Tegenstellingen in 95 stellingen van Maarten Luther
Ds. D. van der Wal | 3 reacties | 01-12-2023| 14:23
Vraag
Enkele vragen over de 95 stellingen van Maarten Luther.
Stelling 30 van Maarten Luther luidt: "Niemand is zeker van de oprechtheid van zijn berouw, dus kan hij nog veel minder zeker zijn van de volledige vergeving." Stelling 36 luidt: "Iedere christen die oprecht berouw over zijn zonden gevoelt, heeft volledige vergeving van straf en schuld, die hem ook zonder aflaatbrieven toekomt." Dit is toch niet reformatorisch? Het geloof is immers een stellig weten en vast vertrouwen dat mijn zonden vergeven zijn? Wie oprecht berouw heeft mag geloven dat... maar je kunt nooit weten of je berouw wel oprecht is. want...
Stelling 7 luidt: "God vergeeft niemand de schuld zonder hem te brengen tot deemoedige gehoorzaamheid aan de priester als Zijn plaatsvervanger." Wat bedoelde Luther hier?
Stelling 69 luidt: "De bisschoppen en pastoors zijn verplicht de commissarissen van de apostolische aflaat met alle eerbied toe te laten." Stelling 71 luidt: "Wie de waarheid van de pauselijke aflaat weerspreekt, die zij vervloekt!" Wat bedoelt Luther hier? In stelling 76 zegt hij juist: “Wij stellen daarentegen, dat de pauselijke aflaat niet de schuld kan wegnemen van ook maar de geringste vergeeflijke zonde.” Of dienen wij voor een goed begrip voorop te stellen dat wij bij lezing van deze stellingen nog niet een geheel zuiver reformatorisch geluid vernemen? Zat Luther nog enigszins verstrikt in het net van de roomse kerk?
Antwoord
Beste vragensteller,
Hartelijk dank voor deze interessante vragen over de stellingen van Maarten Luther! Laten we er samen naar gaan kijken en daarbij beginnen bij de laatste vraag/observatie die gemaakt wordt. Of we hier in deze stellingen al mogen spreken van een geheel zuiver reformatorisch geluid. Nu kun je je natuurlijk afvragen wat een geheel zuiver reformatorisch geluid is. Maar het is inderdaad een terecht punt dat er sprake is van een ontwikkeling en groei waarbij er niet van meet af aan een duidelijk afgebakend en helder geformuleerde reformatorische theologie aanwezig is. Zo zijn de 95 stellingen van Maarten Luther vooral gericht op een grondige hervorming van het aflaatstelsel en een waarschuwing tegen alle vormen van misbruik. Eén van de uitgangspunten is dat de aflaathandel voor al het gevolg was van een aantal priesters die zich misdroegen maar dat de paus zelf geen blaam trof (zie bijvoorbeeld stelling 53). Dat verklaart ook waarom Luther in de stellingen niet oproept tot een algehele afschaffing van de aflaat.
De eerste vraag richt zich op stelling 30 en 36. Daarbij wordt in de vraag de vinger erbij gelegd omdat hier een tegenstelling zou zitten, naast met wat de Heidelbergse Catechismus (zondag 7, vraag en antwoord 21) verstaat onder het ware geloof? Waarbij Luther opmerkt dat we nooit kunnen weten of ons berouw wel oprecht is.
Nu is het goed om te zien dat de stellingen een serie van opeenvolgende punten zijn die met elkaar samenhangen. In stelling 30 legt Luther de vinger bij het gemis aan berouw wat hij om zich heen zag. Men ‘kocht’ vergeving en ging maar door met hun zondig leven. Er kwam (haast) geen berouw of bekering bij kijken. Daarbij is het goed ook te kijken naar stellingen 31 en 32 waar Luther dit verder uitwerkt. Zekerheid van onze vrijspraak en redding kan niet afhangen van een door een priester getekend papiertje maar alleen van het offer van Christus op Golgotha gebracht. En vergeving van zonden moet gepaard gaan met een godvrezend leven, met een afkeer van het kwade, inkeer en terugkeer tot God.
En zo bouwt Luther verder tot hij bij stelling 35 en 36 aankomt. Want zekerheid des geloofs komt niet voort uit een betaling of een papiertje maar uit een Godvrezend leven. En dat leven gaat gepaard met oprecht berouw. Een berouw dat niet gekocht kan worden, zie ook het slot van stelling 36 en het vervolg in stelling 37. Ik zou hier dus geen tegenstelling willen zien maar eerder twee kanten van dezelfde medaille die door Luther op verschillende manieren belicht wordt. Vergeving van zonden hangt samen met oprecht berouw. Dat kan niet worden gekocht, laat staan dat de een aflaatbrief daarvoor in de plaats kan komen. Zie ook stelling 1 en 3.
De tweede vraag gaat over stelling 7. Wat bedoelt Luther daarmee? Volgens mij zeg ik niets te veel als we hier de ‘vroege’ Luther zien die op dat moment nog volop in de Rooms Katholieke kerk staat en actief is. Zo is op dit moment (bij het schrijven van stelling 7) de priester nog onmisbaar bij het sacrament der verzoening. Er is geen schuldvergeving zonder onderwerping aan de priester. En dat is omdat die de plaatsvervanger van God is. En achter de priester staat de paus. Zie ook stelling 38. Later zal Luther zich op dit punt veel krachtiger uitspreken en veel sterker in verweer gaan.
De derde vraag heeft te maken met de gevoelde tegenstelling tussen stelling 71 en stelling 76. Stelling 71 ligt in de lijn van wat ik zojuist hierboven al aanstipte. Zie ook stellingen 60 en 61 en in het bijzonder stelling 6. Hier zien we de ‘vroege’ Luther die de Paus nog ziet als bemiddelaar en dienaar Gods die een belangrijke rol heeft rondom de vergeving van zonden. In stelling 76 (en daarbij is stelling 75 onmisbaar) wil Luther waarschuwen tegen een overschatting van de kracht van een aflaat. Een aflaat in zichzelf is krachteloos als God de zonde niet vergeeft en de aflaat kan ook niet gebruikt worden om God “op andere gedachten” te brengen. De sleutelmacht van de Paus (later zal Luther hier ook op terugkomen) kan niet misbruikt worden om onvergeeflijke zonden te vergeven…
Afrondend kunnen we inderdaad concluderen dat we in de 95 stellingen van Maarten Luther echt een momentopname zien van zijn theologie die zich nadien nog veel krachtiger zou ontwikkelen. Zo zal Luther later zelf zal opmerken dat zijn stellingen verre van perfect waren en dat hij een aantal daarvan later niet meer zo zou publiceren. Het is goed om dit in gedachten mee te nemen bij het lezen en bestuderen van deze stellingen.
Met broederlijke groet,
Ds. D. van der Wal
Dit artikel is beantwoord door
Ds. D. van der Wal
- Geboortedatum:06-05-1987
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Aalten
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Bekijk ook:
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Daarom moet je alles toetsen dat deden de Bereëers ook, ze onderzochten of het alzo was zoals Paulus gesproken heeft.
Luther wilde in principe niet uit de Katholieke Kerk, maar deze intern hervormen, totdat mede door landspolitieke invloed de weg terug niet meer mogelijk was.
Het is niet voor niets dat Luther aan het begin staat van de Lutherse Kerk, niét de Calvinistisch Reformatorische Kerken.
Is ook helemaal niet belangrijk; als het maar wel bijbels is. Het is al een hele kluif om erachter te komen hoe bepaalde bijbelversen geïnterpreteerd moeten worden. Het wordt lijkt me nog ingewikkelder als je gaat discussiëren over geschriften van feilbare mensen en groepen.