Gemeente verlaten is meineed (2)
C.A. Hoekman | Geen reacties | 01-08-2024| 16:10
Vraag
Ik ben niet de vragensteller, maar ik had wel een vraag over het antwoord 'Gemeente verlaten is meineed'. Als je belijdenis doet van je geloof beloof je toch ook dat je in die gemeente en kerk je wil voegen onder het woord zoals dat op die plek geleerd wordt binnen de kerkelijke theologische visie van dat kerkverband? Als je dan kort daarna opeens van kerkverband wisselt is die eerste belofte die je deed toch op dit punt niet betrouwbaar geweest? Want eigenlijk zeg je dan dat je eerdere antwoord op die vraag niet met ja meer te beantwoorden is.
Vanuit dat oogpunt is er toch wel een mogelijkheid om aan meineed te denken, omdat je je belofte niet nakomt? Hoe is het anders mogelijk dat de kerkenraad vaak meedeelt dat ze met droefheid en leedwezen hebben kennisgenomen dat er een lid zich aan de gemeente heeft onttrokken? Zou dhr. Hoekman hier nog iets over kunnen zeggen? Want ik begrijp dit deel uit zijn antwoord niet goed.
Antwoord
Beste vraagsteller,
Bewust ben ik mijn antwoord begonnen met het intrieste van de kerkelijke verdeeldheid. Bijzonder wanneer die verdeeldheid ook de gereformeerde gezindte uit elkaar heeft getrokken en kerken die op grond van Schrift en belijdenis één zouden moeten zijn, op zijn best langs elkaar heen leven… Erger nog, elkaar verdacht maken om allerlei bijkomende zaken. En dus niet samen een gemeente van onze Heere Jezus Christus kunnen vormen, rondom Gods Woord en de belijdenis van de kerk der eeuwen. Wie zou niet wenen?
Wanneer je openbare belijdenis van je geloof aflegt voor Gods aangezicht en in het midden van de gemeente, staat in de eerste plaats niet de leer van de plaatselijke gemeente op de voorgrond, maar de ware en zaligmakende leer, overeenkomend met de Heilige Schrift. Je verklaart dan tevens dat deze leer ook de leer van “onze” kerk is, die je geleerd, gehoord en beleden hebt. Deze formulering bevestig je met je ja-woord.
En dan haal je in je vraag het voorbeeld aan van iemand die kort na zijn openbare belijdenis van kerk wisselt, waarbij je dan concludeert dat die eerste belofte op dit punt dan toch niet betrouwbaar is geweest. Ik kan hierin met je meevoelen, maar is dat dan een situatie waar je aan de mogelijkheid van een meineed denkt? Ik heb jaren belijdeniscatechisatie gegeven en ben ook daarin altijd duidelijk geweest: als je van plan bent om snel na je openbare belijdenis lid te worden van een andere kerk, doe dan belijdenis is je nieuwe kerk.
Maar kun/wil je dat dwingen? Want wanneer je doorvraagt bij zo’n jongere is er zeker niet een probleem in het hartelijke meeleven met de gemeente en zeker niet met de overtuiging dat in de gemeente de ware en zaligmakende leer geleerd wordt. Integendeel, ik heb vele keren de vraag gekregen: als ik beloof lid te worden van onze plaatselijke gemeente, beloof ik dan ook altijd lid te blijven van de Gereformeerde Gemeenten? De worsteling om het jawoord te geven, kwam duidelijk openbaar. Mag ik/kan ik ze tot zo’n ingrijpende belofte oproepen of daartoe verplichten? Ik heb dat nooit gedaan, kon ik niet. Pastoraal zijn en blijven is een worsteling, voor God, de gemeente en de jongere. Maar een worsteling die beslist de moeite waard is.
Want waarom is het voor mij geen meineed? Ik kom weer terug op de gevolgen van de diep trieste kerkelijke verdeeldheid, niet in het minst binnen onze gereformeerde gezindte. Wanneer je van kerk verandert naar een kerk waar ook dezelfde ware en zaligmakende leer geleerd wordt, overeenkomend met de Heilige Schrift en die dezelfde belijdenisgeschriften als akkoord van belijden hebben; pleeg je dan meineed als je lid wordt van zo’n kerk? Voor mij is het duidelijk: nee. Waarom niet? Omdat al die afgescheiden kerken er niet zouden mogen zijn. Wanneer het één kerk zou zijn, waren er geen overgangen. Maar helaas, kerkscheuring, verdeeldheid is een repeterende breuk geworden. En om dan als afgescheiden kerk te zeggen: wanneer je bij ons weggaat, is dat meineed… Ik kan het niet over mijn lippen krijgen. Je begrijpt dat ik dan ook niet sta achter de formulering, dat na een overgang naar een andere bijbelgetrouwe kerk, de kerkenraad met droefheid en leedwezen meedeelt dat een lid zich aan de gemeente heeft onttrokken. Eerlijkheidshalve zou je er dan bij moeten zeggen dat betrokkene zich gelukkig heeft aangesloten bij een andere bijbelgetrouwe kerk.
Er is een veel groter probleem: veel jonge en oudere leden verlaten de kerk en gaan de wereld in. Dat geeft echt verdriet in gezinnen en kerken.
Van welke kerk ben je lid? Zeg je met schaamte, van de Hersteld Hervormde kerk, van de (oud) Gereformeerde Gemeenten (in Nederland), van de Christelijke Gereformeerde kerk, van de Gereformeerde Bond binnen de Protestantse Kerk, van de Vrije Oud gereformeerde gemeente en noem ze maar op? Al deze kerken, met al hun verschillende namen, vallen weg.
Of zeg je, ik mag weten lid te zijn van de Kerk van onze Heere Jezus Christus, Die door Zijn Geest en Woord, een gemeente samenroept over deze wereld. Een Kerk die leeft op kosten van haar Heere en Heiland en waar ik met al mijn zonden en zorgen mag schuilen achter het bloed van mijn Zaligmaker. Een Zaligmaker die mij nooit begeeft en nooit verlaat, want Hij heeft het beloofd: Ik ben met je, al de dagen tot aan de voleinding van de wereld.
Eén Naam blijft over, want straks zal het zijn één kudde en één Herder. En hier zingen we als voorschot op wat komt:
Och! dat aller mensen tongen,
Aller Englen zang, o Heer!
Samenstemden, samen zongen
Eeuwig tot Uw’ lof en eer!
Zonder einde geeft Uw lof,
Jezus! ons de rijkste stof:
Trek tot U ons hart naar boven,
Dat w’ U eeuwig lieven, loven.
Hartelijke groet,
C. A. Hoekman
Dit artikel is beantwoord door
C.A. Hoekman
- Geboortedatum:23-09-1943
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Kapelle
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Dhr. Hoekman was ruim 40 jaar ouderling in de Ger. Gem.
Bekijk ook: