Eenheid van het verbond
Ds. R. W. van Mourik | 1 reactie | 26-02-2010| 11:00
Vraag
Ds. Van Mourik, bedankt voor de beantwoording van de vraag over de vervangingstheologie. Ik zie echter dat de vraag toelichting behoeft. Misschien dat u of iemand anders er dan een duidelijker antwoord op kunt geven? De kinderdoop blijkt met min of meer dezelfde argumenten verdedigd te worden als destijds de vervangingstheologie. Zie bijvoorbeeld het uit de tijd van de vervangingstheologie daterende doopformulier, waar het verbond met Abraham (=Israël) beschouwd wordt als reden voor de kinderdoop, zonder uit te leggen waarom "de doop in plaats van de besnijdenis gekomen is". Tekenend is ook de uitleg van Hand. 2:39, waar het gaat over "u en uw kinderen" (nl. Joden en jodengenoten en niet gelovigen uit de heidenen), "en allen die daar verre zijn, zovelen..." (gelovigen uit de heidenen; waarbij de kinderen niet genoemd worden). Na bestudering van de bijbelteksten die spreken over het verbond ben ik tot de slotsom gekomen dat het verbond met Israël niet is opgeheven (Gal. 3:15) en van een andere orde is dan de uitbreiding van het verbond naar de gelovigen uit de heidenwereld (Ez. 16:61), waarom door Paulus de gelovige Israëlieten ("heiligen") in zijn brieven vaak afzonderlijk van de gelovige heidenen ("gelovigen") worden aangesproken en in Hand. 15 vastgelegd wordt dat de gemeente uit de heidenwereld zich op enkele uitzonderingen na niet hoeft te houden aan de voorschriften die voor Israël gelden (bepalingen van het verbond, Deut. 29:9). Het verbond met Israël kan dus niet zonder meer doorgetrokken worden naar de gemeente uit de heidenen. En dat is als ik het goed begrijp ook de reden waarom de vervangingstheologie niet houdbaar is. Toch wordt de typische Israël-bepaling, namelijk dat het hele volk, inclusief de kinderen, erbij betrokken was wel doorgetrokken naar de kerk uit de heidenen, terwijl bij het verbond met Israël slechts diegenen "ingelijfd" worden die daadwerkelijk tot geloof komen (Rome 11:20; vgl. ook Hand. 10:40-48, waar de doop wordt verbonden met het ontvangen van de Heilige Geest). Of wordt de vervangingstheologie verworpen vanwege andere bijbelteksten, die niet gelden voor de kinderdoop? (Bijbelgedeelten als de "huisteksten" en 1 Kor. 7:14 kunnen ook anders uitgelegd worden dan als argument voor kinderdoop.) Kortom, mijns inziens zou je om de kinderdoop te verdedigen wellicht moeten redeneren vanuit de gemeente, want vanuit het verbond heb je daar geen bijbelse grond voor. Of zie ik het verkeerd? Ik hoop dat mijn verhaal voldoende duidelijk is. Alvast bedankt voor de moeite.
Antwoord
Naar mijn idee wordt er een onterechte scheiding gemaakt tussen de gemeente en Israël. Om aan de vervangingstheologie te ontkomen is het juist belangrijk om de eenheid van het verbond te benadrukken. Paulus benadrukt verschillende keren in zijn brieven dat we als heidenen “medeburgers der heiligen” en “medeërfgenamen van het verbond” mogen zijn. Primair heeft God Zijn verbond gesloten met Israël, maar door de komst van Christus en de uitstorting van de Heilige Geest mogen we als heidenen ingelijfd zijn in datzelfde verbond. Als Paulus in Romeinen 11 spreekt over het beeld van de goede en de wilde olijfboon mag er sprake zijn dat wij als wilde takken ingeënt mogen worden in de goede olijfboom. We mogen meedelen in dezelfde voorrechten van het verbond. Leven van dezelfde beloften, maar ook voldoen aan dezelfde plichten.
Als het dan gaat om hetzelfde verbond is het ook niet verwonderlijk dat kinderen van heidenen er op dezelfde manier bij horen als de kinderen van de joden. Zoals joodse jongetjes een teken ontvangen dat ze bij het verbond behoren (de besnijdenis, weliswaar alleen voor jongens, maar de meisjes zijn daarbij inbegrepen) zo ontvangen de kinderen van heidenen dat in de kinderdoop. Het is niet vreemd dat Paulus in Kolossensen 2 een direct verband legt tussen de besnijdenis en de doop. Het is daarom ook niet verwonderlijk dat in het doopformulier naast de teksten die gaan over het verbond ook gesproken wordt over Jezus die de kinderen zegent. Een tekstgedeelte wat in de Vroege Kerk heel vaak aangehaald werd om te illustreren dat de kinderen er ook bij hoorden en gedoopt mochten worden. Nee, dat heeft niets te maken met de vervangingstheologie.
Prof. Douma spreekt in dit verband over het verbredingsmodel. Het verbond met Israël is niet vervangen door de gemeente of de gemeente is ook niet naast Israël ontstaan, maar het verbond is verbreed met de inlijving van de heidenen die nu ook mogen delen in dezelfde beloften van het verbond. Het is voor een heidenchristen toch een heerlijk voorrecht dat hij mag delen in dezelfde toezeggingen die de Heere ooit aan Israël deed. Daarom zingen we met Israël de Psalmen mee en laten ons gezeggen door de dezelfde profetieën. Dus het kan toch samengaan: de afwijzing van de vervangingstheologie en de verdediging van de kinderdoop.
Overigens is de zinsnede in het doopformulier dat de doop in de plaats van de besnijdenis is gekomen niet zo gelukkig. Dat wekt een misverstand op. Dat riekt naar de vervangingstheologie. Vandaar dat er ook wel gelezen wordt: de doop is de vervulling van de besnijdenis. Dat neemt niet weg dat voor een heiden die zich niet als jood kan laten besnijden de doop daarvoor in de plaats is gekomen. Hij wordt opgenomen in hetzelfde verbond weliswaar onder een andere bediening. Wanneer mijn vervolgantwoord nog geen duidelijkheid oplevert, verwijs ik graag naar theologen van naam die daarin antwoord kunnen geven.
Ds. R. W. van Mourik, Elburg
Dit artikel is beantwoord door
Ds. R. W. van Mourik
- Geboortedatum:07-02-1958
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Alblasserdam
- Status:Actief
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Wij zullen het Joodse volk liefhebben, want de wet, de profeten en Christus zijn uit de Joden.
Laten we ook regelmatig bidden voor Israël en Jeruzalem, respectievelijk het verbondsvolk waar God mee begonnen is en de plaats waar Christus terug zal keren. Alle volken zullen zich naar Jeruzalem begeven om Hem daar de eer te geven.