Ik heb pas met verbazing het OT gelezen. Ik had altijd het idee dat Jakob toch b...
Ds. H. van Oostende | Geen reacties | 05-06-2006| 00:00
Vraag
Antwoord
Als iemand het OT gaat lezen is dat op zich een prijzenswaardige onderneming. Zeker als je het voor het eerst doet zal een bepaalde interesse eraan ten grondslag liggen. Toch moet je daarbij, denk ik, met de nodige wijsheid te werk gaan, anders kom je om in al de gebeurtenissen die je aandacht vragen. Het woord “bijbel” is niet voor niets afgeleid van “biblia”: je krijgt met al die boeken van de Bijbel een hele bibliotheek is huis en die lees je normaliter ook niet allemaal in één keer uit.
Wie zich in de geschiedenissen van het OT verdiept zal zeker tot de ontdekking komen dat de Bijbelheiligen lang niet allemaal ‘heilige boontjes’ zijn. Daar zijn voorbeelden genoeg van te geven en de conclusie die je kunt trekken is: niets menselijks is hen vreemd. Als je alleen al het leven van koning David nagaat en toch staat hij bekend als “de man naar Gods hart”! Zo moet je ook het leven van de aarsvader Jakob bezien. Als mijn geachte vraagsteller dan vindt dat Jakob in Gen. 28 wel een heleboel voorwaarden aan God stelt, dan vind ik dat wel wat overtrokken om het zo te stellen. God is de Initiatiefnemer in Zijn contact met Jakob in Beth-El en hernieuwt daar Zijn verbond door hem dezelfde dingen toe te zeggen als grootvader Abraham en vader Izaäk. Bij het ontwaken is hij daar erg van onder de indruk en belijdt hij dat de HEERE aan deze plaats is. “Dit is niet anders dan een huis van God, dit is de poort van de hemel”. Vandaar de naam Beth-El!
Vervolgens legt Jakob een gelofte af als geloofsantwoord op de ontvangen belofte. Deze gelofte is van groot belang en Jakob sluit hiermee aan bij de woorden die God tot hem heeft gesproken. Hij begint met “Indien God met mij zal zijn”. In plaats van terugkeer naar het Beloofde land of inzonderheid Beth-El noemt Jakob de terugkeer naar zijn vaders huisgezin. Conclusie: Jakobs geloof is niet afhankelijk van zijn voorwaarden. De gelofte heeft betrekking op de eredienst: Kom ik veilig terug, dan zal ik hier in Beth-El de Heere aanbidden en dienen. Het is voor hem de vraag, of hij nog ooit de gelegenheid zal krijgen tot eredienst op deze plaats. Het gaat hem dus om de tijd en Jakob onderhandelt dus niet, maar hij verbindt zich hiermee aan God.
Dan nog de opmerking over het “zich vorstelijk gedragen” in Gen. 32(!), de geschiedenis van Jakobs worsteling met God. Dat bijwoord “vorstelijk” is voor rekening van de Statenvertalers. In het Hebreeuws staat enkel het werkwoord ‘wattûkol’, d.i. “overmocht”. Ik kan de uitleg het beste illustreren met een citaat van de hervormer Calvijn, waarin hij weergeeft dat God Zich op verschillende manieren aan ons kan vertonen: “Als Hij ons tot strijd uitdaagt, rust Hij ons tevens toe met zijn kracht en wapens, zodat Hij tegen ons en vóór ons strijdt. Kortom, de rollen in deze strijd zijn zo verdeeld dat Hij ons met de ene hand aanvalt en met de andere ons verdedigt. Omdat wij meer kracht nodig hebben om weerstand te bieden dan Hij ontwikkelt in het bestrijden van ons, kunnen wij met recht zeggen dat Hij met de linkerhand tegen ons strijdt en met de rechter vóór ons. Want terwijl Hij maar zachtjes tegen ons strijdt, voorziet Hij ons van onoverwinnelijke kracht, waardoor wij de overhand behouden. Doordat Hij aan ons geloof de overwinning toekent, is Hij in ons sterker dan zichzelf. Hij blijkt in de verzoeking zelf zwak te zijn tegen ons, opdat Hij in ons zou overwinnen.”
Ds. H. van Oostende, Kapelle
Dit artikel is beantwoord door
Ds. H. van Oostende
- Geboortedatum:29-11-1936
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Status:Inactief
Bijzonderheden:
Ds. van Oostende is overleden op 18 mei 2014.