Moeite en verdriet bij eigen geloofservaring
Ds. W. van Weelden | Geen reacties | 29-10-2025| 10:29
Vraag
Hoe weet je of je een waar geloof hebt? Ik geloof soms echt in de Heere Jezus als mijn Zaligmaker en mijn Verlosser en wil hier dan ook van getuigen, zingen, enzovoort. Ik wil zo graag een vaste grond onder mijn voeten hebben en ik weet dat ik dat bij Hem kan vinden. Ik weet ook dat Hij het wil geven. Alleen ik blijf zo koud, zo gevoelloos vaak. Bijvoorbeeld onder het Bijbellezen, het doet me soms niks. En ik kan zomaar ook de Heere Jezus en het geloof vergeten. Ik heb soms ook verkeerde gedachten over het geloof en de Heere Jezus die ik dan snel wil stoppen omdat ik weet dat het zonde is. Kan iemand helpen?
Antwoord
Bij het overdenken van deze vraag moest ik denken aan een bekend gezang: “Ik heb de vaste grond gevonden waarin mijn anker eeuwig hecht.”
Ik heb boven mijn antwoord gezet: moeite en verdriet. Moeite omdat het verlangen van de vraagsteller intens en helder is, maar op geen enkele manier bevrediging zal vinden. Het is namelijk een zoektocht in hem/haarzelf. Dit is een hopeloze exercitie. De zaligheid ligt buiten onszelf. Er is maar één naam gegeven waardoor wij zalig worden.
Verdriet omdat deze frustrerende zoektocht niet uitkomt bij de vervulling van het verlangen. De vraagsteller weet het allemaal wel, maar het is geen werkelijkheid omdat de toetssteen ligt in het eigen hart. En arglistig is ons hart!
Een probleem is dat de rijkdom van het Woord en de vastheid van de belijdenis onderuit gehaald worden door de ervaring. Maar ervaring is een drijfzand. We houden ons vast aan de geliefde Heidelbergse Catechismus. Die legt het ons aan het hart. Wat is een waar geloof? Zondag 7 spreekt over een stellig weten en een vast vertrouwen. Dit stellig weten richt zich op het geopenbaarde Woord van God. Dit weten ligt niet van nature in het hart van een mens, maar in het Woord van God. En het vaste vertrouwen is niet in onze ervaring van hoe wij met deze dingen omgaan, maar is in het wonder dat de Heilige Geest ons hart en leven stempelt door de genadekennis dat al die rijke weldaden Gods in Christus door Zijn Geest ook mij persoonlijk gelden. Deze ervaring wordt gevoed door de omgang met Woord en sacrament. Deze ervaring krijgt handen en voeten door in het midden van de gemeente elkaar te spreken van hart tot hart en door het delen van de gemeenschap en de diakonia.
Kortom: het ware geloof werpt een mens niet terug op zichzelf. Een waar geloof wijst op Christus. Hij regeert. Alle getob doet te kort aan wie Hij is en wil zijn voor zondige mensen. Bij de nodiging tot het Heilig Avondmaal is de roep liefdevol en separerend. Zie op uzelf en blijf af. Zie op Christus en kom, want alle dingen zijn gereed.
De apostel Paulus is duidelijk in het hoofdstuk der liefde. “Wij kennen ten dele. … Doch wanneer het volmaakte gekomen zal zijn, dan zal hetgeen ten dele is, te niet gedaan worden. … Nu ken ik ten dele. Maar alsdan zal ik kennen gelijk ook ik gekend ben” (1 Korinthe 13).
Ik denk aan dat gezang “Ich habe nun den Grund gefunden.” De verzen 2 en 3 zijn vertaald door Ad den Besten. Ik wil eindigen met vers 2.
Het is het eeuwige erbarmen,
dat mijn besef te boven gaat,
het zijn de liefdevolle armen,
het is zijn hart, dat openstaat.
Hij noodt de zondaar, Hij vergeeft
Die Hem het hart gebroken heeft.
Ds. W. van Weelden
Dit artikel is beantwoord door
Ds. W. van Weelden
- Geboortedatum:13-11-1956
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Oud-Alblas
- Status:Actief





