Psalm 26
Ds. C.J. Droger | Geen reacties | 06-06-2006| 00:00
Vraag
Hoe moet ik Psalm 26 lezen? Het lijkt geschreven alsof David het allemaal zelf zo goed gedaan heeft. Alsof de Heere hem daarom recht moet doen. Ik begrijp het niet zo goed, kan iemand hier iets over zeggen?
Antwoord
Beste vraagsteller,
Ik kan me goed voorstellen dat bij lezing van Psalm 26 de gedachte bij je naar boven komt: die David is nogal blij met zichzelf. Wat dient hij de HEERE trouw en wat mag de HEERE dankbaar zijn voor zo'n kind van Hem. De toon van deze Psalm lijkt hoogmoedig. Toch is dat niet het geval. Wat is er in Psalm 26 aan de hand? David wordt in een bepaalde zaak vals beschuldigd. Mensen zeggen lelijke dingen van hem. Wat dat precies is, staat niet in deze Psalm. Maar in een bepaalde zaak wordt David onrecht aangedaan. En wat doet David dan? Dan neemt hij niet het recht in eigen hand of hakt hij niet zelf op zijn vijanden in. Nee, dan zoekt hij het aangezicht van de HEERE in het gebed en dan vraagt Hij aan de HEERE of Hij hem recht wil doen (vs. 1). En dan wijst David de HEERE erop, dat hij in deze kwestie recht voor Hem staat. Dat het niet waar is wat ze van hem zeggen, omdat hij in dit opzicht in oprechtheid wandelt (vs. 1). David verheft zich dus niet op wie hij voor God is, want hij weet maar al te goed dat alles wat goed is in zijn leven, een geschenk van de HEERE is. Nee, hij wijst de HEERE op Zijn werk in z’n leven en smeekt zo om een ingrijpen van God, hem ten goede. Hij zegt als het ware: 'HEERE, U weet toch hoe het in mijn leven is door Uw genade? Ik ben toch Uw knecht (vgl. Ps. 143:12)? Wil Uw knecht dan recht doen en wil het voor mij opnemen tegenover mijn vijanden!'
Vroeger onderscheidde men in de geloofsleer wel tussen een persoonsgerechtigheid en een zaaksgerechtigheid. Persoonlijk staan we nooit vanuit ons zelf recht voor God. Dat kan alleen als de HEERE ons de gerechtigheid van Christus schenkt en toerekent en wij die aannemen door het geloof (Zondag 23). In een bepaalde zaak kunnen we zelf wél recht voor God staan. Dat noemen we dan zaaksgerechtigheid. Een duidelijk Bijbels voorbeeld kun je vinden in Handelingen 16. Wat daar tegen Paulus en Silas ingebracht wordt, is een valse beschuldiging, onrecht (vs. 20,21). In die situatie zouden Paulus en Silas Psalm 26 hebben kunnen bidden. Misschien hebben ze het wel gedaan. Want wat gebeurt er niet als ze in de kerker zitten!
Ik hoop dat je nu duidelijk is hoe je Psalm 26 moet verstaan. Tegelijk worden nu misschien ook andere gedeelten in de Bijbel duidelijker voor je. Fijn, dat je in de Bijbel leest. Ga zo door! En: sta jij al recht voor God door het geloof in de Heere Jezus Christus? Dat kan ook voor jou!
Gods zegen in je leven toegewenst!
Ds. C. J. Droger
Lees ook: 'Geen preken over Psalm 26'
Dit artikel is beantwoord door
Ds. C.J. Droger
- Geboortedatum:10-01-1963
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Vlaardingen
- Status:Actief