Mensen verplicht aanspreken op vloeken
Ds. A. de Lange | Geen reacties | 19-09-2023| 15:52
Vraag
In zondag 36, vraag 100 van de Heidelbergse catechismus staat: “Is het dan zo grote zonde, Gods naam met zweren en vloeken te lasteren, dat God zich ook over diegenen vertoornt, die, zoveel als hun mogelijk is, het vloeken en zweren niet helpen weren en verbieden?” Antwoord: “Ja gewisselijk; want er is geen groter zonde, noch die God meer vertoornt, dan de lastering Zijn naams; waarom Hij die ook met den dood te straffen bevolen heeft.”
Met de preek werd dit uitgelegd dat wij ten alle tijden mensen erop aan moeten spreken als zij vloeken, omdat je anders zelf óók de zonde hebt begaan. Dit is ook wel de gangbare gedachte binnen de reformatorische kerken. Ik heb hier een aantal vragen over. Er wordt gepreekt alsof deze van toepassing is op de gehele wereld. Is het niet zo dat dit geldt voor de kerk, zoals het in Israël gangbaar was? De Israëliet-Egyptenaar vloekte en moest gedood worden. De man die de oorlogsbuit verstopte in zijn tent, werd ook gedood. Dat gebeurde binnen Israël en Israël moest rein blijven. Zo moet ook onze kerk rein blijven.
Waarom geldt het "mensen aanspreken op vloeken" voor de gehele wereld en niet alleen voor de kerk? Ik snap dat dit met de heiligheid van Gods mens te maken heeft, maar God zal hier toch zélf voor straffen? Waar baseert de Heidelbergse catechismus zich op, dat ik (bij wijze van spreken) de onbekende in de supermarkt hierover aan moet spreken? Waarom geldt dit gebod (het aanspreken van mensen) dan niet voor bijvoorbeeld een buurman waarvan ik weet dat hij vaak steelt, iemand die regelmatig liegt, of een homostel dat samenwoont? Want ook die zonde zie je in het oude Israël bestraft worden.
Ik stel deze vraag niet direct om voor mezelf goed te praten dat ik mensen hier niet op aanspreek. Hoewel ik, als ik mensen goed ken, deze gesprekken wel voer. Niet met een verheven vingertje, maar meer reageren als "God wil je liever zegenen" op de bekende vloek. Maar ik voel wel veel weerstand om random iedereen aan te spreken op vloeken en vraag me ook af of God mij daadwerkelijk schuldig houdt alsof ik zelf gevloekt heb, zoals de Heidelbergse catechismus stelt. Dus daarom de vraag of dit voor de gehele wereld geldt, of alleen voor binnen de kerk. En waar dat op gebaseerd is.
Antwoord
Antwoord 100 van de Heidelbergse catechismus gaat terug op de situatie in Israël. In Leviticus 5:1 staat: “Als nu een mens zal gezondigd hebben, dat hij gehoord heeft een stem des vloeks, waarvan hij getuige is, hetzij dat hij het gezien of geweten heeft; indien hij het niet te kennen geeft, zo zal hij zijn ongerechtigheid dragen.” Ursinus, één van de schrijvers van de Catechismus, zegt er in zijn Catechismusverklaring ook bij:
“Zo moet dus een ieder zich wel naarstig wachten voor deze gruwelijke zonde, en wanneer hij hoort, dat deze door anderen bedreven wordt, dan is hij verplicht –als hij daaraan niet schuldig wil worden– om de lasteraar te bestraffen of bij de overheid aan te brengen, opdat hij door haar bestraft zou worden... Hetgeen ook de huisvaders en anderen die door God in enig bestuur gesteld zijn, in hun bedrijf en op hun terrein niet hebben te vergeten, opdat zij niet stilzwijgen en door de vingers zien, aan zulke gruwelijke zonden deel krijgen, en voor de gestrenge rechterstoel van God de schuld daarvoor behoeven te dragen tot hun eeuwig verderf.”
De situatie van Nederland is niet die van het Oud-Testamentische Israël. Het Nederland van nu is ook niet het Nederland van de 16e eeuw. Momenteel is in Nederland vloeken volgens de grondwet niet meer strafbaar (hoewel in sommige gemeenten, zoals in Molenlanden waar ik woon, wel een gemeentelijk vloekverbod geldt; maar bij de rechter zal dat niet tot straf leiden.)
Ik denk dat we de boodschap van antwoord 100 voor vandaag wat vertalen moeten. In een preek over het derde gebod heb ik het recent zo gezegd (Ik lees bij u ongeveer dezelfde praktijk):
"Volgens de Heidelbergse catechismus kun je Gods naam ook ijdel gebruiken door stilzwijgend toe te zien als er gevloekt en gespot wordt, dan neem je er ook deel aan. Hoe je kunt reageren als er in je omgeving gevloekt wordt is in de praktijk vaak niet eenvoudig. Als je vloeken in het voorbijgaan hoort, is reageren soms misschien mogelijk, maar vaak ook niet. Op zijn minst kun je bidden: Heere, vergeef, breng deze mensen op ander spoor en laat die vloek bij mij niet postvatten. In langer optrekken met mensen mag je de gelegenheid biddend zoeken om op een goed moment het gesprek aan te gaan."
Als er in je omgeving gevloekt wordt, is reageren soms mogelijk. Dan mogen we de gelegenheid te baat nemen. Maar soms gaat het gewoon niet. De sfeer is dusdanig dat het gevloek enkel nog zou worden versterkt, als je iets in zou brengen. Jezus heeft ook gezegd: “Geeft het heilige de honden niet, noch werpt uw paarlen voor de zwijnen.” Mattheüs 7:6. Ursinus antwoordt dan zelf op een bezwaar dat iemand inbrengt aan de hand van 1 Petrus 3:15 “dat wij altijd bereid moeten zijn tot verantwoording aan een ieder, die rekenschap afeist van de hoop die in ons is”: Hij gebiedt dat wij bereid zullen zijn te antwoorden aan een iegelijk, namelijk voor wie enige hoop kan bestaan op bekering, en als er dan gelegenheid is om de eer van God te verbreiden. Want er staat geschreven “aan een iegelijk, die u rekenschap afeist van de hoop” maar niet aan een iegelijk, die scheldt en lastert.
De grote vraag is natuurlijk, hoe wij ons innerlijk ooit schoon houden van zonden. Zelf niet vloeken en lasteren is nog wel onder de knie te krijgen. Maar we zouden dan in de lijn van het derde gebod God ook steeds in ons binnenste en met woord en daad moeten eren, loven en vertrouwen en Zijn Naam hoog houden, en vervolgens steeds een innerlijke afschuw moeten hebben van alle ongeloof, gevloek en gescheld op God en Zijn dienst om ons heen. De werkelijkheid is dat we te kort schieten.
Ook het derde gebod drijft ons daarom uit naar de Heere Jezus. Hij heeft God volkomen geloofd, verheerlijkt en geprezen. En Hij heeft voor onze schuld betaald. We worden niet behouden omdat we het derde gebod volmaakt hebben kunnen onderhouden, maar door het geloof in de Heere Jezus. Maar levend vanuit Hem bidden we: Gun door ’t geloof in Christus krachten om Uw geboden te doen uit dankbaarheid.
Ds. A. de Lange
Dit artikel is beantwoord door
Ds. A. de Lange
- Geboortedatum:06-03-1960
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Nieuw-Lekkerland
- Status:Actief