CGK-verbondsleer en belijdenis van Westminster
Ds. H. Korving | Geen reacties | 24-08-2003| 00:00
Vraag
Eerst zou ik aan willen geven dat ik het heel fijn vind om hier vragen te kunnen stellen. De antwoorden over de verschillen tussen de Ger. Gem en de Chr. Ger. Kerk heb ik met belangstelling gelezen, omdat dit onderwerp me al heel lang bezig houd. Toch vraag ik me de laatste tijd wel eens af, hoe met name de CGK aankijken tegen de belijdenis en Catechismus van Westminster (in Engeland). Daar wordt onderscheid gemaakt tussen verbond der verlossing en genadeverbond, maar niet zodanig dat het drie aparte verbonden worden. Deze ONDERscheiding vind je ook bij bijv. Rutherford, Owen, etc.
Tegelijk houden deze allemaal vast aan het feit dat het geen twee afzonderlijke verbonden zijn, maar twee onderscheidingen binnen één en hetzelfde verbond, en dat de vervulling van Gods absolute beloften alleen Gods uitverkorenen geldt. Zou hier niet een 'sleutel' in liggen om te komen tot een eenheid in de verbondsleer, waarbij de Westminster als belijdenis wordt toegevoegd?
Ik ben erg benieuwd hoe de verbondsleer van de Westminster door de CGK beoordeeld wordt.
P.s. Deze vraag is niet bedoeld om een kerkendiscussie te starten, maar uit zorg om de eenheid van Gods kerk.
Antwoord
Bedankt voor deze vraag, die over een belangrijk onderwerp gaat; de verbondsleer. Ik heb nog eens nagelezen wat de Westminster Confessie hierover zegt (chapter VII) en de Larger Catechism (question 31-35). Inhoudelijk staan deze gedeelten zeer dicht bij elkaar. Naar mijn mening vinden we hier echter niet een verwijzing naar het verbond der verlossing, zijnde de Raad tussen de drie Goddelijke personen inzake de verlossing van de uitverkorenen. Er wordt wel gesproken over werkverbond en genadeverbond en het verschil en overeenkomst tussen de oudtestamentische - en nieuwtestamentische bedeling van het genadeverbond. Wel zeggen de Westminster Creeds dat het genadeverbond is opgericht met Christus als de tweede Adam en in Hem met de uitverkorenen als Zijn zaad. (q.31). Een expliciete verwijzing naar het verbond der verlossing heb ik echter niet kunnen opmerken.
Ik ben dan ook (nog) niet overtuigd door wat ds. C. Harinck (die ik overigens zeer hoog acht en wiens geschriften ik zeer waardeer) heeft geschreven in "De Schotse Verbondsleer" (Utrecht 1986) p. 73v. over de verbondsleer in de Westminster Confessie. Hij stelt dat het verbond der genade, zoals het omschreven wordt in de Confessie, de uitvoering is van het eeuwig verbond der verlossing in de tijd. Dit lijkt mij niet met de stukken (vanuit de Westminster Confessie, bedoel ik) aangetoond. Het is wel denkbaar -of misschien zelfs aannemelijk- dat dit theologisch gedachtegoed de achtergrond vormt van de formulering in q.31, maar de confessie zelf spreekt zich er m.i. niet zo expliciet over uit als ds. Harinck suggereert. Misschien is dit punt echter niet zo heel belangrijk.
Belangrijker is dat de Confessie duidelijk infralapsarisch van karakter is: de openbaring van het genadeverbond wordt getekend als komende na de val van de mens en de verbreking van het werkverbond. Ook over het Middelaarschap van Christus wordt in de Confessie uitsluitend gesproken in relatie tot het aanbrengen van de verzoening in de tijd, en niet in relatie tot de eeuwige vrederaad of verbond der verlossing.
Overigens schrijft ds. Harinck waardevolle dingen over de plaats van de verkiezing in relatie tot het verbond en de prediking van het evangelie: ze zijn geen concurrenten van elkaar.
Mijns inziens staat de Westminster Confessie heel dicht bij de Drie Formulieren van Eenheid, juist ook vanwege hun infralapsarische inslag.
Ik heb zelf geen enkel bezwaar tegen een twee verbondenleer, mits hij maar goed gehanteerd wordt en geen belemmering vormt voor een ruim en onvoorwaardelijk aanbod van Gods genade aan alle hoorders. Met de prediking van bijvoorbeeld de Erskines, die twee verbonden leerden, voel ik mij zeer verwant.
Persoonlijk geloof ik echter nog steeds dat de drie verbondenleer meer recht doet aan de schriftgegevens; het lijkt mij nog altijd moeilijk met de Schrift aan te tonen dat Christus als het Hoofd van het genadeverbond getypeerd kan worden (daar gaat het bijvoorbeeld niet over in Rom. 5). Vaak wordt overigens over het hoofd gezien dat zij die op het standpunt staan van de twee verbondenleer een iets andere definitie hanteren van het woord 'verbond' dan bij de drie verbonden leer gebruikelijk. Dat verklaart voor een deel de begripsverwarring.
Men kan uitglijden naar links en naar rechts. Met de twee verbondenleer kan men naar rechts uitglijden en terecht komen in een vorm van systeemdenken die tot (zelfs wanhoop wekkende) lijdelijkheid kan voeren. Die kant wil -om nog maar weer even zijn naam te noemen- ds. Harinck niet op, die kant gaat ook zeker de Westminster niet op.
Met de drie verbondenleer kan met uitglijden naar links en zo de werkelijkheid van het verbroken werkverbond uit het oog verliezen, dat de grens naar het remonstrantisme wordt overschreden. Op dit punt zouden de CGK zich eens eerlijk moeten onderzoeken en de hand in eigen boezem steken.
Nu nog even terug naar je vraag hoe de CGK denkt over de Westminster Confessie. Bij mijn weten hebben de CGK daar geen officieel standpunt in. Wel is er zeker sprake van warme sympathie, inhoudelijke instemming en congenialiteit. Ds. P. den Butter heeft in een artikel in het Reformatorisch Dagblad (27 febr. 1998 - 350 jaar na de aanvaarding van de Westminster Standards) ze "een rijpe vrucht van het gereformeerd protestantisme" genoemd. Op onderdelen is de vrucht misschien zelfs rijper dan in de NGB, bijvoorbeeld inzake de leer van de Heilige Schrift.
Met hartelijke groet,
Ds. H. Korving
Dit artikel is beantwoord door
Ds. H. Korving
- Geboortedatum:01-12-1954
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Urk
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Ds. Korving ging in november 2021 met emeritaat.
Lees ook het artikel dat Refoweb met ds. Korving had n.a.v. zijn boek 'Taal en teken'.
En kijk/luister: