Met het hart en niet alleen met verstand
C.A. Hoekman | 3 reacties | 09-02-2021| 14:54
Vraag
Aan iemand van Gereformeerde Gemeenten. We leven in een bange tijd, de oordelen komen over ons land en ik denk oprecht dat we in het laatste der dagen leven en dat de wederkomst voor de deur staat. En wat zal het dan zijn als we voor God verschijnen moeten zonder deelachtig te zijn aan het bloed van Christus. Daarom moet ik bekeerd worden, en zo voel ik dat ook enigszins, maar dan met verstand. In mijn omgeving en op internet hoor en lees ik: “Stort je hart uit voor Hem, belijdt je zonden.” Maar hoe moet ik dit doen als het hart niet meewerkt? Mijn verstand wil wel en niet, maar ik krijg mijn hart ook niet mee, zo diep zit dat geworteld in de zonden. Van mezelf kom ik er nooit uit.
En dan staat er in de Bijbel, “die Mij vroeg zoeken zullen Mij vinden”. En nou ben ik nog jong, maar dat zoeken is zo moeilijk. Ik kan de rijke jongeling best begrijpen. Het zoeken en het laten van de zonde is onmogelijk en toch moet ik nu bekeerd worden, want nu leef ik en nu ben ik nog in de genadetijd. Nu ben ik nog jong, maar ik ben bang dat het voor mij ook weleens kon worden: “hoe ouder, hoe kouder”, en dan zal het wat zijn bij de wederkomst. Weet u misschien hoe ik met mijn hart (niet alleen verstand) God kan vragen om genade en vergeving van zonden?
Een 18-jarige.
Antwoord
Beste jongere,
Ik wil heel hoog beginnen, waar wij niet bij kunnen, te hoog, te verheven, te heilig. Wat we ook niet begrijpen, oneindig boven ons verstand. Kun jij tot God opklimmen? Onmogelijk om, als zondig mensje, te wonen bij een verterend vuur en een eeuwige gloed (Deut. 4:24; Jes. 33:14; Hebr. 12 :29). En toch is er een plaats bij God voor zondaren. Hoe we dat weten? Omdat God Zelf de weg heeft gebaand vanuit Zijn liefdehart naar het zondaarshart. We slaan samen de Bijbel open, Gods brief aan ons, en we lezen wie God kan, wil en zal zijn voor zondaren.
We staan tussen het volk van Israël, onder aan de berg Sinaï (Ex. 32). We zijn één met het volk. Mozes is bij God op de berg, ten nutte van het volk. Maar naar de zin van het volk duurt het allemaal veel te lang. Waar blijft die Mozes toch? We wachten niet langer, we gaan zelf wel iets regelen. Ze maken onder leiding van Aäron een afgod en ze gaan feest vieren. Ze breken hier letterlijk het verbond. Kinderen van het verbond verbreken het verbond met hun God en HEERE (Ex. 24:7). En wij staan erbij. Jij en ik. We kennen het vervolg. Mozes wordt woedend, gooit de stenen tafelen kapot en 3000 man wordt er gedood.
Mozes doet echter meer. Hij pleit bij God voor het volk (Exodus 32: 31-34). Daarop zegt de HEERE dat Hij een engel als begeleider zal geven. Mozes kan echter niet zonder de HEERE, en hij weet maar al te goed dat het volk ook niet zonder de HEERE verder kan (Ex. 33: 14-16). En dan volgt de heerlijke geschiedenis van Gods Zelfopenbaring aan Mozes. Mozes mag iets zien van de HEERE. Niet Mozes, maar de HEERE, de Verbondsgod, roept dan van Zichzelf uit: “HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid. Die de weldadigheid bewaart aan vele duizenden, Die de ongerechtigheid, en overtreding, en zonde vergeeft; Die de schuldige geenszins onschuldig houdt, bezoekende de ongerechtigheid der vaderen aan de kinderen, en aan de kindskinderen, in het derde en vierde lid”(Ex. 34: 6-7). Na al hun zonden en afgoderij, vernieuwt God het verbond en gaat mee met Mozes en Zijn volk.
Wij, jij en ik, klimmen niet tot God op, maar Hij daalt af naar ons, toen en nu. Onbegrijpelijk! Hoe komt Hij tot ons en in Wie? We lezen samen Joh. 3:16: ”Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.”
Het gesprek van Jezus met Nicodémus vindt een hoogtepunt in vers 16. Nicodemus, de geleerde en werkheilige Farizeeër, is geraakt door de wonderen van de Heere Jezus en gaat naar Jezus, in de nacht, om onderwijs te ontvangen. Nicodémus begrijpt het niet meer. Ik geloof dat U een Leraar van God bent, maar alles wat U doet staat zo haaks op mijn gedachten. Ik kom er niet uit.
Tellen werken en een vroom leven dan niet mee? De Heere Jezus breekt al die gedachten van Nicodémus in één keer af. Nicodémus, stop hiermee, je begint bij jezelf, maar het begin is uit God. Je moet wederom, opnieuw geboren worden, anders zul je het Koninkrijk van God nooit kunnen zien. Al jouw werken tellen niet. Je vrome vlees blijft vlees, Nicodémus. De Geest is nodig, uit de Geest geboren worden. Moet ik dan opnieuw in de buik van mijn moeder gaan? Nicodémus, de Heilige Geest doet het. Hij blaast waarheen Hij wil voor ons, heeft onze bevelen niet nodig en is ook niet aan ons onderworpen. Zonder dat je weet waar de Geest vandaan komt en waar Hij naar toe gaat, toch laat Hij zijn liefelijke invloed merken. De Geest blaast ook al onze dwaze gedachten over zalig worden weg. Nicodémus, bent u een leraar van Israel en weet u deze dingen niet?
Even terzijde. Vul je naam maar in voor Nicodémus.
Zullen we samen verder luisteren naar Jezus? Naar Zijn machtige Zelfopenbaring. Jezus zegt het: Wij spreken, wat Wij weten en getuigen wat Wij gezien hebben. Nicodémus, luister goed, je zag Mijn wonderen en je hoorde Mijn woorden en je geloofde ze niet. Hoe zul je dan geloven wanneer ik je de hemelse dingen ga zeggen? Welke dingen? Dat Ik, de Zoon des mensen, uit de hemel ben neergedaald om Heiland te zijn. Ik kom uit het hart van Mijn Vader naar deze verloren wereld. Waar vrome zondaren en goddeloze zondaren zijn, die Ik ga redden en zalig maken (Mattheüs 1: 21). Jezus, Zaligmaker, Hij alleen en Hij helemaal.
Hoe? En we luisteren samen weer heel goed. Zie je al die dodelijk gebeten Israëlieten in de woestijn liggen, wachtend op hun dood, onherroepelijk (Num. 21). Ze morren tegen God en Mozes. Allerlei opstandige waaromvragen gericht aan Mozes, maar eigenlijk aan hun Verbondsgod. Ik herken er wel iets van in mijn leven.
De straf komt: God zendt vurige slangen die dodelijk gif in je lichaam spuiten. Sterven! Ik kan niet sterven, want ik ben zondaar voor God. Een noodkreet: wij hebben gezondigd, jij en ik. Verder komen ze niet meer, geen tijd om al je zonden op te sommen. Geen tijd om te gaan redeneren: mijn verstand wil wel en niet, maar ik krijg mijn hart niet mee, zo diep zit dat geworteld in de zonden, van mezelf kom ik er nooit uit. Dat klopt, jij komt er nooit uit, echt nooit.
Maar luister opnieuw: Jezus komt erin, bij ons. Mozes maak maar een vurige slang en zet hem op een staak. En Mozes, luister eens, ieder die gebeten is en naar die opgerichte slang kijkt, zal in leven blijven. Heerlijk evangelie voor zondaren, zoals jij en ik. Mozes vertel het maar tegen al die dodelijk gebeten mensen. En die keek bleef in leven, pure genade. En die niet keek?
Nicodémus, begrijp je het? Ik moet verhoogd worden, als die slang. Je zaligheid ontspringt niet in jouw goede bedoelingen, in jouw goede werken of gedachten. De zaligheid ligt buiten jou in mijn verhoging aan het kruis van Golgotha. Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Niet verloren gaan, maar leven alleen door Hem. Niet jouw tranen, maar Zijn tranen. Hij staat wenend voor je, kom! Niet jouw offers, maar Zijn offer. Verkoop alles wat je hebt, en volg Mij! Kom tot Mij, die vermoeid en belast bent, en Ik zal je rust geven.
Hoog beginnen. In Gods hart ligt het begin. Weet je het nog? HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid. Gods Zelfopenbaring. En in zondaarsharten gaat het zingen, wanneer we zien op het Lam, onze Heere Jezus Christus, Die in deze wereld kwam om het verlorene te zoeken.
Zeg het maar: Heere Jezus, U zegt het Zelf, dat U het verlorene zoekt. Ik ben zo’n verlorene, dodelijk gebeten, ik krijg mijn hart nooit mee. Maar ik weet en geloof het met heel mijn hart: U kunt en U wilt het, want U zegt het, die tot Mij komt zal Ik geenszins, beslist niet, uitwerpen. Kom dan, Heilige Geest, brengt U me bij het Lam, bij het kruis. Ik laat U niet gaan, totdat U mij zegent.
We leven in een bange tijd. Zeker waar. Maar deze Jezus heeft alle macht in hemel en op aarde. Niets gebeurt er zonder Gods heilige wil, alles ligt vast in Zijn handen. Hij heeft alles onder controle. En in deze stervende wereld roept Jezus het ons toe: “En die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des levens om niet”(Openb. 22: 17 b). Hoor je Zijn stem? Ik sta aan jouw deur en Ik klop!
Maar toen mij God Geest aan mij zelf had ontdekt,
toen werd in mijn ziele de vreze gewekt.
Toen voeld’ ik wat eisen Gods heiligheid deed.
Daar werd al mijn deugd een wegwerpelijk kleed.
Toen vlucht’ ik tot Jezus. Hij heeft mij gered!
Hij heeft mij verlost van het vonnis der wet!
Mijn heil en mijn vreugd’ en mijn leven werd Hij.
Ik boog m’, en geloofd’, en mijn God sprak mij vrij!
Hartelijke groet,
C. A. Hoekman, Kapelle
Deze vraag werd ook besproken in het programma 'Pastorie online':
Dit artikel is beantwoord door
C.A. Hoekman
- Geboortedatum:23-09-1943
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Kapelle
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Dhr. Hoekman was ruim 40 jaar ouderling in de Ger. Gem.
Bekijk ook:
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Besef hoe erg het is als je God je hart onthoudt. Laat dit goed tot je door dringen voordat je gaat bidden. Soms ervaar je dat je hart dan gewillig wordt. En wordt je hart daardoor niet gewillig, bid dan maar met je verstand.
Is je motief zuiver? Waarom wil je graag met je hart bidden? Omdat Hij daar recht op heeft? Of is het omdat je denkt, dan zal God mij wel verhoren? Dan maak je van je gewilligheid de grond van verhoring, maar dit kan het nooit zijn. Jezus Christus en Zijn Offer is de enige grond waarom God ons gebed kan verhoren.
Dank God dat je met je verstand al beseft dat je je bekeren moet. John Flavel schrijft in zijn boek 'Christus aan de deur van het hart', dat Christus dan als het ware al door de voordeur is en staat voor de deur van je hart (de wil) om binnen gelaten te worden. Heerlijke gedachte dat Jezus al zo dichtbij is. Dit moet je hart toch raken, zodat het opent? Laat Hem niet onnodig lang kloppen.
Je kunt zo tobben, let erop dat de Heere jou heeft laten opgroeien met de Bijbel, daarin staan welgemeende oproepen om tot Hem te komen.
In de Bijbel staat : Hebreeën 2
3 Hoe zullen wij ontvlieden, indien wij op zo grote zaligheid geen acht nemen? dewelke, begonnen zijnde verkondigd te worden door den Heere, aan ons bevestigd is geworden van degenen, die Hem gehoord hebben;
Hier kun je niet omheen.
Leg dit voor de Heere neer.
Als je hart niet meewerkt? Vertel het Hem, Hij weet dit immers allang.
Vertel dat je de rijke jongeling best snapt, dat je bang bent voor de eeuwigheid, dat je onwillig en onbekeerlijk bent en vraag of Hij je wil wilt ombuigen of Hij je wilt vernieuwen, door Zijn lieve Heilige Geest.
Bidt voor je in de Bijbel gaat lezen, bidt erna opnieuw, lees het opnieuw.
Kies een Bijbelboek uit, bijvoorbeeld een van de brieven en ga na wat het betekent, neem er de kanttekeningen of Bijbel met uitleg bij. Neem kleine stukjes overdenk ze...
In Zijn Woord en door de prediking is Hij te vinden.
Wij zullen aan je denken in onze gebeden.