Ruim toelatingsbeleid Heilige Doop
Ds. G.A. van den Brink | Geen reacties | 29-08-2023| 12:15
Vraag
Beste dominee Van den Brink. U stelt in het antwoord op deze vraag 'Doop is (g)een pleitgrond' dat een terugkeer naar de gereformeerde doopleer beslist gevolgen zou hebben voor de dooppraktijk. Daarover heb ik een vraag, met het oog op de hervormde gemeenten. In onze kerken is het veelal de gewoonte om t.a.v. de doop een ruim toelatingsbeleid te voeren. Dat betekent dat ouders die (nog) niet tot geloofsbelijdenis kwamen of ondanks lidmaatschap niet deelnemen aan het Heilig Avondmaal -of ouders die met grote regelmaat nalaten (één van) beide kerkdiensten te bezoeken- tóch hun kindje ten doop mogen houden.
Aangevoerde argumenten voor een dergelijk beleid zijn dat de doop een verbondsverplichting is, dat de kinderen nu eenmaal binnen de gemeente geboren zijn en dat Gods genade voor de kinderen immers doorslaggevender is dan de zonden van ouders. Bovendien wordt er dan gewezen op de jarenlange traditie als volkskerk. En tenslotte krijg ik dan de verzuchting dat ik als ex-gergemmer nog niet echt hervormd wil denken... En toch, hoe begrijpelijk ik de redeneringen ook vind en hoe heftig het ook is om de doop een kind te onthouden, toch zou ik willen dat er wat meer gereformeerde spanning zou staan op het ten doop houden van kinderen. Het gaat toch om Gods heilige gemeente?
En nu mijn vragen: U bent ook gemeentepredikant geweest. Welke dooppraktijk hanteerde u en was dat dan dezelfde als de gereformeerde praktijk uit pakweg de 16e/17e eeuw? Mensen stellen mij vaak de vraag: jij bent toch ook gedoopt in de Gereformeerde Gemeenten terwijl je ouders slechts ‘gewoontechristenen’ waren. Is jouw doop dan onrechtmatig geweest? Dat is natuurlijk ingewikkeld.
Hoe moet je hierover denken als gedoopt kind van ongelovige ouders? De ‘volkskerkgedachte’ zorgt er ook voor dat doopleden die al jaren niet meer naar de kerk komen, toch niet uitgeschreven worden als lid, tenzij ze daar zelf actief om vragen. Hoe gereformeerd is dat? Ik meen van niet, maar wanneer in de kerkgeschiedenis is men daar anders over gaan denken?
De zorgverzekeringen van Care4Life
De zorgverzekeringen van Care4Life stellen de beschermwaardigheid van het leven voorop. Benieuwd hoe?
Antwoord
Beste vragensteller,
Veel dank voor deze vraag. Je vraag legt indringend bloot hoever de kerk (links en rechts) is afgeweken van wat er in de gereformeerde belijdenisgeschriften staat. De lijn van de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Heidelbergse catechismus is helder: de doop is wat een muur is voor een gebouw. Het schermt af naar buiten en schept de ruimte binnen. De doop onderscheidt degenen die van Christus zijn van degenen die niet van Hem zijn (Gal. 3:27). Als je tot de kerk behoort, word je gedoopt. Als je niet gedoopt bent, hoor je niet bij de kerk. Zo zegt de Nederlandse Geloofsbelijdenis het: door de doop worden wij in Gods Kerk toegelaten en ingelijfd (Nederlandse Geloofsbelijdenis artikel 34; zie ook Heidelbergse catechismus zondag 27 vraag 74).
Gaat het hier over de kerk (met kleine k) of over de Kerk (met hoofdletter K)? Dit gaat over de kerk zoals genoemd in Nederlandse Geloofsbelijdenis artikel 27: de kerk is de heilige vergadering van ware Christgelovigen. Dus het gaat niet slechts om een uitwendige, sociale groep mensen, maar vooral ook om de geestelijke gemeenschap van degenen die aan Christus toebehoren. De doop is allereerst het zegel van de vereniging met Christus, en niet allereerst de vereniging met andere mensen. Dus de doop laat de dopeling zowel toe tot de kerk (met kleine k) als tot de Kerk (met hoofdletter K). De doop verzegelt de gemeenschap met Christus en de gemeenschap der heiligen.
De doop mag daarom niet automatisch en ondoordacht worden bediend. Aan elke doop gaat een doopverzoek (Hand. 8:36) en een doopbesluit (Hand. 10:47) vooraf. Iemand wordt tot de doop toegelaten indien wij (dat is de gemeente, of namens deze: de kerkenraad) van oordeel zijn dat deze persoon mag worden toegelaten tot de K/kerk. Indien deze persoon mag worden beschouwd als lid van het lichaam van Christus. Wij kunnen dit oordeel vellen als de volwassene zijn geloof belijdt (Hand. 8:37) en de vrucht van de Geest vertoont (Hand. 10:47). Wij mogen ditzelfde oordeel vellen als het een kind van gelovige ouders betreft (Gen. 17:7; Markus 10:16; Hand. 2:39; 1 Kor. 7:14).
Deze eenvoudige en duidelijke structuur van doopverzoek en doopbesluit is helaas in grote delen van de kerk prijsgegeven. Sommigen gaan uit van de volkskerkgedachte en bedoelen daarmee dat een kind automatisch bij de kerk behoort, zodra de ouders papieren leden van de kerk zijn. Anderen dopen even automatisch, zonder doopverzoek of doopbesluit, omdat de kerk gedegradeerd is tot een groep van mensen die uitwendig de waarheid belijden. Jij komt het eerste tegen in hervormde kringen, het tweede vond jij in de Gereformeerde Gemeenten.
In beide situaties is er een devaluatie van de doop, omdat er een devaluatie is van de kerk. Zowel links als rechts worden er bewust, expliciet, willens en wetens, mensen als leden van de kerk beschouwd die geen enkel teken van geloof en bekering vertonen. Hier zit de cruciale misvatting. Als kerk mag je heel mild en ruim zijn in het toelatingsbeleid – áls er tenminste tekenen zijn van geloof en bekering (zie Dordtse leerregels III/IV.15). Maar ik vind het onbegrijpelijk en zeer onbijbels als expliciet-ongelovige en expliciet-onbekeerde mensen als lid van de kerk worden toegelaten. Als het gewoon geworden is dat je eerlijk onbekeerd volwaardig lid van de kerk kunt zijn. John Owen zegt: op die manier bouw je niet een kerk voor Christus maar een kapel voor de duivel. Hervormd denken is wat mij betreft: denken zoals de belijdenisgeschriften.
Maar wat nu (zo vraag je) als zulke onbekeerde en ongelovige ouders vragen om de doop van hun kind? De kerkenraad van de Laankerk (waar ik predikant was) had het volgende beleid. Het kind mocht worden gedoopt (zoals gezegd: liever te mild dan te streng) maar deze ouders mochten geen ja-woord geven. Zij geloven immers de belofte van Genesis 17:7 niet, indien zij deze belofte niet voor zichzelf geloven. Zij kunnen niet belijden dat hun kind in Christus geheiligd is, als zij niet gelovige ouders zijn (1 Kor. 7:14). Wij zouden hen brengen tot meineed als wij hen de doopvragen zouden laten beantwoorden. Dus dan kan het kind wel gedoopt worden, maar alleen als een doopgetuige het ja-woord geeft. Of (waar we op hoopten en om baden) als de ouders hun ongeloof opgaven en tot geloof kwamen!
Zo mag je ook terugzien op je eigen doop. Als jouw ouders als onbekeerde mensen jou hebben laten dopen, moet je vaststellen dat hun ja-woord onoprecht en zondig is geweest. Maar Gods doop was wel oprecht. Jij hoeft niet te twijfelen aan Gods betrouwbaarheid. Je mag jouw doop beschouwen als het teken en zegel van Godswege dat jij tot het lichaam van Christus behoort, en deelt in al Zijn weldaden.
Met hartelijke groet,
Ds. G. A. van den Brink
Lees ook een vervolgvraag: 'Uiterlijk en innerlijk van doop niet scheiden'
Dit artikel is beantwoord door
Ds. G.A. van den Brink
- Geboortedatum:05-01-1974
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Apeldoorn
- Status:Actief
Bijzonderheden:
-Vragen aan ds. Van den Brink kunnen tot nader bericht niet worden ingediend.
-Emeritus-predikant. Sinds september 2020 als wetenschappelijk medewerker verbonden aan de TUA.
-Bekijk ook: