Daden van het geloof
Ds. G.A. van den Brink | Geen reacties | 27-02-2024| 13:01
Vraag
In het RD hebben inmiddels diverse reacties gestaan naar aanleiding van het nieuwe boek van dr. G. A. van den Brink: “HyperDordt”. Ik zou graag èèn element uit het in het RD van 3 januari 2024 geplaatste opiniestuk van ds. G. Clements willen halen. Hij gaf aan bij ds. Van den Brink te missen de functionering van de daden van het geloof zoals Christus erover sprak in de Bergrede (ds. Clements zal daarmee bedoeld hebben het geloof in zijn gemis, honger en dorst, enzovoorts). Dat deed bij mij de vraag reizen in hoeverre de apostelen in hun brieven (Nieuwe Testament) gestalte hebben gegeven aangaande de functionering van de daden van het geloof zoals Christus erover sprak in de Bergrede. Of moet dan toch meer teruggegrepen worden op de ervaring van de Oudtestamentische gelovigen? Mijn ervaring is, dat dit meest wel gebeurt! Mag dat?
Ik kwam namelijk een bijzondere uitspraak tegen van de bekende James Fraser. Hij schreef: “Ik bemerk, dat in onze godgeleerdheid veel is veranderd met wat het was in de dagen van de hervormers. Wanneer ik Knox, Hamilton, Tindal, Luther, Calvijn, enzovoorts, lees, merk ik een ander schema van godgeleerdheid op, welke meer in overeenstemming is met de Schriften. De meeste leraars verwarren droevig genoeg de twee verbonden en zijn van een Oudtestamentische geest”! Datzelfde vraag ik me ook af wat betreft de standen in het genadeleven, zoals die in het meer bevindelijke deel van de kerken in de prediking naar voren worden gebracht (voor zover ik heb waargenomen eveneens hoofdzakelijk verklaard vanuit de ervaring van de Oudtestamentische gelovigen).
Hoe kijkt u daar Schriftuurlijk tegenaan? Of komt dit in uw nieuw te verschijnen boek ook aan de orde? Misschien mag ook dit dan aanleiding worden tot een goed gesprek over Schriftuurlijke bevinding en er toe zal leiden, dat er veel misverstand en verdeeldheid zal worden weggenomen. Allemaal weer terug naar het Sola Scriptura! Dat is mijn gebed.
Antwoord
Beste vragensteller,
Alle gelovigen, in Oude en Nieuwe Testament, zijn zalig geworden door het geloof in Christus. In het Oude Testament geloofde men in een Zaligmaker die zou komen, in het Nieuwe in de Zaligmaker die gekomen is. Wij kunnen en mogen dus radicaal niet meer op dezelfde manier geloven als de gelovigen in het Oude Testament. Het rechtvaardigend geloof gelooft dat God Christus uit de doden opgewekt hééft (Romeinen 10:9-10). De historische voortgang verbiedt het om te geloven dat de Zaligmaker ooit uit de doden opgewekt zal worden. We kunnen dus niet het leven van de discipelen of van de aartsvaders opvatten als een verslag van “hoe het gaat in het leven van Gods volk.”
Nu de vraag over de Bergrede, waar wordt gesproken over hongeren en dorsten, arm zijn van geest, enzovoorts. Zijn dat beschrijvingen van gelovigen? Ja, beslist. Maar niet elke geloofsdaad is rechtvaardigend van aard. Wij worden niet gerechtvaardigd voor God als wij hongeren en dorsten, als wij vertrouwen op Gods hulp in het tijdelijke leven, als we in geloof uitzien naar het eeuwige leven. Deze daden zijn niet rechtvaardigend. We kunnen misschien wel 100 verschillende geloofsdaden onderscheiden. Toch is slechts één daarvan rechtvaardigend.
Welke daad is rechtvaardigend? Dat is het aannemen van Christus (Johannes 1: 12 ; Dordtse leerregels I.4). Wij worden vrijgesproken voor God als wij de gerechtigheid van Christus, in Zijn offer aan het kruis volbracht, aannemen (Heidelbergse catechismus zondag 23 vraag 60).
De vraag is dus niet of de Bergrede geloofsdaden beschrijft. De vraag is of iemand die wel hongert en dorst maar niet Christus aanneemt, rechtvaardig voor God is. Alle oude schrijvers hebben daarop het antwoord gegeven: nee.
John Owen wijst erop hoe belangrijk dit punt voor de bevinding is. Hij wijst er (zeer terecht!) op dat iemand die overtuigd van zonden is, met niets anders tevreden zal zijn dan te wéten dat hij door Christus’ offer voor God vrijgesproken wordt. De rechtvaardiging (vrijspraak) kan voor iemand die zijn schuld beseft, geen nadere weldaad, geen welwezen, geen zeldzame toegift voor vergevorderde christenen zijn, maar het is het allereerste wat hij nodig heeft. Zo iemand kan niet volstaan met de rechtvaardiging ‘aan de zijde Gods’ maar wil de vrijspraak in zijn eigen geweten ervaren.
Bevindelijke predikers die er vanuit gaan dat bekommerde christenen een geestelijk leven moeten leiden zonder dat zij de bevrijdende rechtvaardiging in hun geweten kennen, nemen de ernst van zonde en schuld niet serieus genoeg.
Een slotopmerking. Het zojuist genoemde punt over de bevinding heeft niet te maken met het onderscheid tussen Oude en Nieuwe Testament. Want ook in het Oude Testament hebben alle gelovigen geleefd bij de zekerheid van Gods vrijspraak en vergeving voor hen persoonlijk. Die zekerheid is niet pas begonnen bij het Nieuwe Testament. Als de gelovigen van het Oude Testament al zeker waren door het geloof in een toekomstige Zaligmaker, hoeveel te meer mogen wij dan de vrijspraak in ons geweten ervaren als wij de gekomen Zaligmaker door het geloof aannemen.
Met hartelijke groet,
Ds. G. A. van den Brink
Dit artikel is beantwoord door
Ds. G.A. van den Brink
- Geboortedatum:05-01-1974
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Apeldoorn
- Status:Actief
Bijzonderheden:
-Vragen aan ds. Van den Brink kunnen tot nader bericht niet worden ingediend.
-Emeritus-predikant. Sinds september 2020 als wetenschappelijk medewerker verbonden aan de TUA.
-Bekijk ook: