Antropomorfisme
Ds. H. D. Rietveld | Geen reacties | 16-04-2018| 08:02
Vraag
N.a.v. de bijbelstudie kwam de volgende vraag naar boven: kun je de menswording van Christus zien als een antropomorfisme? Zeker na zijn opstanding. In het OT staan een aantal verzen dat God neerdaalt in een mensengedaante (Genesis 11:5; 11:7; 18:21; Exodus 3:8; 19:11; 19:18; 34:5; Num. 11:17; 12:5). Er zijn nog ca. acht plaatsen in het OT te noemen.
Antwoord
We lezen inderdaad in het OT diverse verschijningen van God, resp. de engel des HEEREN en die kunnen als “voorafbeeldingen” van de latere komst van Christus worden beschouwd. De door de vraagsteller genoemde teksten vermelden m.i. geen verschijningen van God in menselijke gedaante aan. Daarvoor zouden eerder Gen. 18:1vv. of Joz. 5:13v. genoemd kunnen worden. Het is inderdaad opvallend dat God Zich in menselijke gedaante bekend maakte. Dat heeft alles te maken met Zijn oorspronkelijke voornemen in Gen. 1:23: “Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld en naar Onze gelijkenis.” Ook na de zondeval bleef Hij vasthouden aan Zijn ontwerp van mensen van vlees en bloed, die Hij bleef benaderen op aangepaste wijze. Ten laatste dus in Christus.
Het woord antropomorfisme betekent mensvormig spreken over God, Zijn eigenschappen en daden. Het gaat in wezen om Gods aanpassing aan ons menselijk bevattingsvermogen. Wij zijn, zoals aangeduid, als mensen “naar Zijn beeld zijn geschapen”, d.w.z. in betrekking tot God. Het betekent in het Hebreeuws niet per se een uitbeelding/afbeelding van Zijn wezen.
De vraag is wel eens opgeworpen of Gods Zoon ook mens zou zijn geworden wanneer er geen zondeval zou zijn geweest. Maar het is pure speculatie om daarover te gaan filosoferen. Feit is (helaas) dat de mens in Adam is gevallen en in de tweede Adam weer wordt hersteld naar het beeld Gods, in ware rechtvaardigheid en heiligheid (Ef. 4:24); Kol. 3:10. We kunnen achteraf dus zeggen dat wedergeboren Adamskinderen in Christus de oorspronkelijke heerlijkheid (zullen) ontvangen die God hen in het paradijs al bedoelde te geven.
De mens staat volgens Hebr. 1:14 en 2:16 in een hogere positie dan de engelen. Heel Hebr. 2 laat ons Christus zien als de volmaakte Adam zoals God die bedoeld heeft. Terwijl Christus tegelijk ook de volmaakte Zoon van God was/is, zoals Hebr. 1 aantoont. En die, zoals Filip. 2:6 en 8 zegt, in de gestalte van God was maar in de gedaante van een mens Zichzelf vernederd heeft.
De Catechismus zegt terecht in Zondag 18 dat Christus behalve als God ook als mens in de hemel is (“ons vlees in de hemel als een zeker pand”). Zo zullen ook alle gelovigen met een opstandingslichaam hun mens-zijn in eeuwigheid mogen voortzetten, zoals dat in het paradijs de bedoeling was. Terecht zingt Psalm 8: die broze mens, hoe klimt hij tot die waarde, dat Gij aan hem in zoveel gunst gedenkt en ’s mensen zoon Uw teerste liefde (en grootse toekomst) schenkt.
Ds. H. D. Rietveld
Dit artikel is beantwoord door
Ds. H. D. Rietveld
- Geboortedatum:06-11-1947
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Nijkerk
- Status:Actief
Bijzonderheden:
emeritus