Troosteloze ziel aan Heilig Avondmaal
Ds. B. J. van de Kamp | Geen reacties | 21-11-2023| 09:28
Vraag
Wij hebben binnenkort weer Heilig Avondmaal in de kerk. Nu had ik een vraag over artikel 35 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Hierin staat het volgende: “Voedende, sterkende, en vertroostende onze arme troosteloze ziel” (ergens halverwege). Nu vroeg ik me af of iemand mij meer kan vertellen over het feit dat we getroost worden, maar een troosteloze ziel hebben.
Antwoord
Beste vragensteller of vragenstelster,
Dank voor je vraag. Ik vind het heel begrijpelijk dat je tot deze vraag komt. Als iemand troosteloos is, dan kun je hem toch ook niet troosten? Toch kennen wij zo’n situatie wel. Als een kind bijvoorbeeld zijn of haar moeder kwijt is geraakt in een winkelstraat, dan kun je nog zo lief en hartelijk zeggen als winkelbediende of als klant, dat jij wel op haar zult passen en dat je met haar gaat zoeken, maar dat kind blijft huilen totdat het weer in de armen van haar moeder is. Het is troosteloos, totdat het de troost ontvangt, die alleen de moeder kan geven. Die moeder is niet te vervangen door een cadeautje, niet door lieve woorden of wat dan ook, maar alleen door de komst van de moeder zelf.
Zo is het ook met ons mensen als wij door het werk van de Heilige Geest tot inzicht zijn gebracht dat onze zonde ons heeft gescheiden van God. Door de zonde zijn wij God kwijtgeraakt. Dat is het ergste wat er is. Zie maar in bijvoorbeeld Psalm 51. David heeft heel erg gezondigd tegen Uria en tegen Bathseba. Ook tegen zijn volk voor wie hij een goed en betrouwbaar voorbeeld moest zijn. Maar het diepste van de zonde is, dat het tegen God is. Dan wordt zijn inzicht zo diep, dat hij zelfs zegt: “Tegen U, U alleen heb ik gezondigd.”
Dan ben je troosteloos. Je vindt geen troost in opmerkingen als: we doen allemaal verkeerde dingen, of het komt wel goed, etcetera. Nee, je wilt het van God Zelf en van God alleen horen.
Het geweldige is hier nu dat je in geloof in het ontvangen van het brood en de wijn de omarming van God ziet en beleeft. Wie Mij gezien heeft, die heeft de Vader gezien, zegt Christus. In Christus ontvangen we niet alleen vergeving, maar ook de terugkeer in het Vaderhuis. Daar aan de tafel des Heeren in de kerk, het huis van God, mag je ook weer de Vader ontmoeten.
De rijkdom van het genieten van de genade van God is zo groot, dat die niet voor ons te vatten is. Toch geeft God de Vader het ons te beleven. In het bijzonder aan het Heilig Avondmaal. Het is de maaltijd van onze Heere Jezus Christus. Hij heeft alles volbracht en gereed gemaakt. Zo word je genodigd. De tekenen van brood en wijn worden uitgedeeld. Daar moet niet in blijven steken. Je mag je hart opwaarts naar de hemel heffen. Dat doet de Heilige Geest in je door het geloof. En dan zie je Christus aan de rechterhand van God de Vader. Hij leert je de grote zegen ontdekken van “onze Vader, Die in de hemelen zijt, Uw Naam worde geheiligd…” Je bent weer Thuis. Wat een troost.
Zo worden troosteloze zielen -gelovigen die onmogelijk zonder God kunnen- getroost. Denk tenslotte ook aan zondag 1 van onze Heidelbergse Catechismus. Wat is je enige troost in leven en sterven? Met lichaam en ziel eigendom van Christus zijn. In Hem dus ook van de Vader.
Ik hoop dat ik je hiermee wat verder heb geholpen in het begrijpen en waarderen van deze prachtige zin.
Hartelijke groet,
Ds. B. J. van de Kamp
Dit artikel is beantwoord door
Ds. B. J. van de Kamp
- Geboortedatum:21-11-1950
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Hierden
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Emeritus