Boosheid op God in bijbel
ds. R.W. Mulder | 1 reactie | 18-12-2024| 09:37
Vraag
Nu las ik net dat David in Psalm 22 boos op God zou zijn… dat vind ik nogal wat. Ik heb het altijd begrepen als een klacht. Maar als dat zo is, mogen we dit dan wel zo zeggen?
Antwoord
Beste vraagsteller,
Het is mij niet duidelijk waarop het boos zijn van David in Psalm 22 volgens uw bron is gebaseerd. Psalm 22 beschrijft onder andere het lijden dat door David is ervaren en dat past inderdaad bij een klacht. Kan er tijdens dat klagen ook boosheid richting God zijn geweest? Ik sluit dat niet uit, maar kan dat niet direct koppelen aan een tekst uit Psalm 22.
Vanuit het geheel van de Bijbel blijkt dat een kind van God kan worstelen met hetgeen in zijn leven gebeurt. Zoals in een aardse relatie een kind boos kan zijn op een vader zo kan het in het geestelijke ook voorkomen. Daarmee is niet gezegd dat boos zijn goed is.
Een duidelijk voorbeeld van diepe emoties vind ik Klaagliederen 3. Jeremia vergelijkt God in vers 10 met een loerende beer. Dat is niet bepaald een positief beeld van God wat Jeremia daar geeft. Mag je God met een loerende beer vergelijken? In de Bijbel gebeurt het. Dit betekent allereerst dat het voorkomt en dat God weet wat in ons hart kan opborrelen. Dat kan ook boosheid zijn. Zelfs in onze boosheid blijkt God ons te kennen. En Hij blijkt de boosheid te kunnen veranderen in verwondering en dankbaarheid. “Het zijn de goedertierenheden des HEEREN, dat wij niet vernield zijn, dat Zijn barmhartigheden geen einde hebben” (Klaagliederen 3:24).
Hartelijke groet,
Ds. R. W. Mulder
Dit artikel is beantwoord door
ds. R.W. Mulder
- Geboortedatum:12-05-1975
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Montfoort
- Status:Actief
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
17 Des nachts doorboort Hij mijn beenderen in mij, en mijn polsaderen rusten niet. 19 Hij heeft mij in het slijk geworpen, en ik ben gelijk geworden als stof en as. 20 Ik schrei tot U, maar Gij antwoordt mij niet; ik sta, maar Gij acht niet op mij. 21 Gij zijt veranderd in een wrede tegen mij; door de sterkte Uwer hand wederstaat Gij mij hatelijk.
