Gelijkenis van de goede herder
Ds. A. Goedvree | Geen reacties | 26-11-2004| 00:00
Vraag
Er werd gepreekt over de gelijkenis van de goede herder uit Johannes 10. Nu zei de dominee dat de schapen die in de stal zijn en bewaakt worden, door de herder behouden zijn en dat er buiten de stal geen behoudenis is. Nu lees ik echter in vers 15 (NBV): “Maar ik heb ook nog schapen, die niet uit deze schaapskooi komen. Ook die moet ik hoeden, ook zij zullen naar mijn stem luisteren: dan zal er één kudde zijn, met één herder”. (SV): “Ik heb nog andere schapen, die van dezen stal niet zijn; deze moet Ik ook toebrengen; en zij zullen Mijn stem horen; en het zal worden een kudde, en een Herder”. Wanneer ik de kanttekeningen lees dan maak ik daar op uit dat in de stal enkel Joden zijn, de heidenen zijn daarbuiten. Nu is er voor ons wel zeker behoudenis, maar niet in de stal. Gaat deze gelijkenis eigenlijk wel over het behouden worden? Hoe ziet u deze gelijkenis?
De zorgverzekeringen van Care4Life
Waarom overstappen naar de Care4Life zorgverzekering? Lees hier over onze principiële uitsluitingen.
U bent al verzekerd vanaf € 149,10 per maand.
Antwoord
Beste vragensteller,
Je vraag is enerzijds niet zo eenvoudig. Je zou er dus een lang en ingewikkeld antwoord op kunnen geven, met een uitvoerige exegese (uitlegkunde). Maar, anderzijds, juist dát moeten we vermijden. Het gedeelte in Johannes 10 is een gelijkenis, en één van de belangrijkste regels voor de uitleg een gelijkenis is: houd het eenvoudig! Want, een gelijkenis is nu juist bedoeld als een eenvoudige vertelling om iets helder te maken. De Heere Jezus Christus spreekt vaak in gelijkenissen, en we moeten er voor waken dat we een eenvoudige gelijkenis maken tot een ingewikkeld verhaal. Dat neemt niet weg dat in het eenvoudige tegelijk ook de diepte zit! Een gelijkenis is een eenvoudige vertelling om een diepe zaak aan het licht te brengen.
Daarbij komt ook dit: als je een gedeelte uit de Bijbel uitlegt, dan kan het soms zo zijn, dat verschillende predikanten -die echt staan voor één en dezelfde leer- sommige Bijbelgedeelten net iets anders uitleggen dan de ander. Dat geeft niet, want in de uitleg van een Schriftgedeelte kan een dominee soms eigen accenten leggen. En dat mag! Zeker, elke predikant moet studie maken van zijn 'preekwerk', maar nogmaals: soms kan eenzelfde Bijbelgedeelte door verschillende predikanten verschillend worden uitgelegd. Dat neemt niet de zegen van de preek weg! Het belangrijkste is, dat in de preek de Heilige Geest met het Woord meekomt. Dus, hetzelfde gedeelte kan soms op verschillende manieren worden uitgelegd. Je moet dan als predikant keuzen maken, en dat is soms niet zo eenvoudig. En nu Johannes 10.
Het vers wat gaat over de stal (vers 16) is zeker niet zo heel eenvoudig. Even een paar schematische vragen:
Wie zou er nu reeds in de stal zitten...?
Wie zijn degenen die nog buiten de stal zijn...?
Wat is dat 'toebrengen' (S.V.)of het 'hoeden'(NBV).
Je kan dat verschillend uitleggen, maar het lijkt mij het meest Bijbels om het als volgt te interpreteren.
Wie zijn er reeds in de stal? Dat zijn de Joden, zij verblijven in de stal (van het Verbond met God). Wie zijn buiten de stal? Dat zijn de heidenen, niet Joden, (die Gods verbond moeten missen). Wat is dat 'toebrengen' of 'hoeden'? Het Griekse woord daar is heel belangrijk. Het woord geeft aan een “begeleiden van een dier”. Als je een schaap 'hoedt', dan is dat wat passief. Je ziet als het ware een herder op een rotsblok zitten, die de wacht houdt over een kudde, die rustig graast. Maar, dat wordt hier niet bedoeld! Het gaat om een herder die zijn schapen leidt. Het is het beeld van de herder die zijn schapen over een weg drijft naar de stal toe. En dat is het. De Heere Jezus Christus is de Herder die het Joodse volk in Zijn Schaapskooi heeft. Maar, ook de heidenen zal Hij hoeden, leiden, toebrengen. want, Hij gaf Zijn leven, ook voor de niet-joden (vers 17 + 18). Zo mogen Joden en heidenen verblijven onder het verbond van de Heere.
Ik mag wel wijzen op het volgende:
Eens zei Jezus (Mattheus 15) tegen een heidense vrouw: dat Hij niet gezonden was dan voor de “verloren schapen” van Israël. Daar zie je het weer: de schapen zijn de Joden. Maar, gelukkig, uiteindelijk is Hij ook gezonden voor de Heidenen. Dat staat heel duidelijk in Efeze 2: daar zegt de apostel dat de 'scheidsmuur' tussen Jood en Heiden is weggenomen. Vroeger was er in de tempel een poort, en door die poort mochten alleen de Joden gaan, de heidenen moesten wegblijven. Nu is die 'scheidsmuur' weggenomen. Jood en Heiden mogen kunnen vrij tot God gaan. We denken aan Psalm 87: de Filistijn, de Tyriër, de Moren, zij zullen de naam van Sions kinderen dragen! God is de God van de Joden, en van de heidenen, ook voor ons.
Nog één ding: betekent dat dat alle joden en alle heidenen in de stal zijn, en dus zalig worden? Kijk, die vraag is begrijpelijk, maar zo'n vraag moet je niet aan een gelijkenis vragen! Zeker, je kan een ingewikkeld verhaal houden over de stal van het verbond, en de uiteindelijke, noodzakelijke uitverkiezing. Maar, dan 'overvraag' je de gelijkenis. de Heere Jezus wil hier vertellen, dat de Joden bevoorrecht zijn dat zij reeds tot de stal behoren. Maar, ze zijn niet de enige, ook de heidenen mogen daartoe behoren. Dat is het evangelie, wat de wereld mag weten. Daarvoor gaf Jezus Zijn leven. Ook jij mag dat horen!
Ik hoop dat je het nu wat beter begrijpt.
Vriendelijke groeten,
ds. A. Goedvree, Arnemuiden
Dit artikel is beantwoord door
Ds. A. Goedvree
- Geboortedatum:16-06-1970
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Hellouw
- Status:Inactief