Man zonder bruiloftskleed of luie dienstknecht
Ds. B.M. Meuleman | Geen reacties | 02-04-2024| 16:10
Vraag
Wanneer ben je van de verkeerde categorie mens die geen bruiloftskleren aan wilde doen op de bruiloft van de Zoon van de Gastheer (volgens de gelijkenis). Is dat waar bijvoorbeeld de vrucht (goede werken doen) ontbreekt of hoe moet ik het zien zonder gevaar te lopen zélf die categorie te zijn? Dénken er te komen maar niet goed te zijn (geweest) in Zijn oog.
Dezelfde angst ervaar ik bij de gelijkenis over onder andere de luie dienstknecht. Ik voel voorwaarden of toch enige aanpassing/prestatie en die druk vind ik fysiek en psychisch al lastig in de wereld, laat staan geestelijk bij God. Hij weet toch wat voor (gebrekkig) maaksel ik ben. Moet ik dan tóch tot het uiterste gaan om verschil te maken tussen mijn onbekeerde en bekeerde levenswijze?
De zorgverzekeringen van Care4Life
De zorgverzekeringen van Care4Life stellen de beschermwaardigheid van het leven voorop. Benieuwd hoe?
Antwoord
Beste vraagsteller,
Laten we eerst eens kijken wat Jezus met de gelijkenis van de koninklijke bruiloft, zoals beschreven in Mattheüs 22, bedoelt en waarom de man zonder bruiloftskleed wordt buitengeworpen.
Het is goed om duidelijk te hebben aan wie deze gelijkenis in de eerste plaats gericht is, namelijk de overpriesters en Farizeeën. Zij zijn afgezanten van het sanhedrin die Jezus met strikvragen proberen te vangen maar Hem ook letterlijk gevangen willen nemen en doden. Zij begrijpen namelijk dat Jezus hen boze wijngaardeniers noemt, in de gelijkenis die voorafgaat aan die van de koninklijke bruiloft. In de gelijkenis van de koninklijke bruiloft komen zij er niet veel beter van af. Zij slaan de uitnodiging voor de bruiloft van de zoon van de koning af. Zij grijpen zijn dienstknechten, behandelen hen smadelijk en doden hen. Daarop ontsteekt de koning in grote toorn, straft hen en nodigt nu mensen uit die je normaal niet op een koninklijke bruiloft zou verwachten: bedelaars, rovers, onreinen en wat niet al.
Deze gelijkenis is dus in de eerste plaats bedoeld om de godsdienstige leiders van het volk te laten zien dat God hen met al hun godsdienstigheid en vrome ernst voorbij gaat en zelfs straft. In plaats daarvan komt de nodiging nu tot hen die uitblinken in goddeloosheid en zonde. Zij die van zichzelf geen enkele waardigheid hebben, mogen komen op de bruiloft van het Lam, Gods Zoon. Geen mens is te zondig, te slecht, te onrein. Het is juist tot zulke grote zondaren dat de nodiging van het Evangelie uitgaat en zij mogen komen zonder enige voorwaarde, zonder enige beperking. Gods genade is vrij en onvoorwaardelijk en wie ook maar wil, mag komen om aan te zitten in Gods Koninkrijk. De godsdienstige leiders hadden ook mogen komen, maar zij wilden een uitnodiging horen die vol zit met voorwaarden en beperkingen. Zij wilden zo’n uitnodiging verdienen en waard zijn op grond van hun godsdienstigheid, hun ernst, hun vroomheid. Daarom leggen zij de mensen lasten op die te zwaar zijn om te dragen om het volk vooral duidelijk te maken dat de toegang tot Gods Koninkrijk niet vrij is, niet voor iedereen geldt maar omgeven is met geboden en verboden. Dat je jezelf waardig moet maken en je eigen gerechtigheid en gehoorzaamheid voor God moet meebrengen als toegangsbewijs voor Zijn Koninkrijk.
Jezus draait dit radicaal om en ontzegt juist de godsdienstige leiders de toegang en zegt dat het Koninkrijk Gods van hen zal worden weggenomen. Het zal gegeven worden aan zondaren, tollenaren, hoeren, goddelozen, heidenen, onreinen. Zij mogen in de bruiloftszaal komen om aan te zitten aan de Tafel van de Koning, zonder dat zij dat verdienen, uit vrije genade alleen, zonder enige verdienste of waarde van zichzelf.
Om dat duidelijk te maken, spreekt Jezus van de man zonder bruiloftskleed. Nu zou je het een voorwaarde kunnen noemen dat alle gasten een bruiloftskleed moeten dragen, maar het is dan wel een voorwaarde die door de Gastheer Zelf is vervuld. Het gaat hierbij niet om een bijzonder feestkleed maar om gewassen en schone kleren die doorgaans wit zijn. Sommige uitleggers gaan ervan uit dat deze kleding door de gastheer zelf wordt gegeven, anderen betwijfelen dat. In ieder geval maakt ons God in Zijn Woord duidelijk dat we alleen aan de Tafel van de Koning kunnen komen wanneer we bekleed zijn met Zijn gerechtigheid. We mogen ons bekleden met de volkomen gerechtigheid van Jezus. We mogen onze kleren, vuil geworden door de zonde, wit laten wassen door Zijn bloed. Zijn bloed alleen reinigt ons van alle zonde en door Zijn bloed hebben wij een vrijmoedige toegang tot de bruiloftszaal.
Je mag dus aan Jezus Christus vragen of Hij je bekleden wil met Zijn volkomen gerechtigheid. Je mag Christus Zelf aandoen als de gerechtigheid waarmee je voor God kunt bestaan. Het boek Openbaring noemt dit een rein en blinkend fijn lijnwaad, want dit fijn lijnwaad zijn de rechtvaardigmakingen der heiligen. Het heeft Christus alles gekost om jou dit bruiloftskleed te kunnen geven. Hij heeft dit kleed voor jou geweven door Zijn leven lang op aarde Gods wil volkomen te doen en Zijn wet volmaakt te houden. Hij is als een zwak Mensenkind tot het uiterste gegaan om een volkomen gerechtigheid voor jou te verwerven. Zelfs toen Zijn ziel tot de dood toe bedroefd was en Hij grote druppels bloed zweette in de hof Gethsémané, bad Hij: Vader, niet Mijn wil maar Uw wil geschiede. De stof waarvan het bruiloftskleed is gemaakt, is niets minder dan het lijden en sterven van Jezus, toen Hij op het kruis de vloek van de zonde droeg en voldeed aan de eis van de wet. Het is een gerechtigheid, zo blinkend, zo volkomen, zo goddelijk, dat je een ruime toegang hebt tot de genadetroon van de grote Koning. Jezus heeft alles volbracht, heeft alles gedaan wat nodig is om je op Zijn bruiloft te kunnen nodigen. Je hoeft niets mee te brengen. Hij ontvangt je op grond van Zijn eigen volbrachte werk hoe zondig, hoe vuil, hoe goddeloos je ook bent. Ook al kom je alles tekort – en geloof me, dat is zo. Maar uit vrije genade alleen mag je aanzitten aan Zijn Tafel zonder enige voorwaarde of prestatie van jouw kant. Alles wat je nodig hebt, samengevat in dat ene beeld van het bruiloftskleed, mag je uit Zijn handen ontvangen en aannemen. Laat dus al je angst varen dat er ook maar iets kleins nog van jezelf zou moeten komen als een prestatie of vereiste om op de koninklijke bruiloft te mogen komen. Je goede werken zullen altijd tekort schieten en vol zijn van zonde. Je geloof zal altijd onvolkomen zijn. Laat je eenvoudig bekleden met Christus Zelf en Zijn gerechtigheid. Hij nodigt je, zonder enige voorwaarde, om tot Hem te komen en Hij zal je zalig maken, want die tot Hem komt, zal Hij geenszins uitwerpen, zo luidt Zijn eigen belofte.
Je schrijft: “Denken er te komen maar niet goed te zijn (geweest) in Zijn oog.” De man zonder bruiloftskleed dacht juist dat hij goed genoeg was in Gods oog. Hij dacht dat hij wel met zijn eigen gerechtigheid kon komen. Hij liet zich niet bekleden met de schoongewassen, witte kleding die uit de hemelse garderobe wordt aangereikt. Hij hield zijn eigen vieze, zondige plunje aan omdat hij dacht dat zijn eigen goede werken, zijn eigen vroomheid en godsdienstigheid wel genoeg was. Hij is het beeld van zo’n godsdienstige leider die Jezus’ gerechtigheid verwerpt. Maar weet je, het gaat niet om de vraag of je goed genoeg bent in Gods oog. Het gaat om de vraag of Zijn Zoon goed genoeg is in Zijn oog. En dat is Hij! Wanneer je Jezus Christus aandoet als je volkomen gerechtigheid, kijkt God naar jou zoals Hij naar Zijn Zoon kijkt. Hij ziet, zogezegd, niet jou maar Zijn Zoon en Hij is volkomen tevreden met je. Sterker nog, Hij verheugt Zich in je en schept grote blijdschap in je. Zijn oog is, om Christus’ wil, vol liefde en blijdschap op jou geslagen!
Dat brengt mij bij die andere gelijkenis die je noemt, die van de luie dienstknecht uit Mattheüs 25. Ook hier is het weer belangrijk om te zien tot wie Jezus deze gelijkenis spreekt, namelijk Zijn discipelen, en wat Hij met deze gelijkenis bedoelt. Het is de laatste gelijkenis in een serie van drie die Jezus tot Zijn discipelen spreekt wanneer Hij het heeft over Zijn wederkomst en hoe we ons daarop moeten voorbereiden. Daarbij roept Hij aan het eind van het vorige hoofdstuk op tot waakzaamheid, omdat niemand weet wanneer precies de dag van Zijn wederkomst plaatsvindt. De gelijkenis van de luie slaaf sluit aan bij de gelijkenis van de twee dienstknechten aan het slot van Mattheüs 24, waarin Jezus Zijn discipelen oproept niet alleen waakzaam te zijn maar ook trouw. We moeten niet alleen voorbereid zijn op de dag van Zijn wederkomst, zoals de gelijkenis van de wijze en dwaze maagden aan het begin van hoofdstuk 25 duidelijk maakt, we moeten ook trouw ons werk verrichten als dienstknechten van God.
De luie dienstknecht heeft één talent ontvangen wat overeenkomt met 6000 keer een dagloon. Hiermee heeft hij een vermogen ontvangen wat voldoende is om ruim 16 jaar mee rond te komen. Je bent wel heel erg onverschillig als je dan dat complete vermogen simpelweg in de grond begraaft en er niets mee doet. Het punt dat de Heere Jezus maakt, is niet dat de slaaf zich tot het uiterste moet inspannen om de goedkeuring van zijn heer te verdienen, maar dat het hem koud laat dat hem zo’n groot talent is toevertrouwd. Strikt genomen had hij niet eens er mee hoeven te werken. Hij had het geld van zijn heer ook tegen rente kunnen uitzetten door het aan de bankiers te geven, dan had het tenminste nog het nodige opgeleverd. Maar hij blijkt geen enkele verantwoording te willen dragen voor het geld van zijn heer. Het gaat Jezus hier om de intentie van de boze dienstknecht. Hij wil niets doen met het geld dat hij van zijn heer heeft gekregen en dat, terwijl het niet van hemzelf is. Hij heeft er slechts het beheer over. Dat ene talent behoort zijn heer toe.
Nu gaat het bij deze gelijkenis, net als bij de vorige, over het Koninkrijk van God en de komst van de Koning. De vraag is hoe Jezus ons zal aantreffen wanneer Hij weerkomt uit de hemel om Zijn Koninkrijk in volheid te vervullen. Waren wij waakzaam en waren wij trouw in Zijn dienst? Daarbij gaat het in de eerste plaats om de dienst aan Koning Jezus. Wat hebben wij gedaan met alle gaven die Hij ons schonk? Daarbij kun je denken aan de gaven van Zijn Woord, de Heilige Geest, het geloof en nog veel meer geestelijke gaven. Maar je kunt ook denken aan de mate waarin of de hoeveelheid waarmee God je die gaven heeft geschonken. De ene dienstknecht van Hem heeft een groot geloof dat bergen kan verzetten, een ander heeft dat niet. De één is vervuld met de volheid van de Heilige Geest en kent een krachtig gebedsleven. Een ander heeft dat misschien niet. Het ene kind van God ziet grote vrucht op het werk dat hij doet in Gods Koninkrijk. Hij mag een middel zijn om zeer velen tot geloof een bekering te leiden. Gods andere kind ziet maar weinig vrucht op de goede woorden die hij van zijn Meester mag spreken, bijvoorbeeld bij zijn collega’s, vrienden of familie. Niet iedereen mag een Reformatie teweeg brengen, zoals een Luther. Niet iedereen heeft de geleerdheid van een Calvijn. Maar de Heere let niet op de grootte van je gaven maar op wat je ermee doet. Ben je bereid ze gebruiken in Gods dienst en tot Zijn eer of sta je onverschillig tegenover Hem en Zijn dienst? En vergeet niet dat God verheugd is over elk woord en elke daad die uit liefde tot Jezus is gedaan, hoe klein of onopgemerkt door de mensen ook. Hij ziet het zuchtende gebed van je in de binnenkamer waarbij je je naaste opdraagt aan Gods genadetroon. Hij hoort het vriendelijke woord dat je tot iemand spreekt die het moeilijk heeft.
Je schrijft dat je het ervaren van druk in deze wereld zowel fysiek als psychisch al lastig vindt. Die druk kun je soms ook in de kerk ervaren. Je moet soms zoveel. Maar God zoekt geen geestelijke krachtpatsers, maar mensen die ervaren dat ze zwak zijn in zichzelf. Denk bijvoorbeeld aan Paulus van wie wij vaak denken dat hij een groot redenaar was, krachtig in zijn optreden, een man om tegen op te zien. Niets is minder waar. Paulus zegt in de tweede brief aan Korinthe dat hij gezien wordt als iemand die schuchter is in de gemeente van Korinthe. Van Paulus wordt gezegd dat hij in zijn brieven wel krachtig en gewichtig is, maar dat zijn lichamelijke aanwezigheid zwak is en zijn spreken verachtelijk. En in de eerste brief aan Korinthe erkent hij dat hij met zwakheid bij de gemeente was, met vrees en veel beven. Zijn prediking bestond niet in overtuigende woorden van menselijke wijsheid, zo zegt hij. Zijn verschijning en spreken op zich baarden bepaald geen opzien. Maar juist Paulus weet als geen ander dat Gods kracht in onze zwakheid volbracht wordt. Je mag het Paulus daarom nazeggen: als ik zwak ben, dan ben ik machtig, want Gods kracht wordt in zwakheid volbracht. God gebruikt zwakke mensen die klein zijn in zichzelf en juist daarom alles van Hem verwachten. En dan hoef je niet als Paulus vele landen en volken te doorkruisen om het Evangelie te verkondigen. God is blij met alles wat je doet, wanneer je het doet uit liefde tot Hem, al is het maar een beker koud water voor één van Zijn minste broeders of zusters. Denk ook aan de weduwe die ‘maar’ twee kleine penningen in de schatkist van de tempel wierp, maar Jezus zegt van haar dat deze arme weduwe er meer ingeworpen heeft dan allen die iets in de schatkist geworpen hebben.
Je hoeft dus niet tot het uiterste te gaan om verschil te maken tussen je onbekeerde en bekeerde levenswijze. Dat heeft Christus al gedaan. Hij is tot het uiterste gegaan, namelijk tot in de diepten van de hel, om je in Zijn liefde aan te nemen. Alles wat je voor Hem doet, hoef je ‘slechts’ te doen uit wederliefde tot Hem en niet om jezelf te bewijzen of het verschil te maken. Wie in Christus is, is een nieuw schepsel. Je oude leven is voorbijgegaan, het is alles nieuw geworden. Natuurlijk heb je je leven lang te strijden met je oude mens, je vorige leven, je zondige hart maar in Christus is dat alles voorbij. Hij is je nieuwe Mens, je nieuwe Leven. Weg dus met alle druk en voorwaarden. Zie slechts op Jezus. Zijn bloed reinigt je van alle zonden. Hij is je volkomen gerechtigheid waarmee je voor God kunt bestaan. Laten Zijn genade en liefde je leiden om te leven tot Zijn eer. Zijn dienst is een liefdedienst. Je bent niet langer onder de wet maar onder de genade. Door het geloof ben je Gods kind en wat er ook gebeurt, Hij zal je altijd liefhebben. Hij is niet langer je Rechter, streng en onverbiddelijk. Hij is je Vader, vol liefdevolle zorg en trouw. Alles wat je hemelse Vader van je vraagt, geeft Hij jezelf. Je vindt het in Zijn Zoon.
Met hartelijke groet,
Ds. B. M. Meuleman
Dit artikel is beantwoord door
Ds. B.M. Meuleman
- Geboortedatum:20-05-1972
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Hoogeveen
- Status:Actief