Beloften voor onbekeerden
Ds. G.A. van den Brink | Geen reacties | 23-06-2022| 15:59
Vraag
Aan ds. G. A. Van den Brink. N.a.v. uw antwoord op het boekje van de GGiN... Wat zijn dan volgens u wél beloften voor onbekeerden? Ik kan me daar zo weinig bij voorstellen.
En u schrijft dat bij de Gereformeerde Gemeenten in Nederland én prediking en sacramenten voor de uitverkorenen zijn. Als ik het goed begrijp zijn het bij de Ger. Gem. dan alleen de sacramenten voor de uitverkorenen?
En de kinderdoop, waarom gaat u er vanuit dat die kinderen allemaal (begrijp ik u goed) uitverkorenen zijn? In Israël werden kinderen besneden maar niet allemaal zalig. Daar zijn voorbeelden van. Waarom bij de kinderdoop dan wel?
Antwoord
Beste vragensteller,
Dank voor je vragen. Ik onderscheid ze in drie deelvragen.
1. Zijn er beloften voor onbekeerden?
2. Waarin verschillen de GGiN en de GG?
3. Hoe verhouden zich kinderdoop en uitverkiezing?
1. Zijn er beloften voor onbekeerden? Ja, beslist. Ik geef enkele voorbeelden. Allereerst Ezechiël 11:19 “Ik zal hun één hart geven en een nieuwe geest in uw binnenste geven. Ik zal het hart van steen uit hun vlees wegdoen en hun een hart van vlees geven.” Evenzo Ezechiël 36:26: “Dan zal Ik u een nieuw hart geven en een nieuwe geest in uw binnenste geven. Ik zal het hart van steen uit uw lichaam wegnemen en u een hart van vlees geven.” Deze teksten bevatten de belofte van bekering en wedergeboorte, dus die zijn per definitie voor onbekeerden bestemd. Gelovigen, die reeds een vlezen hart ontvangen hebben, ontvangen deze belofte uiteraard niet. Evenmin kan de belofte van Ezechiël 18:21 worden beperkt tot bekeerden alleen: “Maar wanneer de goddeloze zich bekeert van al zijn zonden die hij gedaan heeft, […] zal hij zeker in leven blijven, hij zal niet sterven.”
Nog een voorbeeld: in Johannes 9 geeft Jezus de opdracht aan de blindgeborene om zich te gaan wassen in het badwater van Siloam: “Jezus zei tegen hem: Ga heen, was u in het badwater Siloam (wat vertaald wordt met: Uitgezonden). Hij dan ging weg en waste zich en kwam ziende terug.” Als we de blindheid van deze man zien als een beeld van geestelijke blindheid (dus als aan beeld van iemand die onbekeerd is), dan wordt het duidelijk: de man was blind, krijgt juist dán een opdracht en een belofte, vervolgens gelooft en gehoorzaamt hij, en zo wordt hij ziende.
Waar komt dan de gedachte vandaan dat er geen beloften voor onbekeerden zijn? Er is een zinnetje in de Redelijke Godsdienst van Brakel (1.42.55) waarin deze stelt dat er voor onbekeerden geen beloften zijn. Maar hij zegt er iets belangrijks bij: “Zij zullen niet komen.” Hij spreekt blijkbaar over mensen die onbekeerd zijn en weigeren te geloven, die weigeren tot Gods beloften te komen. Er zijn inderdaad geen beloften voor onbekeerden zolang zij onbekeerd (willen) blijven. En dit is ook volstrekt helder; het avondmaalsformulier spreekt indringend over de verdoemenis en het oordeel over mensen “zolang zij in zulke zonden blijven.”
Dit alles over teksten en citaten. Maar nu de vraag: waarom is dit belangrijk? Waarom vind ik dat de GGiN er zo radicaal naast zit op dit punt? Volgens de GGiN zijn Gods beloften alleen voor bekeerde zondaren. Ik mag dus pas de vrijmoedigheid om te geloven hebben, als ik weet dat ik bekeerd ben. Welnu, dit is beslist onwaar. Het is pastoraal gezien rampzalig en theologisch een ernstige dwaling. Pastoraal gezien worden mensen verplicht eerst te onderzoeken of ze bekeerd zijn- en welke zondaar zou dat zomaar van zichzelf durven zeggen? Bovendien is het een ernstige dwaling. Dan kom ik tot God, niet als een verloren zondaar maar als een bekeerde zondaar.
Hugo Binning schrijft daarover in zijn verklaring van Romeinen 8: “Als mensen op een bepaalde voorbereiding letten en daaruit moed putten en er hun vrijmoedigheid op baseren om in Christus te geloven, dan geven zij Hem feitelijk een prijs voor het water en de wijn die Hij gratis geeft. Dan vermengen zij Christus en de wet. Wat nu als mensen op zoek gaan naar voorbereidingen en besluiten om geen aandacht te geven aan de belofte van het Evangelie? Wat nu als zij pas naar de belofte gaan als zij die voorbereiding hebben aangetroffen en daar tevreden over zijn? Dan richten zij hun eigengerechtigheid op en zij kennen de gerechtigheid van Christus niet. Het is een belachelijke en dwaze gedachte van veel christenen die tegenwerpingen maken tegen het geloof. Zij zeggen: “Als ik maar zus of zo was; als ik God maar lief had; als ik maar de vruchten van de Geest bezat, dan zou ik mogen geloven!” Ik zeg echter: als u vrijmoedig bent op grond van die voorbereiding en zo tot Christus komt, dan komt u niet werkelijk tot Hem, maar u laat des te meer uw eigengerechtigheid zien. Het is onredelijk op zoek te gaan naar vruchten voordat de boom is geplant en om de boom te planten zolang je nog geen vruchten ziet. De zondaar moet recht naar Christus gaan. Inderdaad, hij moet zichzelf onderzoeken - maar niet om te zien of hij een verootmoedigd zondaar is, zodat hij grond zou hebben om te geloven. Hij moet integendeel zien dat hij een verloren zondaar is zonder genade, zodat hij des te meer beseft dat hij Christus nodig heeft.”
Dit indringende oordeel van Binning is een spiegel voor allen in de GGiN. Wie zegt dat de belofte van Gods genade slechts voor bekeerde zondaars is, wijst de mensen niet naar Christus maar laat hen steunen op hun eigengerechtigheid.
2. Waarin verschillen de GGiN en de GG? De GGiN is consequenter en uitgesprokener dan de GG. Verder zijn er in de visie op verbond en doop weinig verschillen. Het boekje “Verbond en doop” van de GGiN wordt uitgegeven door gebroeders Koster in Barneveld, terwijl één van de gebroeders ouderling is in de GG. Blijkbaar kan hij instemmen met dit boekje, anders zou hij het niet uitgeven. De lijnen die in “Verbond en doop” te vinden zijn, kun je grotendeels ook zo aantreffen in de geschriften van ds. G. H. Kersten.
3. Hoe verhouden zich kinderdoop en uitverkiezing? Met regelmaat krijg ik het verwijt dat ik de veronderstelde wedergeboorte zou leren. Dat doe ik niet. Evenmin beschouw ik alle mensen die als kind gedoopt zijn, als uitverkoren. Ik start niet bij de praktijk om daar vervolgens een theologische duiding aan te geven, maar ik benadruk dat ouders, kerkenraden en predikanten eerst de vraag moeten stellen voor wie de doop is bedoeld, voordat er wordt gedoopt. Als gemeentepredikant stelde ik daarom de vraag aan de doopouders waarom zij hun kind wilden laten dopen: niet de kerkenraad vraagt aan de doopouders of zij hun kind zouden willen laten dopen, maar de doopouders vragen aan de kerkenraad of hun kind zou kunnen worden gedoopt.
De doop is het sacrament van de inlijving in Christus (1 Korinthe 12:13), van het bloed en de Geest van Christus (Heidelbergse Catechismus zondag 26 vraag en antwoord 69-70), van de vergeving der zonden (Handelingen 2:38). Je moet dus minstens bepaalde redenen hebben om in liefde te kunnen oordelen dat de dopeling bij Christus behoort of zal gaan behoren. Als je die redenen niet hebt, mag je niet dopen.
Het verwijt dat ik te ruim zou zijn in mijn doopvisie, is dus niet terecht. Integendeel, veel predikanten, ouders en kerkenraden zijn veel te ruim in hun dooppraktijk. Zij dopen wel, maar zonder doopvisie. Zij onderschrijven de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Heidelbergse Catechismus, maar loochenen wat daar staat. Zij bouwen met hun dooppraktijk geen gemeente van Christus maar een kapel voor de satan (ik leen deze woorden van John Owen).
Ik besef dat nogal wat predikanten in de gereformeerde gezindte mijn doopvisie niet delen. Maar ik ben God dankbaar dat ik door grondig onderzoek van de Schrift en van de oude schrijvers, een heldere consistente visie op verbond en doop heb gekregen. Wie een helderder visie heeft dan die van Boston of Brakel of Witsius of Voetius, mag zich bij mij melden en dan geef ik mijn huidige overtuiging graag op. Maar ik vermoed dat niemand zich zal melden. De vele vragen die er hier op Refoweb over worden gesteld, laten zien dat veruit de meeste mensen in de gereformeerde gezindte in verwarring zijn over doop en verbond. Liever dus krijg ik onheuse kritiek dan dat ik een heldere bijbelse visie zou moeten inleveren voor een warrige en krachteloze verbondsvisie waarin Christus ontbreekt.
Met hartelijke groet,
Ds. G. A. van den Brink
Lees ook de vervolgvraag: 'Wedergeboorte geen wonder'
Dit artikel is beantwoord door
Ds. G.A. van den Brink
- Geboortedatum:05-01-1974
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Apeldoorn
- Status:Actief
Bijzonderheden:
-Vragen aan ds. Van den Brink kunnen tot nader bericht niet worden ingediend.
-Emeritus-predikant. Sinds september 2020 als wetenschappelijk medewerker verbonden aan de TUA.
-Bekijk ook: