Vroege kerkvaders over transsubstantiatie
Ds. W. Arkeraats | Geen reacties | 03-02-2025| 10:40
Vraag
Ik heb een paar vragen over citaten van vroege kerkvaders aangaande de aanwezigheid van Jezus’ lichaam en bloed in het brood en de wijn van het Avondmaal. Ook op Refoweb wordt bij vragen over dit onderwerp vaak gezegd dat de kerkvaders geen duidelijke visie hadden op het Avondmaal, maar onderstaande citaten zeggen in mijn ogen iets anders. Ze lijken meer overeen te komen met de Rooms-Katholieke en Oosters-Orthodoxe traditie. Ze zijn ook vrij direct en veroordelen zelfs mensen die niet in de transsubstantiatie geloven (ik weet dat de term later bedacht is). Klopt dat? Hoe moet ik deze citaten duiden? Het is mogelijk dat sommige van deze kerkvaders nog Avondmaal gehouden hebben met de apostelen zelf. Hebben ze dan zoiets belangrijks zo verkeerd begrepen? Waren er ook vroege kerkvaders die niet in deze transsubstantiatie geloofden? En hoe moet ik Johannes 6:53-55 in dit licht duiden, heeft onze visie hierop invloed op onze zaligheid? Zie hier de citaten:
1. Ignatius van Antiochië (35–107). Brief aan de Smyrnaeërs (Hoofdstuk 6-7): “Zij onthouden zich van de Eucharistie en het gebed, omdat zij niet belijden dat de Eucharistie het vlees is van onze Verlosser Jezus Christus, dat voor onze zonden geleden heeft en dat de Vader in Zijn goedheid heeft opgewekt.”
2. Justinus de Martelaar (100–165). Eerste Apologie (Hoofdstuk 66): “Want wij ontvangen deze niet als gewoon brood en gewone drank, maar zoals Jezus Christus, onze Verlosser, door het Woord van God vlees werd en vlees en bloed had voor ons heil, zo is ons geleerd dat het voedsel, dat door het gebed van Zijn Woord gezegend is en waarvan ons bloed en vlees door transformatie gevoed worden, het vlees en bloed is van die vleesgeworden Jezus.”
3. Irenaeus van Lyon (130–202). Tegen de ketterijen (Boek 4, Hoofdstuk 18, Paragraaf 5): “Wanneer de gemengde beker [wijn en water] en het gebroken brood ontvangen het Woord van God, worden zij de Eucharistie van het bloed en lichaam van Christus, waardoor het wezen van ons vlees gevoed en ondersteund wordt.”
4. Tertullianus (155–220). Tegen Marcion (Boek 4, Hoofdstuk 40): “Christus heeft het brood genomen en het tot zijn lichaam verklaard, door te zeggen: Dit is mijn lichaam, dat wil zeggen, de figuur van mijn lichaam.”
5. Cyprianus van Carthago (200–258). De eenheid van de Kerk (Hoofdstuk 17): “Ook de drank die wij aanbieden, is met Christus’ bloed heilig gemaakt. Hoe kunnen wij ons vertrouwen op Hem stellen als wij geen geloof hechten aan Zijn beloften en getuigenis, dat wie zijn lichaam eet en zijn bloed drinkt, in Hem blijft en Hij in hen?”
6. Cyrillus van Jeruzalem (313–386). Catechetische Lezingen (Lezing 22, Hoofdstuk 6): “Onderwijzend over de heilige mysteries zegt Hij: Dit is mijn lichaam. Wie durft daaraan te twijfelen? En zeggende: Dit is mijn bloed, wie zal ontkennen dat het Zijn bloed is?”
7. Ambrosius van Milaan (339–397). Over de sacramenten (Boek 4, Hoofdstuk 4, Paragraaf 14):
“Misschien zeg je: Ik zie iets anders; hoe kan het zijn dat ik het lichaam van Christus ontvang? Maar het blijft ons door te bewijzen dat het geen dat je ontvangt het lichaam van Christus is.”
Antwoord
Beste vriend of vriendin,
Je stelt heel wat aan de orde en ik zal proberen, op je verschillende vragen een duidelijk antwoord te geven. Vooraf heb ik nagelezen wat vroeger al eens via Refoweb aan de orde is geweest om te voorkomen dat ik in herhaling ga vallen. Ik vond het antwoord 'Transsubstantiatie tijdens de eucharistie' van ds. H. D. Rietveld, waar ik me heel goed in kon vinden.
Maar nu je vragen. Laat ik maar beginnen met het begrip transsubstantiatie. Hebben de oudvaders geleerd wat later de officiële opvatting van de Rooms Katholieke Kerk werd? Je vermoedt van wel: de oudvaders (daarmee bedoel ik de theologen in de Vroege Kerk) schijnen mensen te veroordelen die niet in de transsubstantiatie geloven.
Zelf lees ik de citaten anders. Laat ik beginnen bij die oudvaders. Ze legden sterk de nadruk op het feit dat de Heere Jezus zijn vlees en bloed gaf tot verzoening van de zonden. Waarom deze nadruk? In de begintijd van het christendom had men te maken met de dwaalleer van het zogenoemde gnosticisme. Kort gezegd houdt deze dwaling in dat men loochende dat de Heere Jezus waarlijk Mens (van vlees en bloed!) was geworden. Dat vonden ze maar minderwaardig. Ze wilden het ‘geestelijker’ zien en dat klonk nog mooi ook. Maar Johannes noemt hen in zijn brieven antichristen. Als Jezus namelijk niet waarlijk Mens was geworden, kon Hij ook niet lijden en sterven en konden wij niet zalig worden!
Daarom legden die oudvaders sterk de nadruk op het feit dat men tijdens de eucharistie verzoening vond in de Heiland, ook in Zijn menselijke gestalte en niet in een of andere schijnwerkelijkheid.
De gedachte dat de oudvaders geen duidelijke visie op het Avondmaal hadden, deel ik dus beslist niet. Integendeel: zij wisten heel goed wat zij beleden. Alleen: zij leefden ver vóór de tijd waarin de leer van de transsubstantiatie een breekpunt werd en daardoor konden zij onbekommerd spreken over “het eten van Jezus vlees en het drinken van Zijn bloed.” (Je noemt daarbij de woorden van Johannes 6; daar kom ik straks op terug).
Naar mijn overtuiging hebben de oudvaders dus niet de transsubstantiatie geleerd zoals men er veel later in de Rooms Katholieke Kerk over sprak. Dit houdt de gedachte in dat brood (ouwel) en wijn tijdens de Mis veranderen (transformeren) in het lichaam van Jezus. Op de vraag waar deze opvatting vandaan komt ga ik nu niet in, want dan zou mijn antwoord te uitgebreid worden.
Zoals we weten is deze visie door de Reformatoren afgewezen. Ze heeft er namelijk toe geleid dat men meende dat bij elke Misviering Christus opnieuw geofferd werd. Je kunt daarover lezen in vraag en antwoord 80 van de Heidelbergse Catechismus. Bovendien leidde deze opvatting tot allerlei vormen van bijgeloof, zoals in de legende dat men een ouwel in het vuur wierp, zonder dat deze verbrandde.
Ik hoop hiermee duidelijk te maken dat de opvattingen van de oudvaders en de latere inzichten van de Rooms Katholieke Kerk totaal verschillend waren. Het is dus ten onrechte als men zich op het punt van de transsubstantiatie op de oudvaders beroept.
En dan de woorden van de Heere Jezus in Johannes 6. Daar spreekt Hij over “het eten van Zijn vlees en het drinken van Zijn bloed.” Iedereen die dit leest zal begrijpen dat de Heiland hiermee niet aanzette tot kannibalisme. Als de Heere Jezus korte tijd later met de discipelen het Avondmaal viert, wordt er niet anders gegeten en gedronken dan brood en wijn. En zo deed men het ook in de tijd na Pinksteren.
Waarom gebruikte de Heiland dan zulke sterke woorden? Daarbij moeten we opnieuw denken aan de dwaling van het gnosticisme. Deze leidde tot de gedachte, dat Jezus slechts een schijnlichaam had. Een schijnlichaam kan echter niet lijden en sterven en dus ook geen verzoening van de zonden bewerken. En omdat Johannes zijn evangelie veel later schreef dan de andere evangelisten, kwam hij deze dwaling tegen. Ik geloof dat we de wondere leiding door de Heilige Geest mogen bewonderen, die aan Johannes de opdracht gaf juist deze woorden van de Heiland op te schrijven.
Waarschijnlijk hebben de woorden van de Heere Jezus een rol gespeeld bij de ontwikkeling van de opvattingen rond de transsubstantiatie.
En dan de hartevraag, waarmee je je vraag beëindigde: heeft onze opvatting invloed op onze zaligheid? Ik wil de vraag wat anders stellen? Wat is nodig voor onze zaligheid? Nodig is de Heere Jezus te belijden als onze Zaligmaker, Hem onze zonden te belijden en de toevlucht te nemen tot Zijn volbrachte werk. Daarbij mogen we ‘gebruik maken’ van de instellingen, die Hij gaf: doop en Avondmaal. Ongetwijfeld zullen wij daarbij niet alles op de juiste wijze inzien, maar dat zal de zaligheid niet in de weg staan. Als we beginnen met de bede “Wees mij, zondaar genadig”, zal de Heere wel op de goede weg leiden. Dat mogen we zeker geloven.
Ds. W. Arkeraats
Lees ook: 'Lichaam en bloed van Christus'
Dit artikel is beantwoord door
Ds. W. Arkeraats
- Geboortedatum:09-08-1946
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Hardinxveld Giessendam
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Emeritus