Kinderdoop, erfzonde en erfsmet
Ds. W. Pieters | Geen reacties | 23-01-2017| 14:51
Vraag
In artikel 15 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis staat de zin: "Zij is ook zelfs door de doop niet ganselijk teniet gedaan noch geheel uitgeroeid." Elke keer als ik dit lees, kom ik er niet uit wat hier bedoeld wordt. Moet er niet staan: Zij is ook zelfs door de doop in het geheel niet te niet gedaan noch uitgeroeid? De doop kan toch immers de erfzonde niet wegnemen?
Antwoord
Ik schreef indertijd (1998) in "Om Sions Wil" onder andere: Neemt de doop de erfzonde helemaal niet weg of neemt de doop de erfzonde niet helemaal weg, maar wel voor een gedeelte? Wij zijn geneigd te zeggen: de doop neemt de zonde helemaal niet weg. Maar artikel 15 zegt eigenlijk: de doop neemt de erfzonde weliswaar niet helemaal weg, maar toch wel voor een gedeelte. Hoe zit dat? Is dit een overblijfsel van de roomse dwaalleer? En zijn we in het kamp van de veronderstelde wedergeboorte van Abraham Kuyper terecht gekomen?
We kijken eens naar de geschiedenis van artikel 15: ds. Feenstra schrijft in zijn boek Onze Geloofsbelijdenis: Over de woorden Zij [de erfzonde] is ook zelfs door de doop niet ganselijk tenietgedaan, noch geheel uitgeroeid is heel wat geschreven. Leert de belijdenis dat de doop de kracht heeft de erfzonde gedeeltelijk weg te nemen? Nee! In de oorspronkelijke lezing van 1560 staat gewoon: “et n’est pas aboli mesme par le baptesme: zij is zelfs door de doop niet tenietgedaan.” In de eerste vertaling van 1562 staat dan ook: Ende en werd ook door den doope niet weggenomen. Later werd het gewijzigd in de omschrijving die we nu hebben: ‘Zij is ook zelfs door de doop niet ganselijk tenietgedaan .’
Ds. Van Toorenbergen schrijft: Blijkbaar heeft men bij de nadere bewerking van dit artikel willen doen uitkomen, dat men niet te kort heeft willen doen aan de kracht van de doop, die de verzekering geeft dat de schuld van de erfzonde Gods kinderen niet wordt toegerekend en dus in zoverre de erfzonde teniet doet, maar evenzeer, dat de gereformeerde belijdenis verre bleef van de roomse dwaling, die leert dat door de doopsgenade hersteld is alles wat de roomse kerk als erfelijk gebrek erkent. Ds. J.D. Barth schrijft in zijn verklaring, Onze Nederlandse Geloofsbelijdenisgeschriften, dat die verandering in de tekst van artikel 15 in 1611 werd ingevoerd, en op de synode van Dordrecht, 1618-1619, goedgekeurd en officieel aangenomen als belijdenisgeschrift met bindend kerkelijk gezag. Dus niet de oorspronkelijke omschrijving van ds. Guido de Brès, maar de gewijzigde omschrijving van 1611, werd officieel aanvaard...
Hoe kan het toch dat onze vaderen zo hebben geschreven? Niet omdat zij aan het doopwater een bijzondere kracht toekennen. Maar zij spreken in artikel 15 op sacramentele wijze. De doop is namelijk niet alleen een téken van het verbond en van de vergeving der zonden en van de vernieuwing van de Heilige Geest, maar de doop is van deze zaken ook een zégel. En dat laatste betekent dat de doop een bewijs is van die genaden. Toegepast op artikel 15 kunnen we zeggen, dat de zin als volgt is bedoeld: de erfzonde is door God ook zelfs door middel van de doop niet gans en al te niet gedaan, en niet geheel uitgeroeid. Wat is dan door God wél weggenomen? De erfschuld. En wat is door middel van de doop níet weggenomen? De erfsmet. Daarom volgt in artikel 15 ook meteen: aangezien de zonde daaruit altijd als opwellend water uitspringt, gelijk uit een onzalige fontein. Maar ook wordt er vertroostend bij gezegd: hoewel zij nochtans Gods kinderen tot verdoemenis niet wordt toegerekend, maar door Zijn genade en barmhartigheid wordt vergeven.
Dus de bedoeling is: de doop (als zegel van de belofte van God) neemt wel de erfschuld weg, maar niet de erfsmet. Als wij deze manier van spreken over de doop niet begrijpen, komt dit omdat wij het beloftekarakter van de reformatorische leer niet verstaan. De reformatie belijdt, dat God Zijn genade op de manier van de belofte schenkt. En dat deze ons déél wordt door het geloof. Zo staat het ook in antwoord 21: het geloof is een vast vertrouwen dat vergeving van zonde aan mij in de belofte geschonken is. Zo staat het ook in de antwoorden 69 tot en met 74 van onze Catechismus. Er zijn dus twee zaken aan de orde: schenking en aanneming. Schenking in de belofte, de verzegelde belofte, de door de doop verzegelde belofte. Aanneming door het geloof, het door de Heilige Geest gewerkte geloof. Ik kan dus twee dingen doen met de in de doop geschonken weldaad van de schuldvergeving: haar aannemen of verwerpen.
U voelt wel dat de Nederlandse Geloofsbelijdenis over de doop niet spreekt buiten het geloof om. En zo kan terecht worden gezegd: de doop neemt de erfzonde gedeeltelijk weg, namelijk wel de schuld, niet de smet.
Calvijn schrijft: Wij beweren, dat de hele schuld van de zonde door de doop werkelijk wordt weggenomen, zodat de overblijfselen van de zonde niet worden toegerekend. De genade van de doop is immers tweevoudig: ons wordt daar zowel de vergeving van de zonden als de wedergeboorte [de vernieuwing van de mens, waardoor de erfsmet wordt weggenomen, WP] aangeboden. Wij leren, dat de vergeving volkomen plaatsvindt, en dat de wedergeboorte alleen begint en dat zij gedurende het hele leven voortgaat. De vernieuwing of wedergeboorte is in ons aardse leven dus nooit af, maar pas wanneer wij overgaan in de eeuwige zaligheid.
Bij 1 Korinthiërs 7 vers 14 schrijft Calvijn: door de weldaad van het verbond wordt de vervloeking van de natuur uitgewist. Alweer: op de wijze van de belofte! In de Institutie schrijft hij: De gelovigen ontvangen door de doop de zekerheid dat de verdoemenis door de erfzonde weggenomen en van hen verdreven is, want de Heere belooft ons door dit teken dat volle en grondige vergeving geschied is, zowel van de schuld, die ons toegerekend moest worden, als van de straf, die wegens de schuld betaald moest worden. Nu komt het bij u en mij aan op deze zaak: omhels ik deze weldaad, in mijn doop afgebeeld en bevestigd, met een gelovig hart? Of verwerp ik haar? O, dat we toch allen in de schuld komen voor God vanwege ons God-verdenkende ongeloof! Ja, dat we eerbiedig besluiten om ons deze heerlijke weldaad van de verzoening niet langer door satan te laten ontfutselen.
Tot zover wat ik in 1998 schreef.
Maar nu: pas las iemand in Leesboek over de gereformeerde geloofsleer (uitgegeven in 1882), geschreven door ds. Gravemeijer (predikant te Elburg) een heel andere uitleg.
Even de zaken op een rij: In artikel 15 stond eerst: De erfzonde is ook zelfs door de doop niet tenietgedaan. In 1611 werd tussen de woorden het woord ‘ganselijk’ tussengevoegd, zodat het werd: De erfzonde is ook zelfs door de doop niet ganselijk tenietgedaan, noch geheel uitgeroeid.
Ds. Gravemeijer legt dit als volgt uit: In 1563 werd het roomse concilie van Trente afgesloten, die beweert dat de mens door de doop gerechtvaardigd en geheiligd wordt. De erfzonde wordt daardoor ‘ganselijk tenietgedaan’ en ‘geheel uitgeroeid’. Tegen deze roomse leer is de besproken zinssnede gericht en moet als volgt worden gelezen: De erfzonde is ook zelfs door de doop niet zoals de roomsen leren ‘ganselijk tenietgedaan’, en ook niet zoals de roomsen leren ‘geheel uitgeroeid’.
Als deze uitleg juist is, bedoelt de gewijzigde zin niets anders dan de oorspronkelijke, namelijk: de erfzonde is van zodanige aard, dat zelfs de doop deze niet wegneemt. Al bent u gedoopt, de erfzonde is er nog steeds. Ik heb voor mezelf alles nog eens overdacht en concludeer dat de uitleg van ds. Gravemeijer juist kan zijn; heel treffend en eenvoudig. Maar dat neemt niet weg dat dezelfde Nederlandse Geloofsbelijdenis in artikel 33 zegt: Sacramenten zijn zichtbare waartekenen en zegels van een inwendige en onzichtbare zaak, door middel waarvan God in ons werkt. En ons doopformulier zegt over gedoopte kinderen: Almachtige, barmhartige God en Vader, wij danken en loven U dat Gij ons en onze kinderen al onze zonden hebt vergeven, en ons dit met de doop bezegelt en bekrachtigt. Dus al zou artikel 15 moeten worden uitgelegd zoals Gravemeijer het doet, dan nog blijft staan dat we in geloof zeer hoog mogen opgeven van de waarde van de doop, die God Zelf aan ons heeft gegeven!
Ds. W. Pieters
Dit artikel is beantwoord door
Ds. W. Pieters
- Geboortedatum:27-06-1957
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Elspeet
- Status:Actief
Bijzonderheden:
website: dspieters.refoweb.nl