Dopen op grond van verbond
C.A. Hoekman | Geen reacties | 05-11-2024| 15:35
Vraag
In de Gereformeerde Gemeenten zegt men niet te dopen op grond van het geloof van de ouders, maar op grond van het verbond. Toch kan men zijn kind niet laten dopen alvorens eerst geloofsbelijdenis te hebben afgelegd. Is dit niet tegenstrijdig? In theorie zegt men dat het geloof van de ouders niet de grond is, maar in de praktijk -door de eis van geloofsbelijdenis- is dit toch wel het geval? Of zie ik dat verkeerd?
Antwoord
Beste vraagsteller,
Om maar met het laatste uit je vraag te beginnen: of zie ik dat verkeerd? Ja, ik denk dat je het verkeerd ziet. Ik stel nu jou dezelfde vraag: is de Heilige Doop een geloofsteken of verbondsteken? Wanneer de doop een geloofsteken zou zijn, zouden de ouders op grond van hun geloof de doopvragen moeten beantwoorden. Wanneer ze hun geloof zouden verliezen, is dan de doop nog steeds het teken en zegel van Gods verbond? Zou ons geloof geen wankele basis zijn? Wanneer de doop echter een verbondsteken is, mogen ze deze vragen beantwoorden vanwege de vastheid van Gods verbond en beloften. Al falen wij als ouders op allerlei manier in de opvoeding van onze kinderen, het blijft zo heerlijk waar: God zal Zijn waarheid nimmer krenken, maar eeuwig Zijn verbond gedenken.
Laten we eens teruggaan naar het Oude Testament. Wanneer God Zijn verbond opricht met Abraham (Genesis 15) zegt God tegen Abraham: “En Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u, en tussen uw nageslacht na u in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om voor u te zijn tot een God, en uw nageslacht na u” (Genesis 17:7). En dan geeft God een opdracht aan Abraham om dat verbond te houden, als een teken en een zegel. En wat is het teken en zegel van dat verbond? Dat de jongetjes van acht dagen oud besneden moesten worden, al de geslachten door (Genesis 17:12). En wie dat nalaat, moest uitgeroeid worden: hij heeft Mijn verbond verbroken (Genesis 17:14). De besnijdenis was dus geen geloofsteken, maar een verbondsteken. Door God Zelf ingesteld en gegeven.
“Omdat dan nu de doop in de plaats van de besnijdenis gekomen is, zo zal men de jonge kinderen, als erfgenamen van het rijk van God en van Zijn verbond, dopen”, zo zegt ons doopformulier. Lees Kolossenzen 2:11 en 12 waar Paulus aan de Kolossenzen onder andere schrijft dat ze in Christus besneden zijn, zijnde met Hem begraven in de doop. Lees ook artikel 34 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, waar ondubbelzinnig beleden wordt dat het sacrament van de doop in de plaats van de besnijdenis gekomen is en dat “men de kinderen behoort te dopen en met het merkteken van het verbond te verzegelen, gelijk de kinderen in Israël besneden werden, op dezelfde beloften, die onze kinderen gedaan zijn.” Ook de Heidelbergse catechismus is helder in vraag 74: Zal men ook de jonge kinderen dopen? En het antwoord: “Ja, want mitsdien zij, zowel als de volwassenen in het verbond van God en in zijn gemeente begrepen zijn, en dat hun door Christus' bloed de verlossing van de zonden en de Heilige Geest, Die het geloof werkt, niet minder dan den volwassenen toegezegd wordt, zo moeten zij ook door de Doop, als door het teken van het Verbond, van de Christelijke Kerk, ingelijfd en van de kinderen der ongelovigen onderscheiden worden, gelijk in het oude Verbond of Testament door de Besnijdenis geschied is , waarvoor in het nieuwe Verbond de Doop ingezet is.”
Ik denk dat het duidelijk is dat volgens de Bijbel en onze belijdenisgeschriften de Heilige Doop in de plaats van de besnijdenis is gekomen. De besnijdenis was een verbondsteken, dan is ook de doop een verbondsteken. Alle voorrechten en beloften voor de kinderen, die voortvloeiden uit de besnijdenis, gelden nu ook voor de kinderen, die het teken en zegel van de Heilige Doop ontvangen. Gode zij dank hangt de vastheid van Gods verbond en beloften niet aan het ja-woord van ouders, die hun kindje laten dopen. Maar is de vastheid van Gods verbond en beloften gegrond in God Zelf, in Gods hart. Gods hart, wat is opengegaan in de gave van Zijn Zoon, onze Heere Jezus Christus. Wie met al zijn zonden en zorgen door het geloof op de Heere Jezus ziet, mag ervaren de vergeving van al zijn/haar zonden en de vrede met God. En dat heeft God laten verzegelen in de Heilige Doop. Wat een belofte dat de kinderen, evenals de volwassenen, in het verbond van God zijn begrepen en dat ze door het bloed van Christus de verlossing van de zonden en de Heilige Geest, Die het geloof werkt, wordt toegezegd.
God zegt in de Heilige Doop tegen onze kinderen: je hoort bij Mij. Ik heb je afgezonderd van de wereld en daarom draag je Mijn verbondsteken en zegel en Ik beloof je, wanneer je met al je zonden tot Mij komt, Ik je niet zal uitwerpen (Johannes 6:37). Want ik gaf Mijn Zoon tot een verzoening van al de zonden. Om Jezus’ wil is er ook voor jou vrede en verzoening met God. Wat een machtige pleitgrond ligt er dan in de doop voor ons en onze kinderen. Geen pleitgrond in het geloof van de ouders of van wie dan ook, maar in de God van het verbond.
Zou een ouderpaar het ooit aandurven om op grond van hun geloof het ja-woord uit te spreken, bij de bediening van de Heilige Doop aan hun kindje? Wat denk je? Dan is er toch de verwondering dat de God van Zijn verbond Zijn handen uitstrekt naar hun kindje en het nu al voor Zijn rekening wil nemen? Zijn verbond en beloften wil toezeggen aan hun kindje (Handelingen 2:39)? Zo onverdiend, want als ouder weet je heel goed, wie kan een reine geven uit een onreine? O God, ons kindje is in zonden ontvangen en geboren en daarom kind van de toorn, zodat het in het rijk van God niet kan komen, tenzij het opnieuw geboren wordt. Dan vlucht je in je ja-woord tot de God van het verbond en belijd je: Heere Jezus, was en reinig ons kindje in Uw bloed. En deze ruimte van de vergeving van de zonden laat U zien, wanneer het water drupt op ons kindje en daarmee de vuilheid van de zonde wordt aangewezen, maar ook zo heerlijk heen wijst naar Uw bloed. Het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, reinigend en zonde vergevend bloed. Wat een vaste en heerlijke grond dat we met onze kinderen mogen vluchten tot de God van het verbond met de troostvolle wetenschap dat Jezus het Zelf heeft gezegd: Laat de kinderen tot Mij komen en verhindert hen niet, want voor dezulken is het Koninkrijk van God. En Hij omarmde hen, en terwijl Hij de handen op hen legde, zegende Hij hen (Mark. 10:14 en 16). Heere Jezus, ontferm U over ons en over onze kinderen en zegen ons, want ik geloof het met heel mijn hart, alleen bij U is vergeving. Kom dan in ons en onze kinderen, opdat wij allen Uw kinderen zullen zijn.
Dus niet de wankele grond van ons geloof heeft en geeft toekomst voor ons en onze kinderen, maar de vaste grond van Gods Verbond. God kan van Zijn verbond niet af. Bergen zullen wijken en heuvels wankelen, maar Mijn goedertierenheid zal van u niet wijken, en het verbond van Mijn vrede zal niet wankelen, zegt de HEERE, uw Ontfermer (Jesaja 54:10).
Hartelijke groet,
C. A. Hoekman
Dit artikel is beantwoord door
C.A. Hoekman
- Geboortedatum:23-09-1943
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Kapelle
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Dhr. Hoekman was ruim 40 jaar ouderling in de Ger. Gem.
Bekijk ook: