(...) Ben ik wel waarlijk ontdekt? Omdat ik altijd gehoord heb: als je dit of da...
Ds. N. den Ouden | Geen reacties | 11-12-2008| 00:00
Vraag
Aan ds. Den Ouden. Dank u wel voor uw helpende antwoord in de vraag die ik had gesteld. Door mijn relatie ben ik in de HHK komen te kerken. Daar mocht ik ook weer veel erbij leren. Met name over het aanbod van genade en het evenwicht in de preken. Uw antwoord mocht me bemoedigen. Toch zou ik er nog graag een vraag over stellen. U schreef: “Bent u gewillig om door vrije genade alleen zalig te worden? Bent u tevreden om zalig te worden op Gods voorwaarden? Wat is Zijn voorwaarde? Dat Hij u zaligt om niet! Zegt uw ziel daar amen op? Kiest uw hart de weg van Zijn verdienste als de enige weg tot behoud, als de enige en uitnemende weg om heil te bekomen, met verwerping van al uw eigen goedheid en deugd?” Einde citaat van u. Mag ik hierover nog een vraag stellen? Ik kom uit een kerk waar heel veel is benadrukt: “Ja maar we zijn een vijand van vrije genade alleen, en dat leert en kent een mens zomaar niet, daar gaat heel wat aan vooraf.” Er werd erg gewaarschuwd voor het aannemen van de Heere omdat er eerst een weg aan vooraf gaat: Het leren kennen van de onmogelijkheid van zalig worden. Het uitroepen van “wee mij en is er nog een middel om de welverdiende straf te ontgaan en wederom tot genade te komen?” Het nachten wenen, de toorn van God gevoeld hebben, over dit alles iets kunnen vertellen. Altijd verkeerde ik in onzekerheid/twijfel, moedeloosheid of ik dit wel kende en zeker niet in die mate of weg waarin het gepreekt werd. Daardoor kwam de Heere aannemen voor mij al helemaal niet in beeld. Toen ik ging kerken door mijn relatie in een kerk waar de Heere onvoorwaardelijk werd aangeboden aan elke zondaar, dus niet alleen aan de ontdekte, de waarlijk ontdekte zondaar, kwam er in mij een enorme verwarring en hier heb ik het nog moeilijk mee. In mij kwam niet alleen verwarring, maar ik ging voelen dat in deze preken ruimte voor mij kwam. Ik voelde me zo blij en ik ging anders de kerk uit. Ik ging minder naar binnen kijken. En het leek wel of de deur helemaal voor mij persoonlijk werd opengezet. Bij Boston las ik zelfs: U kunt de Heere niet op valse gronden toe-eigenen en het is niet aanmatigen om Hem aan te nemen. Zulke dingen had ik nog nooit gehoord. Het bracht zón ruimte en blijdschap in me. Toch worstel ik nog enorm met die kwellende vragen: Het is alleen voor de ontdekte zondaar, en alleen die zondaar ziet alles in Hem. Ik voel ook hoe blind ik nog voor Hem ben en hoe weinig ik nog maar van Hem weet. Ik verlang wel om meer van Hem te leren. Toch veel die strijd en die ontneemt me zekerheid en vreugde: Ben ik wel waarlijk ontdekt? Omdat ik altijd gehoord heb: als je dit of dat niet kent, dan moet je er maar een groot vraagteken achter zetten. Kunt u hier nog iets over zeggen? Heeft u een advies hoe ik hierin verder kan komen? Hoe moet ik dagelijks de Heere aannemen? Wat mag ik dan zeggen tegen de Heere?
Antwoord
Dank voor de vraag. Als er gezegd wordt dat we van nature een vijand van genade zijn, is dat maar al te waar. De Heere is echter machtig zulke vijandschap te breken. Als een hart gewillig is om door genade alleen zalig te worden, is dat kennelijk geschied. Ik ben er diep van overtuigd dat niemand zonder ontdekking, zelfkennis en berouw over de zonde zalig zal kunnen worden. Tegelijk is er wel een gevaar dat zondekennis een doel op zichzelf gaat worden, waarbij de wegen die de Heere met sommigen gegaan is, een maatstaf gaan worden voor allen. Brakel schrijft in de Redelijke Godsdienst over dergelijks vragen: Hij lost de vraag op van iemand die zegt: Ik ben niet ziek van mijn zonden; ik ken geen hevige verschrikkingen enz. Hij schrijft min of meer als volgt: Grote verschrikkingen zijn alleen nodig om een onwillig hart, gewillig te maken. Als u zich gewillig mag bevinden, laat u dan niet ophouden door dergelijke dingen, maar neem Hem aan...!”
De puritein John Wall komt een aangevochtene te hulp, met te zeggen: Een vrouw die een kind krijgt, zal zich niet afvragen of de weeën zwaar genoeg geweest zijn. Het gaat immers om het kind. Een zieke zal zich niet afvragen of het medicijn bitter genoeg was. Het gaat immers om gezondheid. Zo moeten wij de zekerheid ook geenszins leggen in de mate van ontdekking. Mijns inziens is dit helder onderwijs.
Blijft staan dat ook begenadigden voortdurend last hebben van het steunen op en zoeken naar eigen gerechtigheid, goede hoedanigheden in zichzelf om daarop te steunen. Ontdekking is dus voortdurend nodig. Altijd zoekt het hart het nog weer in zichzelf. De ruimte komt als we alles wat van ons is (opnieuw) mogen wegwerpen, ter wille van de gerechtigheid van Christus.
Dat het evangelie alleen voor ontdekte zondaar is, is werkelijk niet naar Gods Woord. Gelden Gods geboden jou? Ja toch? Waarom zou dan het evangelie jou niet gelden? Het wordt ons aangeboden, in de toestand waarin wij ons nu bevinden. En het is een gepast evangelie, toereikend voor de nood van ons bestaan. Het is maar al te waar dat je van jezelf blind bent voor Hem en nog weinig van Hem weet. Het is met jou nog veel erger dan weet. Maar zoals je bent biedt Hij Zijn Zoon aan. Ieder gebrek dat wij bij onszelf zien (of dat we dat juist nog te weinig zien) is alleen maar een reden te meer om tot Hem te gaan.
De tekenen waar ik op rust niet mijn zondekennis, of zelfs ook vruchten van bekering, maar de tekenen in Zijn handen en voeten en zijde. In die tekenen te rusten, en daar gedurig te schuilen, wens ik je van harte toe! Lees vooral ook veel in de puriteinen. Zij bedriegen je niet.
Hartelijke groet,
Ds. N. den Ouden
Dit artikel is beantwoord door
Ds. N. den Ouden
- Geboortedatum:25-10-1969
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Leerbroek
- Status:Inactief