Wanneer uiterlijke en innerlijke van doop niet samengaan

Ds. G.A. van den Brink | Geen reacties | 20-09-2023| 15:44

Vraag

Beste ds. G. A. van den Brink. Ik zou u graag enkele vragen willen stellen over de doop. Het lijkt waarschijnlijk bijna onmogelijk om nog een vraag te stellen die niet direct, dan wel indirect is beantwoord, maar ik ga toch een poging wagen. Als ik u goed begrijp, dopen we de kinderen van gelovige ouders omdat we veronderstellen dat ze uitverkoren zijn. Deze veronderstelling is gebaseerd op (o.a.?) de volgende teksten: Genesis 17:7, Handelingen 2:39 en 1 Korinthe 7:14. Hierover heb ik enkele vragen.

1. Stel dat blijkt dat de gedoopte kinderen van gelovige ouders niet uitverkoren zijn, hoe valt dit te rijmen met de verbondsbeloften en het heilig zijn, zoals beschreven is in bovengenoemde teksten? Als deze kinderen namelijk niet uitverkoren zijn, dan gaan de beloften van Genesis 17:7 en Handelingen 2:39 niet voor alle kinderen van gelovige ouders op en dan zijn ook niet alle kinderen van gelovige ouders heilig.

2. Hoe ga je om met mensen die ten doop gehouden zijn door gelovige ouders, maar op bijvoorbeeld hun 50ste tot geloof gekomen zijn? Ik neem aan dat wij, ergens in de periode tussen de doop en hun 50ste verjaardag, ons oordeel hebben moeten bijstellen omdat bleek dat deze persoon zich niet bekeerde en blijkbaar niet tot het genadeverbond behoorde. Hoe spreek je in de tussenliggende periode zulke mensen aan in de preek? Of stellen wij ons oordeel pas bij als zo’n persoon onbekeerd sterft? Dit laatste lijkt mij niet het geval, want dan zouden deze mensen ook hun kinderen ten doop mogen houden; of moet ik het zo begrijpen dat deze personen hun kinderen niet ten doop kunnen houden, omdat uit hun leven (nog) niet blijkt dat ze geloven?


Antwoord

Beste vragensteller,

Beide vragen heb ik inderdaad reeds eerder min of meer beantwoord. Voor een antwoord op je eerste vraag zie 'Doop is inlijving in het lichaam van Christus'. Voor je tweede vraag zie 'Uiterlijk en innerlijk van doop niet scheiden'. Niettemin een korte respons.

Niet eerder dan bij iemands dood kan blijken dat deze persoon niet uitverkoren was (en zelfs dan moeten we terughoudend zijn). We kunnen er dus alleen in algemene zin iets over zeggen. Dat algemene is (aldus Brakel, Ursinus en anderen) dat mensen die in ongeloof en zonder bekering gestorven zijn, nooit gedoopt zijn geweest en nooit tot het verbond hebben behoord.

Iemand die 20 of 30 jaar oud geworden is, kunnen we niet meer als onmondig beschouwen, als een kind dat te klein is om het evangelie te begrijpen. Zo’n persoon moet dan ook gesteld worden voor de keuze: kom je tot Christus (Johannes 6:37) of ga je weg (Johannes 6:67)? Jezus laat geen ruimte voor ander mogelijkheden. Wie niet voor Hem is, is tegen Hem (Lukas 11:23). Dergelijke mensen die geen geloof belijden en geen kentekenen van bekering vertonen, mogen wij dus niet als gelovigen beschouwen. Ze moeten daarom als ongelovigen worden aangesproken en ze kunnen beslist niet als belijdende leden tot de kerk worden toegelaten. Ze mogen uiteraard de kerkdiensten bezoeken, maar geen lid van de gemeente zijn. 

Stel dat zo’n persoon in het 50e levensjaar tot geloof en bekering komt, dan verandert ons oordeel uiteraard. Dan mogen we met dankbaarheid zien dat de doop 50 jaar geleden alsnog een teken en zegel van vergeving en wedergeboorte is geweest. Een nieuwe doop is dan ook niet nodig.

Nog één opmerking. Jouw vragen geven vooral aandacht aan situaties waarin het uiterlijke en het innerlijke van de doop niet samengaan. Dergelijke vragen zijn lastig en ook wel ietwat gevaarlijk. Heel veel vragen verdwijnen als we ons focussen op de situatie dat de doop terecht is bediend. Dan verzegelt en verzekert God ons van onze wedergeboorte, vergeving, uitverkiezing en van onze verbondenheid aan Christus. Hoe gezonder de dooppraktijk, hoe minder de ‘onterechte gevallen’ zich voordoen. Laten we daarom bidden, dat de dooppraktijk in de gereformeerde gezindte weer gezond mag worden.
 
Met hartelijke groet,
Ds. G. A. van den Brink

Lees ook de vervolgvraag: 'Oordeel der liefde bijstellen'

Lees meer artikelen over:

kinderdoop
Dit artikel is beantwoord door

Ds. G.A. van den Brink

  • Geboortedatum:
    05-01-1974
  • Kerkelijke gezindte:
    Hersteld Hervormd
  • Woon/standplaats:
    Apeldoorn
  • Status:
    Actief
248 artikelen
Ds. G.A. van den Brink

Bijzonderheden:


-Vragen aan ds. Van den Brink kunnen tot nader bericht niet worden ingediend.

-Emeritus-predikant. Sinds september 2020 als wetenschappelijk medewerker verbonden aan de TUA.

-Bekijk ook:

 

 

 

 

 

 


Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Geen reacties
Je kunt niet (meer) reageren op dit bericht. De reactiemogelijkheid is niet geactiveerd of de uiterste reactietermijn van 1 maand is verstreken.

Terug in de tijd

(...) de laatste tijd voel ik steeds meer een begeerte om mijn leven in de dienst van de Heere te stellen. Hoe zou ik dat concreet kunnen doen? (...)

Ik ben een 18-jarig meisje en doe de opleiding tot verpleegkundige (niveau 5). Maar de laatste tijd voel ik steeds meer een begeerte om mijn leven in de dienst van de Heere te stellen. Hoe zou ik dat ...
Geen reacties
20-09-2006

Koren of kaf

Hoe weet je of je 'koren' of 'kaf'' bent? Dat de Heere in je leven is gaan werken of dat je jezelf van alles wijsmaakt? Al lange tijd houdt deze vraag mij bezig. Aan de ene kant is het evangelie heel ...
2 reacties
20-09-2011

Paulus' schipbreuk als allegorie van bekering (3)

Vraag aan ds. C. Harinck over allegoriseren. U beantwoordt naar mijn mening helder en onderbouwd de vraag over allegoriseren. Wat mij echter verbaast is dat u enerzijds zegt dat we de Bijbel letterlij...
1 reactie
20-09-2016
website-ontwikkeling door webdevelopment by Accendis
design website door design website by Mooimerk
hosting website door hosting website by STH Automatisering