Hoe is dat te rijmen met elkaar?

En waar komt het vandaan dat je eerst zondekennis moet hebben en dan als je bekeerd bent telkens weer in de duisternis komt? Ik lees dat niet in de Bijbel bij Gods kinderen.

ADVERTORIAL

Geeft u Egyptische christenen een Pasen om nooit te vergeten?

In Egypte is het steeds lastiger om rond te komen. Voedselprijzen rijzen de pan uit. U kunt het verschil maken door een voedselpakket voor een gezin van Egyptische christenen te kopen, die wij uitdelen ter plaatse. Heel praktisch willen we hiermee handen en voeten geven aan de opdracht van God om de armen te voeden. 

Doet u mee?

Geeft u Egyptische christenen een Pasen om nooit te vergeten?

Antwoord

Beste vragensteller,

Je stel twee vragen. Allereerst hoe het feit dat God in het leven van een mens begint, zich verhoudt tot teksten die ons oproepen om zelf te strijden en te bidden. Is dat niet tegenstrijdig? Daarnaast vraag je waar in de Bijbel staat dat Gods kinderen, nadat zijn bij hun bekering voor het eerst aan hun schuld en nood zijn ontdekt, steeds opnieuw in de duisternis terecht komen. Ik denk graag met je mee.

Wat betreft je eerste vraag: Het is inderdaad zo dat een mens niet uit zichzelf naar God vraagt. God zegt dat Zelf in Zijn Woord dat dat zo is. En wie zou het beter weten dan Hem die de minste zucht in het hart van Zijn schepsels opmerkt? Hij die de jonge raven hoort als zij roepen merkt het ongetwijfeld ook op als een jongen, meisje, man of vrouw werkelijk naar Hem zoekt.

Ik wijs je op twee plaatsen waar in de Bijbel staat dat niemand uit zichzelf werkelijk God zoekt. Je leest dit in Job 35:10: “Maar niemand zegt: Waar is God, mijn Maker, die de Psalmen geeft in de nacht?” Ook lezen we dit in Romeinen 3. Daar schrijft Paulus aan de gemeente van Rome: “Er is niemand die verstandig is, er is niemand die God zoekt” (vs. 11). Dat is een grote aanklacht tegen alle mensen, ook tegen jou en mij. Van onszelf verstaan we er helemaal niets van hoe groot, goed en dienenswaardig God is. We zien ook niet hoezeer wij geroepen zijn om onze Schepper met alles wat in ons is te zoeken en doen dat dus ook niet. Wij kunnen ons als mensen aan veel dingen geven, maar aan de levende God, het allerhoogst en eeuwig goed (Ps. 25:6, berijmd), gaan we geheel voorbij. Zijn we dan niet blind en dwaas?

Dat maakt het des te wonderlijker dat God nu naar zùlke mensen wil zoeken. In Jesaja 65 zegt de HEERE: “Ik ben gevonden van hen die naar Mij niet vraagden. Tot het volk dat naar Mijn naam niet genoemd is, heb Ik gezegd: Ziet hier ben Ik. Ziet hier ben Ik.” Dat is tot troost voor mensen die tot hun schrik ontdekken dat het echt zoeken naar God iets is dat niet uit hun eigen hart naar boven komt. Wij zijn geen mensen die naar God zoeken, maar God zoekt wèl naar mensen.

En dan lezen we inderdaad ook in de Bijbel: “Strijd om in te gaan door de enge poort, want velen zeg Ik u, zullen zoeken in te gaan en zullen niet kunnen” (Lukas 13:23). Betekent dit dan dat toch het initiatief bij de mens ligt? Dat de mens zijn eigen behoud moet bewerken? Ik zou hier drie dingen over willen zeggen:

(1) Allereerst: Niemand kan zich onttrekken aan de plicht die hij heeft om zijn Schepper te zoeken. Ieder mens tot wie Gods Woord komt, wordt met ernst geroepen om zich te bekeren, om terug te keren tot God. Om te strijden om in het Koninkrijk van God in te gaan, zoals de Heere Jezus dat met klem zegt. Niemand mag zeggen: ik kan God niet zoeken, dus ik hoef het dus ook niet te doen. Het stelt ons schuldig als God dit van ons vraagt, en wij Hem vervolgens niet zoeken en niet strijden om in te gaan. God gaat aan die schuld ook niet voorbij; mensen die daarin volharden zullen dat ook weten. 

(2) Daarnaast zou ik willen zeggen: God trekt mensen tot zich door Woord en Geest. Een tekst als “strijd om in te gaan” moet je zien als een touw dat over je heen wordt gegooid; om onwillige en ongeschikte mensen als jij en ik zijn, naar God toe te trekken. Eigenlijk is God in teksten als deze op zoek naar jouw en mijn hart. En als Gods Woord en Gods Geest werkelijk aan je trekken, dan zal je ook komen. Wilhelmus à Brakel wijst ons erop hoe diep de Heere in teksten als deze Zich eigenlijk tot ons neerbuigt. Als de Heere Jezus ons oproept om te strijden om in te gaan, dringt Hij er bij ons op aan om ons eigen behoud te zoeken; om niet door eigen schuld buiten te blijven en in een eeuwige nacht terecht te komen; maar om door genade in te gaan in Zijn Koninkrijk. Het zou voor ons genoeg moeten zijn om God te zoeken om Wie Hij is in Zichzelf, dat is onze plicht. Maar het grote gevaar waar wij in verkeren, namelijk om straks voor eeuwig buiten te zijn (zagen wij dat maar meer), mag blijkbaar ook een beweegreden zijn om de levende God met alles wat in ons is te zoeken. 

(3) Tenslotte zou ik zeggen: Zoek er diep van overtuigd te worden dat er vanuit alles wat jij bent, hebt en kunt, er niet de minste hoop is dat jij God werkelijk zoekt zoals God dat van je vraagt; dat jij -als het van jou afhangt-  ook niet strijdend door de enge deur naar binnen zult treden. Maar wees juist daarom verlegen om het werk van Gods Geest in je hart (dat die Geest in mensenharten werkt is genade!), belijdt God je volstrekte ongeschiktheid en zoek Hem vervolgens met ingespannen krachten. Als je zo naar de Heere zoekt, kom je er vanzelf wel achter dat Hij begonnen is en dat jij Hem steeds maar in de weg hebt gestaan. Dan wordt het waar: Gij die God zoekt, ulieder hart zal leven (ps. 69:33).

En dan nog je tweede vraag: Waar staat in de Bijbel dat Gods kinderen steeds opnieuw in de duisternis terecht komen? Duisternis in het leven van een mens kan verschillende dingen betekenen. Ik veronderstel dat je met duisternis bedoelt dat Gods kinderen hun ellende en schuld steeds opnieuw te zien krijgen. Je leest dit bijvoorbeeld in Ezechiël 36: Nadat gezegd is dat God de Zijnen een nieuw, vlesen hart geeft, zegt de HEERE: “Dan zult gij gedenken aan uw boze wegen en uw handelen die niet goed waren, en gij zult een walging van u zelf hebben over uw ongerechtigheden en over uw gruwelen” (vs. 36). Dit is een belofte die God in het leven van Zijn kinderen vervult; niet alleen één keer voor het eerst; maar ook steeds weer opnieuw. Als Gods kinderen op hun plaats zijn, staan ze daar ook naar. Dan willen ze graag met David leren zien waar ze dwalen en zondigen, opdat ze ook van die “verborgen afdwaling” gereinigd worden (Ps. 19:13), dat die door Christus’ tussentreden verzoend worden.

Ook de Heidelbergse Catechismus belijdt dit nadrukkelijk. In Zondag 1 staat dat het voor het hebben van de enige troost in leven en sterven nodig is dat ik weet hoe groot mijn zonden en ellenden zijn. Let erop dat er hier wordt gesproken in de tegenwoordige tijd. Dat is dus niet een hoofdstuk dat we na de eerste bekering kunnen afsluiten. Ook in het stuk van de dankbaarheid komt dit in de Catechismus terug. Tot een gebed dat God aangenaam is, behoort bijvoorbeeld ook dat wij “onze nood en ellendigheid recht en grondig kennen” (Zondag 45, let op, opnieuw in de tegenwoordige tijd). Ik wil je meegeven dat ons dit wel niet aangenaam voorkomt; maar dat het heel profijtelijk is voor je geestelijke leven als de HEERE je dit Zelf leert. Als de Heilige Geest ons dat leert, werkt dit niet alleen zelfkennis, maar zal het ons ook brengen tot Godskennis en Christuskennis. En als Gods kinderen, ook na genade die ze van God gekregen hebben, in de duisternis terecht komen, dan is voor hen toch een heilzame opdracht en belofte. Die lezen we in de profeet Jesaja: “Wie is er onder ulieden die de HEERE vreest, die naar de stem Zijns Knechts hoort? Als hij in duisternissen wandelt (let op, meervoud) en geen licht heeft, dat hij betrouwe op de naam des Heeren en steune op zijn God” (Jes. 50:10).  

Als je naar voorbeelden vraagt zou daar veel over te zeggen zijn. Maar als ik er één mag noemen, wijs ik je op Jakob. Lees zijn levensboek er maar eens op na en zie hoe duisternis en licht zich afwisselen. Maar ook dat Jakob hierdoor steeds opnieuw onderwijs ontvangt en dat hij er achteraf goed mee blijkt te zijn geweest als God hem beproeft en doorloutert. 

M. M. van Winkelen

M.M. van Winkelen

M.M. van Winkelen

  • Geboortedatum:
    18-07-1981
  • Kerkelijke gezindte:
    Gereformeerde Gemeenten
  • Woon/standplaats:
    Den Haag
  • Status:
    Actief
  • Bijzonderheden:

    Ouderling in Gereformeerde Gemeenten.

    Bekijk ook:

Tags in dit artikel:

lijdelijkheidverantwoordelijkheid
Geen reacties

Terug in de tijd

Ik ben gelovig opgevoed maar heb het idee dat ik iets mis. Mensen zeggen mij dat ik op zoek moet naar een relatie met God. Maar ik heb autisme en dat zorgt ervoor dat ik daar weinig van snap en weinig...
7 reacties
02-05-2013
Aangezien wij een eeuwig verbond der genade met God hebben, hoe kan het dan dat niet alle gedoopten zalig worden, want dan is het toch ook geen eeuwig verbond?
Geen reacties
02-05-2008
Wat is precies het verschil in de leer van ds. Paauwe en de gereformeerde leer op het gebied van rechtvaardigmaking en de werking van de Heilige Geest? Of is hier geen verschil in?
17 reacties
02-05-2013
website-ontwikkeling door webdevelopment by Accendis
design website door design website by Mooimerk
hosting website door hosting website by STH Automatisering