Psalmen, de apotheek voor de ziel
Ouderling Ger. Gem. in Ned. | Geen reacties | 18-11-2019| 10:20
Vraag
Naar aanleiding van het lezen en onderzoeken van de Psalmen, kwam bij mij de volgende vraag boven. Ik las onder andere de Psalmen 10, 11, 12, 13 en daarbij gaat het vaak over vijanden. In de oorspronkelijke context gaat het dan veelal om David die zich bedreigd voelt door de vele vijanden die hij had, zoals bijvoorbeeld koning Saul, zijn zoon Absalom en diens aanhangers, enzovoorts. Dan zijn het dus heel concreet vijanden die hem naar het leven staan.
In het persoonlijk onderzoeken van deze Psalmen vroeg ik me af: hoe moeten we dat dan nu zien? Ik heb, gelukkig, geen persoonlijke vijanden. En al helemaal niet mensen die me naar het leven staan. Ook in ons Nederland mogen we nog in vrijheid naar de kerk gaan. Toch lijkt het me dat ook deze Psalmen wel een persoonlijke boodschap hebben. Mogen we daarbij ook zien op die grote vijand, de duivel? En op ‘vijanden’ als zonde, wereld en eigen vlees?
De zorgverzekeringen van Care4Life
Waarom overstappen naar de Care4Life zorgverzekering? Lees hier over onze principiële uitsluitingen.
U bent al verzekerd vanaf € 149,10 per maand.
Antwoord
Beste vraagsteller,
Wat mooi dat je de psalmen onderzoekt. Het psalmenboek wordt terecht ‘de apotheek voor de ziel’ genoemd. Het is goed om bij dit onderzoek ook de wat minder bekende psalmen te betrekken, zoals je dat ook doet.
In de door jou genoemde psalmen wordt inderdaad veel over vijanden gesproken. Dit waren letterlijke vijanden van de psalmdichter, die hem naar het leven stonden of bespotten. Het kan geen kwaad om te onderstrepen dat het van groot belang is je allereerst de vraag te stellen: wat betekende dit voor de dichter en zijn doelgroep in die tijd? In onze op zichzelf gerichte cultuur -waarmee ook de kerkmens besmet is- gaan we vaak direct over naar de vraag: wat heeft het mij te zeggen? Maar zonder de betekenis voor de oorspronkelijke lezer te doorgronden, kunnen we er ook niet de juiste lessen voor onszelf uit halen. Wanneer we vervolgens aan de toepassing voor onze tijd toekomen, is het van belang niet alleen op jezelf gericht te zijn, maar ook op je medemensen. De wereld is groter dan onze persoonlijke leefwereld. Heeft Jezus het de gelovigen in het “Onze Vader” niet geleerd om over “onze” te spreken, in plaats van “mijn”?
In de genoemde psalmen geeft David een voorbeeld aan zijn tijdgenoten – een voorbeeld van afhankelijkheid, vertrouwen, volharding en overgave aan de Heere. Hij neemt niet het heft in eigen hand, maar geeft het over aan Hem Die rechtvaardig oordeelt. David belijdt dat de Heere overal boven staat.
Soms komen de belijdenissen van Oudtestamentische dichters op ons heel hard en gewelddadig over. Neem bijvoorbeeld Psalm 139, de psalm die zo teer lijkt te beginnen, maar ook gewelddadig lijkt te eindigen in vers 21-22: “Zou ik niet haten, HEERE! die U haten en verdriet hebben in degenen, die tegen U opstaan? Ik haat hen met volkomen haat, tot vijanden zijn zij mij.” Dat lijkt heel hard. Maar wat de dichter van deze psalm eigenlijk zegt is: “Heere, zie eens wat de vijanden ons allemaal aandoen. We zouden nu ook geweld kunnen gaan gebruiken, en hard en gewelddadig terugvechten. Maar dat doen we niet, we leggen het in Uw handen. We hebben een afkeer van alle geweld dat ons wordt aangedaan. We geven het over aan U, wilt U het voor ons opnemen? Ik haat al de dingen die zij doen! Ik haat alles wat U ook haat. Ik heb U lief, daarom haat ik het kwade dat die mensen doen!”
De psalmdichters zeggen hetzelfde over geweld en de zonde als wat de Heere erover zegt. God haat de zonde en het kwaad. En deze God stond in een nauwe betrekking met het volk Israël. In deze psalmen klinkt door: “Heere! U en ik, wij denken hetzelfde over de zonde!”
We mogen daarbij niet vergeten dat de psalmdichters in een cultuur leefden waarin het heel ‘normaal’ was dat vervloekingen en zegeningen werden uitgesproken. Ook wisten zij nog niet zoveel over God en Jezus als wij. In het Nieuwe Testament heeft God Zich in de Heere Jezus ten volle bekend gemaakt. In het Oude Testament had men minder zicht op het komende eindoordeel van Christus, maar leefde men meer bij het directe ingrijpen van God. Wij leven in een andere periode, een andere fase van de wereld- en heilsgeschiedenis. Wij kennen de woorden van Jezus: “Hebt uw vijanden lief.” Hij zegt tegen de discipelen, ja tegen al de Zijnen: Vroeger waren bepaalde dingen anders, maar nu heb Ik jullie verteld hoe het zit. Het oordeel komt Mij toe, niet jullie. En de beste manier om je vijanden te verslaan is... ze liefhebben! En ondertussen mag je erop vertrouwen dat Ik jullie bescherm, en niets laat overkomen zonder Mijn wil. Je hoeft de vijand niet te overwinnen, want hij ís al overwonnen – door Mij. En... zie eens op jezelf? Jullie waren van nature toch ook vijanden van Mij? Ik ben naar deze wereld te komen om zulke vijanden als jullie tot vrienden, tot Mijn kinderen te maken. Ik heb jullie toch het goede voorbeeld gegeven? Dit hebben jullie mogen zien. En nu wil ook dat je op Mij gaat lijken, door net zo te doen als Ik deed: vijanden liefhebben.
Zaken die in het Oude Testament in letterlijke zin beleefd werden, hebben in het Nieuwe Testament dus een meer geestelijk karakter gekregen. Inderdaad kunnen we stellen dat de gehele Bijbel ons ook nu wat te zeggen heeft. Nadat we helder hebben wat de boodschap tóen had te zeggen, mogen we onszelf de vraag stellen: Wat wil de Heere mij hiermee leren? We mogen dergelijke teksten over ‘vijanden’ dan ook toepassen op de geestelijke vijanden, zoals de Heidelberger Catechismus het uitdrukt in zondag 52: “Dewijl wij van onszelf alzo zwak zijn, dat wij niet een ogenblik zouden kunnen bestaan, en daartoe onze doodsvijanden –de duivel , de wereld, en ons eigen vlees- niet ophouden ons aan te vechten, zo wil ons toch staande houden en sterken door de kracht uws Heiligen Geestes, opdat wij in dezen geestelijken strijd niet onderliggen, maar altijd sterken wederstand doen, totdat wij eindelijk ten enenmale de overhand behouden.”
Wat zijn we van nature dwaze mensen, die niet tegen de zonde, de duivel en ons eigen vlees strijden, maar tegen de Heere. Vijanden moeten met God worden verzoend. En wat een wonder: vijanden kúnnen, ja zúllen met God worden verzoend door de dood van Zijn Zoon! Ik hoop van harte dat de woorden van Jezus de praktijk voor je mogen zijn: “Strijdt om in te gaan.” Want op deze strijdt volgt -door Zijn genade- ook de overwinning. Strijdt dan de goede strijd van het geloof, in Zijn kracht. Zijn kracht wordt in zwakheid volbracht. Bidt voor degenen die wél in letterlijke zin vervolgd worden en dank de Heere dat wij dit nog in vrijheid mogen doen. Wat reiken de Psalmen ons hiervoor veel bid- en dankstof aan!
Dit artikel is beantwoord door
Ouderling Ger. Gem. in Ned.
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten in Nederland
- Status:Inactief