Zalig worden door ruime prediking (2)
C.A. Hoekman | Geen reacties | 24-01-2025| 12:50
Vraag
Ik ben niet de vraagsteller van 'Zalig worden door ruime prediking', maar uw antwoord roept tientallen vragen bij me op. Ik zal enkele vragen stellen, die het grootste zijn. U schrijft: “En het antwoord dat Paulus en Silas mogen geven, is het enige antwoord dat verlost van twijfel: Geloof in de Heere Jezus Christus, en u zult zalig worden, u en uw huis (Handelingen 16 : 31). Beladen en belast met je zonden vlucht je tot Jezus en schuil je bij Hem. En de vrucht? En mijn God sprak mij vrij.” Maar McCheyne zegt in het bekende lied wel eerst wat anders:
“Maar toen mij Gods Geest aan mijzelf had ontdekt, toen werd in mijn ziele de vreze gewekt; toen voeld' ik wat eisen Gods heiligheid deed; daar werd al mijn deugd een wegwerpelijk kleed. Toen vluchtt' ik tot Jezus! Hij heeft mij gered; Hij heeft mij verlost van het vonnis der wet; mijn heil en mijn vrede en mijn leven werd Hij; Ik boog m' en geloofd' en - mijn God sprak mij vrij!”
De in mijn ogen soms te ruime prediking die er in bepaalde hoeken binnen de Gereformeerde Gemeenten klinkt, waarin de noodzakelijkheid van dit bukken en buigen niet meer wordt gepredikt of beleefd, zorgt ook voor een gevaar. En ik kan de gevolgen, die er binnen andere gedeelten in onze achterban tot uiting komen, niet daarvan los zien. Hoe ziet u dit? Begrijpt u mijn zorg daarin?
Een andere vraag die ik heb is dat Spurgeon vaak erg eenzijdig wordt aangehaald. Hij heeft ook veel preken nagelaten over de eis van de wet en de doodstaat van de mens. Ds. Harinck heeft hier ook over geschreven ergens, meen ik. Waarom wordt dit nooit geciteerd en wordt hier nooit uit aangehaald?
Ten laatste. U schrijft: “En dan kom ik gelijk tot mijn tweede punt: is er in de prediking tussen het zondaar zijn en het komen tot de Heere Jezus niet zoveel tussengevoegd dat het zalig worden bijna onbereikbaar is geworden? En dan stel ik bij jouw vragen nog een vraag: hoevelen zitten er niet moedeloos in de kerk? Of voelen zich er niet bij betrokken door de prediking.” Is dit een oordeel over de Gereformeerde Gemeenten? Meent u serieus dat dit in de Gereformeerde Gemeenten plaatsvindt? Kunt u daar voorbeelden van noemen? Ik zit elke zondag in hetzelfde kerkverband als u. Maar ik heb het nog nooit gehoord.
Het doet mij ook verdriet als er zo over de Gereformeerde Gemeenten gepraat wordt. Ik ervaar dat God door Zijn Woord tot mij spreekt, of dat nu is onder een prediking die meer de nadruk legt op het eenzijdig soeverein welbehagen Gods of meer op de totale verantwoordelijkheid aan 's mensen zijde. Onder beide prediking heeft God tot mij gesproken en onder beide prediking worden er mensen zalig en wil God werken. Daarom mijn oproep: ik hoop dat u nog een positieve reactie kunt schrijven over het geheel van de Gereformeerde Gemeenten, ondanks alle zonden en ongerechtigheden in ieders hart en dat u ook woorden en begrip kunt geven aan mijn vragen en opmerkingen.
Met broederlijke groet, een medereiziger naar de eeuwigheid.
Vraag 2:
Mag ik nog een bescheiden aanvulling geven en vraag stellen naar aanleiding van het artikel van broeder Hoekman over zijn prachtige bijbelse en pastorale reactie over het onderwerp “zalig worden door ruime prediking.” Er zou nog meer te noemen zijn, zoals het gevaar om de verkiezing vòòr de evangelieverkondiging te plaatsen (een puritein noemde de uitwerking rampzalig) maar zou de volgende gedachte (dwaling?) ook een oorzaak kunnen zijn om het Evangelie van zijn diepe rijkdom te beroven? Namelijk in de prediking het zo voor te stellen dat God in de eerste plaats Zijn Zoon niet zond uit liefde tot deze wereld (Johannes 3 vers 16) maar om allereerst en het allermeest de deugden van Zijn Vader te herstellen, die wij geschonden hadden. Bijzonder de deugd van Gods recht.
Al zou er niemand zalig worden, wordt er dan soms bij gezegd. Hier zal ook uit voortvloeien de gedachte dat zo ook een mens eerst met Gods recht te doen krijgt en dan met Gods liefde. Dat lijkt heel zuiver en diep, maar geeft dat ons wel het juiste Schriftuurlijke Godsbeeld? Hebben de apostelen dit ook zo geleerd? En Spurgeon...? Is het niet een grote vergissing en dwaling om hoe goed misschien bedoeld, Gods recht als het ware vòòr Zijn liefde tot zondaren te plaatsen en Johannes 3 vers 16 zo te verklaren? Waarom? Omdat, al zou niemand zalig worden, God in het eeuwig oordeel volledig zal worden verheerlijkt in Zijn recht!? Maar Gods liefde zocht een weg om met behoud van Zijn recht (door Zijn Zoon aan de Kruisdood over te geven) zondaren zalig te kunnen maken! Daartoe gaf God Zijn Zoon (Johannes 3). O liefde Gods, oneindig groot!
Antwoord
Beste vraagstellers,
Bedankt voor jullie betrokken meelezen en, gezien de reacties, meeleven. Ik heb er bewust voor gekozen deze vragen tegelijk te beantwoorden. Waarom? Omdat ik het mooi vindt dat jullie het niet van elkaar weten, maar ook, zo ziet onze achterban eruit en wordt er, vanuit dezelfde achterban, totaal tegengesteld gereageerd op één en hetzelfde antwoord. Dan kan zeker verrijkend zijn als we elkaar accepteren, zonder elkaar de maat te willen nemen zowel binnen als ook buiten de Gereformeerde Gemeenten. Broederlijke liefde is niet per saldo binnenkerkelijk, maar interkerkelijk.
Voor ik echter probeer een eerlijk en pastoraal antwoord te geven, wil ik eerst benadrukken dat mijn eerder gegeven antwoord, het antwoord was op de vraag van iemand uit de Gereformeerde Gemeenten: "Waarom willen mensen een ruime Christusprediking? En dan niet een antwoord met argumenten als: dat is de plicht van de predikant, het staat in Gods Woord, enzovoorts. Maar een antwoord op de vragen die in hem opkomen als: word je onder een ruime prediking eerder/sneller zalig? Heb je er meer kans door? Kun je anders misschien helemaal niet zalig worden? Vragen van een jarenlange twijfelaar". Ik kan en wil er dus niet omheen, dat dan ook de Ger. Gem. als kerk ter sprake komt. Gewoon omdat een eerlijk antwoord op de vraag dit vereist. Ik doe veel meer een beroep op het inlevingsvermogen van de nieuwe vraagsteller om zich te verplaatsen in de persoon van deze twijfelende Ger. Gemmer.
Jij zit in een Ger. Gem. waar je het helemaal naar je zin hebt, waar je ervaart dat God in de prediking door Zijn Woord tot je spreekt. Wees daar blij mee, maar besef tegelijkertijd dat niet elke oudere/jongere je dat zal nazeggen en ik betwijfel of je daar wel voldoende oog voor hebt. Ik kom moedeloze jongeren/ouderen tegen, voor wie het zalig worden bijna onbereikbaar is geworden. En dan zeg jij: meent u serieus dat dit in de Gereformeerde Gemeenten plaatsvindt? Zou ik dat zomaar uit mijn duim zuigen? Ik begrijp wel dat jij dat nog nooit gehoord hebt. Want ik denk als je het zou horen, je het niet zou geloven en zou je er volop tegen ingaan. Met als enig gevolg dat je niets hebt bereikt en er geen echt gesprek is en je dus ook niets voor elkaar kunt betekenen. Echt luisteren naar elkaar is zo nodig om te proberen een Bijbels en pastoraal antwoord te geven.
Want ik haak dan gelijk in op je eerste opmerking dat ik McCheyne niet in de goede volgorde citeer en ik dus per saldo fout zit of onbijbels ben. Ik betwijfel oprecht of je mijn antwoord dan wel helemaal hebt gelezen als antwoord op een jarenlange twijfelaar. Want het moet toch mogelijk zijn om met andere woorden hetzelfde als McCheyne te zeggen? Blijkbaar kan dat volgens jou niet, want je verbindt dit gelijk met de in jouw ogen te ruime prediking.
Jij vindt dat er in bepaalde hoeken binnen de Gereformeerde Gemeenten een te ruime prediking klinkt, waarin de noodzakelijkheid van dit bukken en buigen niet meer wordt gepreekt of beleefd en dat zorgt voor een gevaar. Is dat nu zo positief over de Gereformeerde Gemeenten? En over voorgangers die je hierbij tekent? En dan zie je daarvan de gevolgen, die binnen andere gedeelten in onze achterban tot uiting komen. En dan vraag je aan mij: hoe ziet u dat? Heel eerlijk, ik zie dat niet. Want een beetje ondeugend zou ik moeten vragen, geef eens voorbeelden? Ik doe dat echter niet. Waarom niet? Het voegt niets toe. Mijns inziens gaat heel jouw vraag voorbij aan de inhoud van de oorspronkelijke vraag van de twijfelende GerGemmer, dus ook aan het antwoord dat ik op die vraag heb gegeven.
Ik kan jouw zorg niet wegnemen. Ik denk dat we ons meer zorgen moeten maken om al die medereizigers naar de eeuwigheid, die de Heere Jezus niet kennen. Die jouw en mijn pad kruisen. Want eigenlijk mis ik dat toch wel in jouw vraag. Hoe zullen jij en ik en al die andere medereizigers rechtvaardig verschijnen voor God. Ik haal het gedicht van McCheyne toch maar weer aan. We kunnen overal proberen een veilige wijk zoeken, maar met al onze zonden en zorgen vinden we die nergens dan aan de voet van het kruis. Hij mijn zonden en ik Zijn gerechtigheid, zalige ruil. Het liefste werk van de Heilige Geest om zondaren bij Jezus te brengen. Begrijp je dat ik niet om de vraag heen kan: wie is de Heere Jezus voor jou? Veilig zijn we alleen achter het bloed van onze Heere Jezus Christus, Die het verlorene zoekt en vindt. Onbegrijpelijk dat Hij vluchtende zondaren wil verlossen van het vonnis van de wet. Dan zing je toch mee met McCheyne:
Nu ken ik die waarheid, zo diep als gewis,
dat Christus alleen mijn gerechtigheid is.
Nu tart ik de dood, nu verwin ik het graf.
Nu neemt mij geen satan de zegekroon af.
Nu reis ik getroost onder ‘t heiligend kruis
naar ‘t erfgoed hierboven, naar ‘t Vaderlijk huis.
Mijn Jezus geleidt mij door d’ aardse woestijn.
“Gestorven voor mij!” zal mijn zwanenzang zijn.
Ik ken je niet, maar ik bid dat je met heel je hart dit mag meezingen. Ik denk dat je grootste verlangen dan wordt om te mogen doen wat ook Andreas deed: en hij leidde Hem tot Jezus (Johannes 1:43). Als je zelf mag weten dat de Heere Jezus je Zaligmaker en Redder is geworden, dan gun je dat iedereen (Johannes 3:16). Kom ga met ons en doe als wij! Laat dat biddend je diepe verlangen zijn.
Want ik kom dan ook gelijk uit bij de volgende vraag, die als een bescheiden aanvulling geduid wordt. Zou je het Evangelie niet van zijn diepe inhoud kunnen beroven, wanneer het in de prediking zo wordt voorgesteld dat God in de eerste plaats Zijn Zoon niet zond uit liefde tot deze wereld (Johannes 3:16), maar om allereerst en het allermeest de deugden van Zijn Vader te herstellen, die wij geschonden hadden. Bijzonder de deugd van Gods recht, al zou er niemand zalig worden. Dus het plaatsen van Gods recht vóór Zijn liefde tot zondaren en Johannes 3:16 op deze wijze ook verklaren. Hoe goed bedoelt ook, is dat geen grote vergissing en dwaling?
Wanneer in de veelheid van de onderdanen de heerlijkheid van de koning is gelegen, zou ik dat maar niet uit elkaar trekken. Er is volkomen harmonie tussen de Vader en de Zoon. God en de Vader zijn Eén (Johannes 10:30). Als God de wereld zo heeft lief gehad, dat Hij zijn Zoon wilde geven om zondaren te zaligen, wordt de heilige God op het hoogst verheerlijkt wanneer zondaren gelovig leren steunen op het verzoenend lijden en sterven van de Heere Jezus. Want Gods liefde zocht en vond een weg, de Weg, om met behoud van Zijn recht en deugden, zondaren te redden. Hoe? Gods weg van vrede loopt over de kruisheuvel Golgotha. Verkiezende liefde van de Vader, verlossende liefde van de Zoon en heiligende liefde van de Heilige Geest. En daarom, o liefde Gods, oneindig groot!
We hoeven Gods recht en Gods liefde ook niet tegen over elkaar te zetten als een tegensteling. In het volbrachte Middelaarswerk van onze Heere Jezus Christus is God verzoend met de zondaar die met al zijn zonden en zorgen leert vluchten tot Jezus. Daarom is er rust aan de voeten van de Heere Jezus. Omdat Hij alles voor mij heeft gedaan en God tevreden is gesteld in het offer van Zijn Zoon. Vrede met God in het bloed van het Lam van God. Dan is Zijn verzoenend lijden en sterven het rustpunt van je hart en mag het vrij en blij verkondigd worden: Komt, want alle dingen zijn gereed.
Zondag 1 van onze Catechismus zet zo hoog in. Wat is je enige troost beide in leven en in sterven? En het prachtige antwoord:
“Dat ik met lichaam en ziel, beide in het leven en sterven, niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben, die met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volkomen betaald en mij uit alle heerschappij van de duivels verlost heeft, en alzo bewaart, dat zonder den wil van mijn hemelse Vader geen haar van mijn hoofd vallen kan; ja ook, dat mij alle ding tot mijn zaligheid dienen moet, waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van het eeuwige leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte gewillig en bereid maakt. Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar het eeuwige leven heeft (Joh. 3:16).”
En dat eeuwige leven is niet te verliezen. Zijn schapen horen Zijn stem, Hij kent ze en ze volgen Hem. Hij geeft hun het eeuwige leven en ze zullen niet verloren gaan in eeuwigheid. En niemand zal ze uit Zijn hand rukken noch uit de hand van Zijn Vader, want Zijn Vader heeft ze aan Hem gegeven.
Onbevattelijke Goddelijke liefde voor zondaren zoals wij zijn. Je wilt het iedereen toeroepen, o, zondaar, nergens vind je rust dan alleen aan Jezus’ voeten. We zijn zo verloren buiten Jezus. Kom dan Schepper, kom dan Heilige Geest, kom in onze harten, in onze gezinnen, in onze huizen, in onze kerken en doe ons de stem van de Zoon van God horen, want dan zullen we leven, tot in eeuwigheid. Jezus alleen!
Alle roem is uitgesloten,
onverdiende zaligheen
heb ik van mijn God genoten,
'k roem in vrije gunst alleen!
Ja, eer ik nog was geboren,
eer Gods hand, die alles schiep,
iets uit niets tot aanzijn riep,
heeft zijn liefde mij verkoren:
God is liefd', o eng'lenstem,
mensentong, verheerlijkt Hem!
Hartelijke groet,
C. A. Hoekman, Kapelle
Dit artikel is beantwoord door
C.A. Hoekman
- Geboortedatum:23-09-1943
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Kapelle
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Dhr. Hoekman was ruim 40 jaar ouderling in de Ger. Gem.
Bekijk ook: