Uitverkiezing en niet-gelovigen
Ds. H. D. Rietveld | Geen reacties | 11-10-2017| 16:00
Vraag
Sinds enige tijd probeer ik me te verdiepen in de gereformeerde traditie, haar geschiedenis en dogmatiek en in de bevindelijke traditie. In dat kader ben ik bezig de Dordtse Leerregels te lezen. Opgevoed binnen de katholieke traditie zijn er veel dingen die mij niet duidelijk zijn. Zo vroeg ik mij met betrekking tot de uitverkiezing af hoe het zit met mensen die niet gelovig zijn, maar een leven leiden waar veel ‘gelovigen’ een voorbeeld aan zouden kunnen nemen, qua fijngevoeligheid, zorg voor de schepping en voor de medemens en in liefdevolle voorkomendheid. Zijn deze mensen nu, volgens de Dordtse Leerregels ‘verworpen’? Dat zou ik niet kunnen rijmen met de rechtvaardigheid van God. Zou u dit op een eenvoudige manier kunnen uitleggen?
Antwoord
Dit is een vraag die bij ieder denkend mens zal opkomen. Ik zal proberen zo kort mogelijk te antwoorden.
Een paar dingen die vooraf te bedenken zijn:
1. God is groot, goed en rechtvaardig. Hij is de liefde in eigen persoon. Hij is niet grillig of onberekenbaar zoals de goden zoals de oude Grieken of andere heidenvolken zich dachten. Hij heeft geen lust in de dood van een zondaar (Ez. 33:11). Alleen de duivel inspireert mensen om kwaad van God te denken of Hem te beschuldigen van onrechtvaardigheid.
2. We zijn mensen met een beperkt verstand en inzicht. God heeft ons bekend gemaakt dat de normale relatie van Schepper en schepsel zoals die in het paradijs bestond is verbroken (Gen. 3, Rom. 5:12 e.v.). Daardoor hebben wij ook geen onbevangen en helder inzicht meer in Gods wezen en handelen. Bijv. wat de schepping van de kosmos/aarde betreft of Zijn besturen van de wereldgeschiedenis. En zeker ook wat de verkiezing aangaat. De verhouding tussen Gods verkiezing en onze eigen verantwoordelijkheid is voor ons nooit helemaal te doorgronden.
3. Er bestaat geen “verkiezingssysteem” waarover wij mensen ons kunnen buigen om het te doorgronden of te corrigeren. Dit zijn dingen die we bij de levende God moeten laten, die naar Zijn raadsplan handelt (Hand. 2:23; 4: 28; Ef. 1:11).
4. In de Bijbel wordt over de bestemming van niet-gelovigen gesproken als waarschuwing. Denk aan wat Jezus Zelf daarover heeft gezegd (o.a. in Matt. 7:13, 14; 13:40-43 en 25:34-41). Daarom hebben we die teksten ook een plaats te geven.
Toch wordt in de Bijbel nooit over de verkiezing (en verwerping) als een probleem gesproken, maar als een troost. Paulus kan zich verheugen over de verkiezing van de christelijke gemeente (Ef.1:3-14), terwijl Petrus de gemeente oproept om hun roeping en verkiezing vast te maken (2 Petr.1:10). Problematisch wordt het pas wanneer wij met ons verstand alles willen doorgronden en het in onze theologie een plaats willen geven.
Hoewel er in de loop van de kerkgeschiedenis ook de mening was (en is) dat alles uiteindelijk goed zal komen met alle mensen (alverzoening), kunnen we daar, hoe begrijpelijk en wenselijk ook, niet in mee gaan omdat de Bijbel er geen grond voor geeft. De reformatoren grepen daarbij al terug op kerkvaders als Augustinus, de eerste theoloog die grondig over Gods verkiezen heeft nagedacht. Hij sprak naast de uitverkorenen over een massa perditionis (van het verderf), al weten we niet hoeveel dat er zijn.
In de 16e eeuw kwam het in ons land tot een theologentwist over de verhouding verkiezing-verantwoordelijkheid-verwerping. Op de bekende synode van Dordrecht (1618/19) waarbij ook theologen uit het buitenland aanwezig waren en inbreng hadden, werd er een uitspraak over deze kwestie gedaan in de zgn. Leerregels met verwerping van dwalingen.
Deze regels zijn een poging om zo Schriftgetrouw mogelijk de dingen te omschrijven. De rode draad is eigenlijk dat het altijd Gods genade is wanneer zondaren worden gered, dus dat het geloof zelf geen verdienste is en dat het onze eigen schuld is wanneer we verloren gaan. Terecht werd gesteld dat we dingen die ons te hoog gaan aan Gods wijsheid en rechtvaardigheid moeten overlaten en niet nieuwsgierig onderzoeken (DL I, 12), zoals bijv. Zijn besluit van verkiezing en verwerping of voorbijgaan, niet roepen of in de algemene ellende laten waarin mensen zichzelf hebben gestort (DL I,15). In het slot van de Leerregels benadrukt de Dordtse synode nog eens dat de Gereformeerde kerken met verfoeiing o.a. de mening verwerpen dat God door het loutere goeddunken van Zijn wil, zonder enig opzicht of aanmerking van enige zonde, het grootste deel van de wereld tot de eeuwige verdoemenis heeft voorbeschikt en geschapen en dat de verwerping op gelijke wijze de oorzaak is van de ongelovigheid en goddeloosheid, zoals de verkiezing de bron en oorzaak van het geloof en van de goede werken is. Beide misverstanden worden dus duidelijk afgewezen.
Uiteindelijk rust alles in het eigen volmaakte welbehagen van God. Paulus blijft daar eerbiedig voor staan in zijn betoog over Gods verkiezing van Israël (Rom. 9:14-33). Het leem heeft niet de pottenbakker ter verantwoording te roepen. In de verzen 22 en 23 heeft hij het over vaten (voorwerpen) van de toorn, tot het verderf toebereid en vaten (voorwerpen) van de barmhartigheid, die God te voren bereid heeft tot heerlijkheid. Er is letterlijk geen symmetrie, want alleen van de voorwerpen van de barmhartigheid zegt Paulus dat God ze van te voren heeft bereid. In 1 Petrus 2:8 schrijft de apostel over “degenen die zich aan het Woord stoten, waartoe zij ook gezet/bestemd zijn.” Er is dus o.a. uit deze beide teksten met de DL wel degelijk te concluderen dat er een verkiezing is met een onlosmakelijke schaduwzijde, die niet buiten Gods raad om gaat.
Tenslotte is het bevrijdend te bedenken dat Christus als bevoegde Zoon van God (Joh.5:22) eens alle mensen zal oordelen in alle rechtmatigheid/op billijke wijze (Ps. 96:10, 13 en 98:9).
We mogen geloven dat Hij van alle mensen alle levensdossiers kent en ieder zal beoordelen op grond van wat zij van Hem hebben geweten. Denk aan de gelijkenis van de getrouwe en de ontrouwe rentmeester in Luk. 12:48. Wie de wil van de heer niet gekend heeft en dingen gedaan heeft die slagen verdienen, zal met weinig slagen geslagen worden. We mogen het met een gerust hart aan deze volmaakt rechtvaardige Rechter overlaten. Als wijzelf maar goed van Hem denken en ons eigen leven helemaal aan Hem toevertrouwen.
Ds. H. D. Rietveld
Dit artikel is beantwoord door
Ds. H. D. Rietveld
- Geboortedatum:06-11-1947
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Nijkerk
- Status:Actief
Bijzonderheden:
emeritus