Instemming en vragen bij discussie aanbod van genade

N. (Nico) van Steensel | Geen reacties | 24-10-2023| 14:31

Vraag

De discussie over het aanbod van genade loopt nu al een jaar en ik kom er weleens door in verwarring. Ik heb zelf heel veel gehad aan de heldere lezingen van ds. Van den Brink en daarom vind ik het moeilijk als dominees hem vanaf de kansel zo beschuldigen. Wat als hij nu geen vijand van God en vrije genade en wat als hij nu geen valse profeet is? Kunnen wij dan nog steeds wel verantwoorden dat we zo spreken? Want deze uitdrukkingen worden allemaal gebruikt, maar ik kom er dus niet achter wat nu echt het eigenlijke probleem is.

Dus wat is nu de essentie van het verschil tussen de opvattingen van ds. Van den Brink en die van een aantal predikanten in de GG(iN)? En kunt u dat toelichten vanuit de Bijbel? Ik weet dat het een lastig onderwerp is en dat er al veel vragen over gesteld zijn, maar het leeft in mijn omgeving ook nog steeds heel erg, dus ik hoop dat er toch iemand uit de Gereformeerde Gemeente wil reageren.


Antwoord

Geachte vraagsteller,

Heb dank voor uw vraag. Nadat al zoveel mensen hebben gereageerd op de lezing van ds. Van den Brink, heb ik niet de illusie dat ik u het verlossende woord zal kunnen geven. Ik geef daarom alleen wat persoonlijke opmerkingen.

Ik ben met u ongelukkig met de scherpe woorden die in deze kwestie gebruikt worden voor collega-predikanten. Ds. Van den Brink is hiermee begonnen in zijn lezing en dit heeft dezelfde verwijten in tegenovergestelde richting opgeleverd. Ik betreur dit. Het is goed om elkaar als predikanten op te scherpen. Niemand staat boven het gevaar om eenzijdig te worden. Het is belangrijk om scherp te zijn waar vandaag de pastorale knelpunten liggen. Maar persoonlijk acht ik het niet in overeenstemming met de liefde en schadelijk voor het beeld wat de buitenwacht en onze eigen jongeren van de kerk hebben, om zo over elkaar te spreken en te publiceren en in publiek namen te noemen van predikanten die bovendien wellicht persoonlijk niet tevoren hierover zijn aangesproken.

Ik betwijfel of het meningsverschil zo wezenlijk is dat het verwijten als dwaalleer en valse profeet rechtvaardigt. Ik heb veel jaren in Afrika gewoond en ontmoette daar vaak een tamelijk wettische prediking. Mensen met weinig Bijbelkennis werden opgeroepen tot bekering en te breken met de volkszonden. Soms leek het alsof stoppen met drinken van alcohol, stoppen met overspel en stoppen met afgoden offeren, je een ware christen maakt. De verandering van denken over God en jezelf, Godskennis en zelfkennis, kregen weinig aandacht; de overwinning van Christus over satan en de boze geesten kregen soms meer aandacht dan de verzoening aan het kruis. Ze gebruiken veel uitdrukkingen die wij als remonstrants zouden duiden (maar dat voor hen niet zijn). Toch bouwt God er Zijn kerk. Veel evangelisten die uitgaan om te prediken verkondigen een gebrekkige boodschap, maar God gebruikt het om zondaren te bekeren. Er lijken veel minder hindernissen om tot toe-eigening te komen dan in onze kerken. Zwakke predikers kunnen liefdevolle personen en machtige bidders zijn, waardoor God velen als een vuurbrand uit het vuur rukt.

De toespitsing van ds. Van den Brink op het welmenend aanbod van genade is binnen de rechterkant van de gereformeerde gezindte weliswaar belangrijk omdat in deze gezindte een sterke nadruk op Gods heiligheid en het wonder van genade en de heiliging van het leven en de bedrieglijkheid van ons hart een tegendruk geven. Maar gezien hoeveel Bijbelse elementen de prediking aan beide flanken van de gereformeerde gezindte gemeenschappelijk hebben, vind ik persoonlijk het onbroederlijk om genoemde scherpe benamingen voor elkaar te gebruiken. Het verschil is ook weer een cultureel aspect wat elders in de wereld een heel andere plaats kan innemen.

Ds. Van den Brink verzet zich tegen een prediking die onder de beheersing van de verkiezing staat en waarbij het aanbod van genade zó wordt omringd door de kenmerken van het geloof, dat je eerst moet weten het echte geloof te hebben, voor je Gods genade en belofte je mag toe-eigenen. Hij vindt dat “hoe het gaat” de oproep tot geloof helemaal verstompt.

Ik kan deze bezorgdheid wel begrijpen. Als jongere heb ik zelf lange tijd geworsteld met de vraag of het aanbod van genade ook mij gold. De dagelijkse ervaring van de zonde deed me beseffen dat ik afhankelijk ben van Gods genade. Maar mag ik geloven dat God me genadig wil zijn? Dat is wel Gods geopenbaarde wil, maar is het ook Gods verborgen wil? Mag ik, zondaar, die geen kind van God ben, vertrouwen op deze belofte van God? Ik zag het evangelie als voorwaardelijk, het geldt alleen de bekeerden, de gelovigen. Ik groeide wel op onder het aanbod van genade en het gaf me ook hoop, maar durfde daar niet op vertrouwen. Ik voelde me onmachtig en onwillig en onwaardig en blind. 

De genade van God werd steeds wonderlijker voor me. Dat Christus mens wilde worden voor onwilligen. Dat Hij wilde lijden. Dat Hij de prijs wilde betalen. Dat Hij de dood in wilde gaan. Het maakte me klein, het maakte dat ik voelde dat Hij al mijn liefde waardig is. Wat heeft God bewogen om om te zien naar dode honden als wij zijn!? Maar tegelijk kon ik me niet overgeven en geloven dat God ook mij genadig wilde zijn. Ik voelde een vijandschap in me, waarvan ik overtuigd was dat alleen God het zou kunnen wegnemen. 

Toen het voor me was dat God zo’n ongelovig mens als ik ben wel snel van de aarde zou wegnemen en ik voelde dat ik dat verdiend had en alleen maar kon smeken: wees mij de zondaar genadig, bedek me met de gerechtigheid van Christus! Toen sprak de Heere krachtig. "Hem nu die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem", 2 Korinthe 5:21. Dat kwam met zoveel kracht. Toen kon ik niet anders dan geloven: ook voor mij.  God heeft al mijn zonden op Hem gelegd! Ik mag zalig worden omdat God het wil. Dat is het evangelie. Ik vertel dit niet omdat anderen het ook zo moeten leren, maar zo leerde ik het aanbod van genade liefhebben. Het werd me tot schuld dat ik niet eerder Gods belofte had durven geloven en Gods waarheid verdacht had, terwijl Zijn Woord alle aanneming waardig is. De Heere meent wat Hij zegt.

Dat is inmiddels vijfenveertig jaar geleden. In die periode is het aanbod van genade mij steeds liever geworden, is het steeds belangrijker voor me geworden. Elke keer als ik door zonde of nalatigheid in het donker kom en de Heere ver weg lijkt, dan is het die onvoorwaardelijke roepstem van God tot zondaren om te komen. Zijn gewilligheid om de grootste van de zondaren te ontvangen. Dat brengt je met tranen opnieuw aan de voeten van Christus. Juist Gods kinderen, die zich steeds meer als onwaardig leren zien,  hebben dat aanbod van genade steeds weer nodig.  Dat is het voedsel voor hun ziel. Het geloof lééft van deze evangelieprediking.

Daarom begrijp ik de bezorgdheid dat dit aanbod van Gods gave, van Zijn Zoon, met voorwaarden omgeven zou worden.

De tweede reden waarom ik zijn bezorgdheid begrijp is omdat ik in het pastorale werk in de gemeente een grote verlegenheid tegenkom. Zowel bij catechisanten en belijdeniscatechisanten als bij de ouderen die ik bezoeken mag. Soms zeggen jongeren dat ze wel willen geloven, maar ja, dat mag toch zomaar niet; dan moet er eerst iets gebeuren. Gods Woord is voor hen niet genoeg grond om te vertrouwen dat ze bij de Heere welkom zullen zijn, ze wachten op een speciale ervaring waardoor ze het zeker weten mogen. Datzelfde kom ik ook veel tegen bij ouderen die Gods Woord helemaal beamen, maar zeggen, God roept wel, maar je moet toch bekeerd worden. Ik heb er mijn leven lang al voor gebeden, maar het is nog niet gebeurd. Je kunt toch niet zomaar met je verstand geloven. Het moet toch echt zijn, een gave van de Heilige Geest.
 
Er kan hierover veel gezegd worden, maar wat me raakt, is dat zonder speciale ervaring Gods Woord niet als betrouwbare uiting van Gods wil wordt gezien. (Deze scheiding tussen weten en echt geloven -voorwerpelijk en onderwerpelijk- kwam ik in Afrika veel minder tegen en lijkt weer een kenmerk van onze westerse cultuur en niet van de menselijke natuur).

Ja, na deze inleiding kom ik tot uw vraag: wat is nu het verschil en wie heeft gelijk? Ik herhaal nog dat ds. Van den Brink en de predikanten tegen wie hij zich richtte allen onze belijdenisgeschriften onderschrijven en voluit gereformeerd willen zijn. Er is gezegd dat ds. Van den Brink de inhoud van de Dordtse Leerregels niet zou onderschrijven, maar hij heeft daarom een boek geschreven waarin hij wil laten zien, dat hij dat juist wel doet.

Ds. Van den Brink verzet zich tegen een prediking die onder de beheersing van de verkiezing staat en waarbij het aanbod van genade zó wordt omringd door de kenmerken van het geloof, dat je eerst moet weten het echte geloof te bezitten, voor je Gods genade en belofte je mag toe-eigenen. Hij vindt dat “hoe het gaat” de oproep tot geloof helemaal verstompt.

Ds. Van den Brink stelt dat het Evangelie een boodschap van genade is voor alle hoorders en dat onze reactie op die blijde boodschap -geloof of ongeloof- beslist over ons eeuwig heil of eeuwig wee. Hij benadrukt dat God het behoud zoekt en de zaligheid wil, van allen die het horen. 

Van den Brink chargeert wel door predikanten in de schoenen te schuiven dat ze benadrukken dat je vooral niet de Heere Jezus moet aannemen als je Zaligmaker. Hij stelt nadrukkelijk dat ook hij in de uitverkiezing gelooft en in de noodzaak van de wedergeboorte en de noodzaak van ellendekennis leert en van het werk van de Heilige Geest.

Degenen tegen wie hij zich keert, benadrukken dat God wel door de prediking Zijn kinderen tot geloof brengt, maar dat die niet uitverkoren zijn erdoor verhard worden. De prediking is wel algemeen en komt tot allen, maar de toepassing door de Heilige Geest is niet algemeen. Je mag dan ook niet het evangelie direct geloven, maar moet door de Geest tot geloof gebracht worden, in de weg van ellende, verlossing en dankbaarheid. Door te sterven aan jezelf. Om zulk spreken van God, die alle twijfel uitbant, mag je vragen en smeken. God laat geen bidder staan. Maar pas op dat je jezelf niet bedriegt met een gemakkelijk geloof, buiten de ware bekering om. God heeft Zijn Zoon gegeven, maar geeft ook en leidt Zijn kinderen tot Zijn Zoon. In Hem alleen is het leven. Een prediking van de ernst van het leven en de noodzaak van bekering. Een prediking waaronder de Heere mij heeft opgezocht.

Zijn presentatie roept bij mij naast instemming ook vragen op. Bevordert dit niet een verstandsgeloof en/of verbondsautomatisme? In de lezingen krijgt de geloofsdaad veel nadruk, bijna meer dan het voorwerp van het geloof. Ik heb de lezing en het boekje over Dordt gelezen, maar dat zijn geen preken. Ik vraag me af hoe deze opvatting van ds. Van den Brink uitwerkt in zijn preken. Komt de rijkdom van het werk van de Geest in al haar verscheidenheid daarin aan de orde? Blijft het wonder van genade een beleefde realiteit?

Mij troost dat God doorgaat met het vergaderen van Zijn kerk en daarvoor ook dienaren en verkondiging met veel gebreken gebruikt.

Ik sluit af met een aantal vragen:
-willen we ons laten opscherpen door elkaar binnen de gereformeerde gezindte? Zijn we de broeder dankbaar die ons onze zwakten laat zien? Willen we ons laten corrigeren en bijsturen? Achten we de ander uitnemender dan onszelf?
-gelooft u dat de Heere echt geen lust heeft in uw dood, maar daarin u zich bekeert en leeft? Heeft de prediking van het aanbod van genade u voor God in de schuld gezet? Klaagt u uzelf aan bij God vanwege uw ongeloof? Brengt uw onvermogen om te geloven aan Gods voeten?
-beseffen we dat we het evangelie niet vrijblijvend kunnen horen en dat de Heere ons roept om in te gaan door de nauwe poort? En beseffen we hoe we ons verharden door onder alle waarschuwingen en roepstemmen door te gaan met ons eigen leven?
-Hebt u Gods stem al gehoord, de stem van de Zoon van God, en beseft u dat we buiten Gods levendmakende wederbarende stem alleen maar de zonde en de dood zullen kiezen?
-Bent u God elke dag dankbaar dat Hij het Evangelie van Zijn Zoon als een volkomen Zaligmaker tot u gezonden heeft, terwijl er -tweederde van de wereldbevolking- zijn die het nooit horen? Dat God Zijn predikers zendt tot onwillige, doodschuldige zondaren, die de zonde liefhebben en Christus niet liefhebben, om hen zalig te maken? Anders zou het nooit kunnen voor ons.

Drs. Nico van Steensel

Lees meer artikelen over:

aanbod van genade
Dit artikel is beantwoord door

N. (Nico) van Steensel

  • Geboortedatum:
    19-12-1955
  • Kerkelijke gezindte:
    Gereformeerde Gemeenten
  • Woon/standplaats:
    Dordrecht
  • Status:
    Actief
22 artikelen
N. (Nico) van Steensel

Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Geen reacties
Je kunt niet (meer) reageren op dit bericht. De reactiemogelijkheid is niet geactiveerd of de uiterste reactietermijn van 1 maand is verstreken.

Terug in de tijd

(Niet) uitverkoren

Ik heb gehoord dat er mensen uitverkoren zijn, die dus in de hemel komen. Betekent het dus dat er ook veel mensen sowieso niet uitverkoren zijn? Dat betekent dus dat ik bijvoorbeeld ook niet uitverkor...
Geen reacties
23-10-2004

Weekend naar Eurodisney

Ik ben een jongen van 21 en ga naar een Christelijke Gereformeerde Kerk. Nu heb ik ook een aantal vrienden die niet kerkelijk zijn. Ondanks onze grote verschillen kunnen we het enorm goed met elkaar v...
Geen reacties
23-10-2012

Gebruik van de middelen in Dordtse Leerregels

In artikel 1.16 van de Dordtse Leerregels worden mensen die nog niet bekeerd zijn aangespoord om vlijtig voort te gaan in het gebruik van de middelen. Dit artikel wordt tegenwoordig ook nog al eens aa...
Geen reacties
23-10-2015
website-ontwikkeling door webdevelopment by Accendis
design website door design website by Mooimerk
hosting website door hosting website by STH Automatisering