Het raadsel van de zonde
Ds. A. Versluis | 2 reacties | 19-09-2012| 12:04
Vraag
Er wordt altijd over gesproken dat de zonde in de wereld is gekomen toen Adam en Eva van de boom hadden gegeten. Daarvoor was alles goed. Hoe kan het dan zijn dat de duivel uitgeworpen is uit de hemel? Want dan was er toch al iets als "zonde"? Hoe kan het dat het in de hemel niet volmaakt was, maar ruzie aanwezig was?
Antwoord
Beste vraagsteller,
Hartelijk dank voor je vraag. Inderdaad, de opstand tegen God is met de zondeval op aarde gekomen, maar was er al eerder. De Heere heeft alle dingen goed geschapen; toen was alles goed. De Bijbel zegt er maar heel weinig over hoe dat anders is geworden. Het lijkt erop dat een van de engelen die eerst de Heere dienden, in opstand is gekomen en zelf als God wilde zijn (zie bv. Jud.1:6). Toen is de satan met alle engelen die hem steunden, uit de hemel geworpen en sindsdien doet hij niet anders dan het werk van de Heere tegenstaan en kapotmaken.
Wij zouden misschien meer willen weten over het ontstaan van de zonde. Maar de Schrift zegt ons dat niet. Waarom dat gebeurd is, dat blijft voor ons een raadsel. "Het raadsel van de zonde" is dat wel genoemd. Waarom en hoe kwam in Gods schepping de verwoestende ellende van de zonde? Daar is geen 'reden' voor; dat laat de verblinding en de dwaasheid van de zonde zien, ook van onze zonde! En het laat zien hoe onbegrijpelijk Gods liefde voor zondaren is...
Met vriendelijke groet,
Ds. A. Versluis
Dit artikel is beantwoord door
Ds. A. Versluis
- Geboortedatum:08-04-1979
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Ede
- Status:Inactief
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
De bijbel geeft door Jesaja 14 en Ezechiel 28 inzicht in de motieven(!) van de gevallen cherub lucifer (satan)
Jesaja14
12 Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, gij morgenster, zoon des dageraads; hoe zijt gij ter aarde geveld, overweldiger der volken! 13 En gij overlegdet nog wel: Ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn troon oprichten en zetelen op de berg der samenkomst ver in het noorden; 14 ik wil opstijgen boven de hoogten der wolken, mij aan de Allerhoogste gelijkstellen. 15 Integendeel, in het dodenrijk wordt gij neergeworpen, in het diepste der groeve. 16 Wie u zien, beschouwen u, letten op u: Is dit de man, die de aarde deed sidderen, die koninkrijken deed beven; 17 die de wereld tot een woestijn maakte en haar steden afbrak; die zijn gevangenen niet naar huis liet keren? 18
Ezechiel 28
zo zegt de Here HERE:
Volmaakt zijt gij van gestalte,
vol van wijsheid, volkomen schoon.
13 In Eden waart gij, Gods hof;
allerhande edelgesteente overdekte u:
rode jaspis, chrysoliet en prasem,
turkoois, chrysopraas en nefriet,
lazuursteen, hematiet en malachiet.
Van goud was het werkstuk, waarin zij waren gevat
en aan u vastgehecht;
toen gij geschapen werdt, waren zij gereed.
14 Gij waart een beschuttende cherub met uitgespreide vleugels;
Ik had u een plaats gegeven:
gij waart op de heilige berg der goden,
wandelend te midden van vlammende stenen.
15 Onberispelijk waart gij in uw wandel,
vanaf de dag dat gij geschapen werdt,
totdat er onrecht in u werd gevonden:
16 door uw uitgebreide handel zijt gij vervuld geraakt
met geweldenarij en kwaamt gij tot zonde.
Van de berg der goden verbande Ik u
en deed u weg, gij beschuttende cherub,
van tussen de vlammende stenen.
17 Trots was uw hart op uw schoonheid –
met uw luister hebt gij ook uw wijsheid teniet doen gaan.
Ter aarde wierp Ik u neer,
en maakte u tot een schouwspel voor koningen
om met leedvermaak naar u te zien.
18 Door uw vele ongerechtigheden,
door het onrecht bij uw koophandel,
hebt gij uw heiligdommen ontwijd.
Vuur deed Ik oplaaien uit uw midden
– dat verteerde u!
Ik maakte u tot as op de grond
voor de ogen van allen die u zagen.
19 Allen die onder de volken u kennen,
ontzetten zich over u;
een verschrikking zijt gij geworden,
verdwenen zijt gij – voor altijd!
voor wiens gezicht
niets zuiver wordt bevonden,
ziet ons bevlekt,
met schuld bedekt,
misvormd door duizend zonden.
Als ik dan weer thuis was, na de preek, keek ik in de spiegel, met de misvorming viel het wel mee. Maar wat ben ik er bang voor geweest.
'Wij zouden misschien meer willen weten over het ontstaan van de zonde. Maar de Schrift zegt ons dat niet. Waarom dat gebeurd is, dat blijft voor ons een raadsel. "Het raadsel van de zonde" is dat wel genoemd. Waarom en hoe kwam in Gods schepping de verwoestende ellende van de zonde? Daar is geen 'reden' voor; dat laat de verblinding en de dwaasheid van de zonde zien, ook van onze zonde! En het laat zien hoe onbegrijpelijk Gods liefde voor zondaren is'...
Wat een mooi antwoord van ds. Versluis.