Vraag
Ik las in “De Hemel op Aarde, de volle zekerheid van de zaligheid”, van Thomas Brooks in de vertaling van de Puriteinse Klassieken op bladzijde 207 waar het gaat over de gaven van God het volgende. Eerst een stukje context:
“Geloven is niets anders dan het aannemen van Christus als uw Heere en Zaligmaker, zoals Hij u wordt aangeboden in het Evangelie. En die aanneming is vooral, zo niet alleen, de daad van uw wil. Als u dus oprecht en van harte bereid bent om Christus op Zijn eigen voorwaarden, op de voorwaarden van het Evangelie, aan te nemen, dat wil zeggen om u zalig te maken en over u te heersen, om u te verlossen en te regeren, dan bent bent u een gelovige.”
Nu het gedeelte waar mijn vraag over gaat:
“De oprechte bereidheid om te geloven is geloof. En deze gave brengt u binnen het bereik van de belofte van het eeuwig geluk en de eeuwige zaligheid.”
Nu mijn vraag aan een dominee uit de HHK. Een mens, en dus ook ik, is toch nooit bereid om te geloven? Betekent dan hier de bereidheid, dat Brooks bedoelt te zeggen: Als je zalig wil worden en als je wil leven in de genade van Christus en je wil dat Hij jouw meester is, ondanks de gevolgen (je zal immers aan jezelf moeten sterven), je de eeuwige zaligmakende beloften mag toepassen op je eigen ziel? En dus ook elke belofte die voor een gelovige bedoeld is in de Schrift?
Met vriendelijke groet, een 16-jarige jongen.
Antwoord
Dank voor je vraag. Wat je schrijft, klopt inderdaad. Wie Christus en Zijn genade nodig heeft, mag weten dat Christus en Zijn genade ook voor hem is. Als je komt tot Hem, dan zal Hij je alles geven en alles leren wat nodig is om zalig te worden en met Hem te leven.
En met alles bedoel ik dan ook echt alles. Dus als je niet weet hoe je moet geloven, of als je dat zelfs niet wil, ga ermee tot Christus, dan geeft Hij je geloof en leert Hij je geloven. Zit er iets in je wat zich niet bekeren kan of wil van de zonde? Ga ermee tot Hem, dan geeft Hij de wil om je te bekeren en de kracht om tegen de zonde te strijden. En vul het maar aan: als je het verwacht van Hem, dan zal Hij je alles geven wat nodig is. Alles wat jou ontbreekt schenkt Hij jou als je Hem daarom smeekt, mild en overvloedig.
Het rare met geloof is dat zodra je ernaar verlangt, je het al hebt. Romeinen 3:11 zegt dat er niemand uit zichzelf naar God zoekt. Als wij wél naar God zoeken, als er iets is in ons dat wél naar God verlangt en dat wél met Hem leven wil en voor Hem buigen wil, dan kan het niet anders of dat komt bij God vandaan. Dat is het werk van de Heilige Geest. Zodra wij op God gericht worden en verlangen om met Hem te leven, zijn wij al bezig om te geloven. De daad van het geloof, namelijk dat wij heerlijkheid in Christus zien, dat wij tot Christus gaan en dat wij het van Hem en Zijn offer verwachten, is het beste bewijs van een waar geloof.
Ds. S. T. Lagendijk
Dit artikel is beantwoord door
Ds. S.T. Lagendijk
Bijzonderheden:
Bekijk ook:
