Inhoud van de hel
Ds. L.A. den Butter | Geen reacties | 07-01-2005| 00:00
Vraag
Wat verstaan de mensen onder de hel? Wat houdt de hel nu precies in?
Antwoord
Op de vraag naar wat de mensen onder de hel verstaan, is wellicht een groot aantal antwoorden te geven. Vele mensen -ook kerkelijk- hebben hun eigen ideeën en voorstellingen bij de hel. Een nog groter aantal mensen wil vandaag de dag niet meer van een hel weten: het ‘past’ niet meer in onze ‘tolerante en verdraagzame’ maatschappij om over de hel te spreken. Het spreken over de hel wordt dan vaak afgedaan als iets van vroeger om het gewone volk angst aan te jagen en onder de duim te houden. Vaak wordt ook het argument gebruikt dat de hel, als plaats van de eeuwige straf, in strijd zou zijn met Gods liefde. Of een ander argument: het zou niet rechtvaardig zijn om eeuwige straf te moeten ondergaan voor zonden die begaan zijn in een tijdelijk leven. Het belangrijkste is echter niet wat wij mensen voor ideeën of denkbeelden kunnen hebben, noch om wat wij wel of niet kunnen begrijpen of bevatten. Het gaat om wat Gods Woord over deze dingen zegt. Want Gods Woord is het getuigenis van de Waarheid.
De Bijbel spreekt ons eerlijk en in liefde waarschuwend voor het bestaan van de hel. Want Gods liefde is heilige liefde en omdat God liefde is kan Hij het niet verdragen dat Zijn liefde door mensen wordt afgewezen in ongeloof en ongehoorzaamheid. Daarbij komt dat Gods liefde, genade, maar ook Zijn gerechtigheid en rechtvaardigheid niet af te meten zijn aan onze menselijke maatstaven. Wij mogen met ons beperkte verstand Gods eigenschappen nooit tegen elkaar uitspelen alsof Zijn liefde en Zijn rechtvaardigheid lijnrecht tegenover elkaar zouden staan. Over de zonde mogen wij niet lichtvaardig denken. De straf beantwoordt aan de ernst van de zonde: er is in God volstrekt geen onrechtvaardigheid (zie Romeinen 9:14).
Gods Woord gebruikt verschillende woorden voor wat wij vertalen met het woordje ‘hel’. In het Oude Testament komen we het woord ‘sjeool’ tegen. In het Nieuwe Testament onder andere ‘gehènna’, ‘hades’ en ‘abyssos’. Al deze woorden hebben de betekenis in zich van een ‘diepe, duistere afgrond, waar de gestorven goddelozen eeuwige straf ondergaan voor hun zonden’. Het Griekse woord ‘gehènna’ komt vanuit het Hebreeuws en verwijst naar het oorspronkelijke dal van Hinnom, ten zuiden van Jeruzalem, waar het afval en de dode beesten werden weggeworpen en verbrand. Zo werd het het beeld van het toekomstige oordeel over de goddelozen. De eeuwige bestemming van de goddelozen zal zijn als het Hinnom-dal.
Daarnaast schetst de Bijbel ons ook wat de situatie in de hel is. De Heere Jezus spreekt over de plaats van de ‘buitenste duisternis, waar wening en knersing der tanden is’ (Matth.8:12; 22:13; 25:30), ‘waar hun worm niet sterft, en het vuur niet uitgeblust wordt’ (Mark.9:44 vv.; zie ook Jes.66:24). In het eindoordeel zal het kaf van het koren gescheiden worden en het kaf zal met ‘onuitblusselijk vuur verbrand worden’ (Matt.3:12 Luk.3:17). In het boek Openbaring worden na het laatste oordeel de goddelozen geworpen in de ‘poel die brandt van vuur en sulfer’, de plaats die ook voor de duivel bereid is.
Gods Woord spreekt ook duidelijk over het feit dat de Heere Jezus een oordeel zal vellen over het leven van ons mensen. In Openbaring 22:12 spreekt Hij: ‘En zie, Ik kom haastiglijk en Mijn loon is met Mij, om een iegelijk te vergelden, gelijk zijn werk zal zijn.’ In dat oordeel zijn er maar twee uitspraken mogelijk: de gelovigen worden volledig vrijgesproken (op grond van Christus’ verzoenend bloed, uit louter genade) en de ongelovigen worden volkomen schuldig bevonden (op grond van hun onbekeerlijkheid, ongeloof en ongehoorzaamheid aan het Evangelie). Op de vrijspraak volgt de toelating tot de hemelse heerlijkheid, de volle vrede, het eeuwige leven, om voor altijd met de Drie-enige God te zijn. Zij die schuldig bevonden worden en veroordeeld worden, die zullen niet binnen mogen gaan in de hemelse heerlijkheid. Waar blijven deze veroordeelden dan? Zij zullen, verkondigt de Bijbel, geworpen worden in de poel die brand van vuur en sulfer, in de buitenste duisternis, waar wening en knersing der tanden is, de plaats waar de duivel met zijn demonen geworpen wordt: de hel.
Wat moeten we ons daarbij voorstellen? Wat wordt daarmee bedoeld?
Uit de woorden die de Bijbel gebruikt, blijkt dat de hel een plaats is waar het verschrikkelijk is... De plaats waar altijd Gods vlammende, rechtvaardige toorn gevoeld zal worden; waar het eeuwige zelfverwijt knaagt: ‘had ik maar gehoorzaamd aan het Evangelie’, maar ook de tandenknarsende nijd en afgunst dat Jezus Christus tóch de Overwinnaar en de Heerser van hemel en aarde is. Het is de plaats waar nooit meer Gods zegen en iets van Gods goede gaven ontvangen en genoten kan worden. De hel is de plaats waar het voor eeuwig verdoemd zijn ondergaan moet worden: eeuwig gescheiden van de goede en genadige God. Daarom noemt de Bijbel het ook de ‘buitenste duisternis’, want alleen Gods aangezicht geeft vrolijkheid en licht. De hel is de plaats waar Zijn aangezicht nooit meer gezien kan worden en waar men ook nooit meer iets van vrolijkheid en licht zal kunnen ervaren. En het moeten missen van Gods vriendelijk aangezicht (dat is: van Zijn nabijheid, genade, zegen, barmhartigheid, liefde) is bitterder dan de dood.
Zoals de hemelse heerlijkheid niet onder woorden te brengen is (‘Hetgeen het oog niet heeft gezien, en het oor niet heeft gehoord, en in het hart des mensen niet is opgeklommen, hetgeen God bereid heeft dien, die Hem liefhebben.’ 1 Korinthe 2:9) zo is ook de hel nauwelijks te beschrijven. De hel is het totaal tegenovergestelde van de hemel. Maar de diepste kern van de hel is dat men voor eeuwig door eigen schuld Gods liefde zal moeten missen. En waar niets meer gevoeld, ervaren, gezien en beleefd kan worden van Gods liefde... daar blijft over duisternis, pijn, haat tot God en onderling, het verderf, het geweten dat als een vuur brandt, de brandende toorn van God, de vloek van het voor eeuwig buitengesloten te zijn van de gemeenschap met God en Zijn volk. Zo is de hel de plaats van de definitieve voltrekking van Gods oordeel over hen die niet gewild hebben dat Hij Koning over hen zou zijn...
Gode zij dank en eer dat er nog een weg tot ontkoming van de straf en het oordeel is! ‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.’ (Johannes 3:16).
Ds L. A. den Butter
Dit artikel is beantwoord door
Ds. L.A. den Butter
- Geboortedatum:28-05-1973
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Status:Inactief