Wanneer bid je nu echt?
Ds. E.K. Foppen | Geen reacties | 19-10-2006| 00:00
Vraag
Als ik bid, ben ik altijd bang dat ik het niet echt meen; voor mijn gevoel bedrieg ik mezelf en is het alleen maar om mijn geweten te sussen. Ik word er verdrietig en moedeloos van. Wanneer bid je nu echt tot de Heere Jezus? En wanneer weet je of je het meent? Ik weet wel ons gebed zal nooit volmaakt worden, maar als ik wel eens boekjes lees staat erin dat ze oprecht tot God baden. Hoe doe je dat dan?
Antwoord
Allereerst hartelijk bedankt voor je vragen en de kwetsbare manier waarmee je hierdoor iets van jezelf laat zien. Bidden wordt regelmatig vergeleken met ademhalen. Dat beeld maakt duidelijk dat ook de manier van bidden ertoe doet!
Ik veronderstel dat je christelijk bent opgevoed en dus van jongs af aan gewend bent om te bidden. Eerst een kindergebed, later ben je hopelijk zelf woorden gaan zoeken en vinden. Juist als van kinds af aan gewend bent om te bidden kan de vraag die jij stelt soms heftig op je af komen: meen ik het wel echt? Bidt ik niet alleen om mijn geweten te sussen?
Het feit dat je je zorgen maakt om de zuiverheid van je eigen gebedshouding is -hoe vreemd het ook klinkt- een goed teken. Je kunt ook gemakzuchtig denken dat jij in ieder geval nog bidt in tegenstelling tot veel andere mensen. Maar ik proef achter je vraag de gedachte: is het bij mij geen dode gewoonte? En misschien denk je wel, als ik het niet van harte doe, kan ik dan net zo goed niet stoppen? Nu, op die laatste vraag kan ik een kort antwoord geven antwoord: nee. Wij worden in de Bijbel opgeroepen om tot God te bidden. Hij wordt door ons gebed geëerd. De eerste reden waarom wij tot God bidden is dus niet omdat wij daar behoefte aan hebben, maar omdat Hij het ons gebiedt.
Wel is het belangrijk om te vragen of de Heere God je wil leren bidden. Dat vroegen de discipelen immers ook. Zelf vind ik dat altijd een troostrijke gedachte: de discipelen van Jezus moesten ook geleerd worden. En het mooie is: dat wat God van ons vraagt, wil Hij ons ook geven. Vraag om de Geest van het gebed. Bidt maar: “Heere, U beveelt mij in Uw woord om te bidden, maar ik weet niet zo goed hoe dat moet, leer het mij door uw Heilige Geest.” Juist voor dit soort vragen geldt: Eist van Mij vrijmoedig, al wat u ontbreekt, schenk ik zo gij ’t smeekt, mild en overvloedig. Hij wil je door Zijn Geest leren bidden. Echt waar.
Ook voor bidden geldt: niet alles wordt op een dag geleerd. Bidden is spreken met God in het vertrouwen dat Hij hoort. Nu, het feit dat bidden spreken met God is, vraagt eerbied. De HEERE is de gans andere. Het gebed is geen gesprek tussen twee gelijkwaardige partners. Maar net als bij een gesprek tussen mensen geldt ook bij het gebed: naarmate je de HEERE beter leert kennen, wordt de toon van het gesprek vertrouwelijker. Je kunt ook in je gebedsleven groeien. Let op: groeien in je gebedsleven betekent niet dat je mooiere woorden gaat gebruiken.
De telkens terugkerende gedachte dat je het toch niet echt meent, kan(!) een poging van de duivel zijn om je te laten stoppen met bidden. Doe dat niet, houdt vol! Een van de mooiste verzen is: Stort voor Hem uit je ganse hart, Hij is een toevlucht te allen tijde. Vertel de Heere wat je op je hart hebt, ook je angsten om niet oprecht te bidden. Belijdt ook al die keren dat je gebeden niet meer waren dan lippentaal. “Heere, U bent groot en machtig, het is een wonder dat ik tot U mag spreken. Ik belijd u dat ik vaak gebeden heb, zonder dat ik echt besefte wie U was, daardoor heb ik U gekwetst. Vervul mij met Uw Geest”
Tot slot nog een paar praktische tips.
-Wees een moment stil voordat je begint met bidden, zo kun je je beter concentreren.
-Vermijdt zoveel mogelijk hulpwerkwoorden. (In het Onze Vader komt het werkwoord “willlen” niet voor)
-Prijs de HEERE om wie Hij is.
-Wees concreet in het belijden van je zonden.
-Doe eerst voorbede voor de ander en dan voor jezelf.
-Schrijf evt. een aantal kernwoorden op.
Bidden zoals de HEERE vraagt is niet eenvoudig. Ook voor het gebed geldt wat de Catechismus stelt: Onze beste werken zijn nog met zonde bevlekt. Natuurlijk mag ons dat niet lui of gemakzuchtig maken, maar het is wel de realiteit. Het is troostrijk om te lezen wat Paulus schrijft in Romeinen 8 (vers 26 en 34): “De Geest zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke zuchtingen” en behalve dat de Geest voor ons bidt is het Jezus Christus zelf Die aan de rechterhand van de Vader zit en “Die ook voor ons bidt”.
Ds. E. K. Foppen
Dit artikel is beantwoord door
Ds. E.K. Foppen
- Geboortedatum:11-03-1977
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Den Haag
- Status:Inactief