Refobubbel
Ds. A. van der Zwan | 5 reacties | 15-06-2023| 15:12
Vraag
Je groeit op in een christelijk gezin. Je gaat op zondag naar de kerk. Je gaat naar de club van de kerk, naar een christelijke basisschool, als je ouder bent naar catechisatie en naar een christelijke middelbare school. Je maakt vrienden in kerk en op school. Mensen die ook allemaal christen zijn. Na de middelbare kies je voor christelijk vervolgonderwijs. Wordt lid van een christelijke studievereniging en doet belijdenis van het geloof. Je bent lid van een christelijke krant, je zit op koor en je bezoekt jaarlijks een christelijke beurs. Je gaat op vakantie naar een christelijke camping, etcetera.
Ik schets hier een beeld dat voor veel mensen wel herkenbaar is. Het is iets waar ik ook gedeeltelijk in ben grootgebracht en daar ben ik dankbaar voor. Het is een zegen om in een land te leven waar dit mogelijk is. Maar daar schuilt ook gelijk een gevaar. Wat ik mijn afvraag -en wat ik lastig vind- is dat je als christen heel erg in je eigen bubbel kan leven. Contact met eensgezinde mensen. Een veilige voorspelbare omgeving. Ons kent ons. Het christelijke wereldje.
Wij zijn het zout der aarde. Maar als al dat zout nu allemaal samenklontert? Ik maak mij er zorgen om dat we Gods liefde teveel voor onszelf houden en we teveel bezig zijn met onszelf dan onze naasten.
De zorgverzekeringen van Care4Life
Waarom overstappen naar de Care4Life zorgverzekering? Lees hier over onze principiële uitsluitingen.
U bent al verzekerd vanaf € 149,10 per maand.
Antwoord
Dit vraagt, zoals eigenlijk altijd, om een genuanceerd antwoord. Er zitten namelijk aan de kwestie die je aan de orde stelt, twee kanten. Dat geef je zelf in feite ook al aan. Je zegt dankbaar te zijn voor de zegen van het mogen opgroeien in wat we ‘de gereformeerde gezindte’ zijn gaan noemen. Modern gezegd: de ‘refobubbel’. Je geeft zelf aan op hoeveel terreinen je je daarbij kunt bewegen in een kring van min of meer gelijkgezinden. Aan dat lijstje zou nog meer toe te voegen zijn: we kennen reformatorische kraamzorg (RST), een reformatorische vakbond (RMU), reformatorische verzorgings- en verpleegtehuizen en zelfs begrafenisondernemingen die uitgaan van de reformatorische beginselen. Zo bezien kun je er letterlijk van de wieg tot het graf voor kiezen om zoveel mogelijk in deze ‘bubbel’ te blijven.
Iemand heeft daarbij wel eens opgemerkt dat het enige terrein waarop refo’s zich niet apart organiseren de financiële sector is: er bestaat bij mijn weten inderdaad geen reformatorische bank. Wat dat over de gereformeerde gezindte zegt, kan ik niet beoordelen, maar het is wel opmerkelijk…
Ik zou proberen genuanceerd naar dit verschijnsel te kijken. Enerzijds denk ik dat dankbaarheid inderdaad op zijn plaats is voor het feit dat we als gereformeerden in onze samenleving kennelijk zoveel ruimte hebben gekregen om onze principes op zoveel manieren praktisch te maken. Met name denk ik dan aan het onderwijs, waarin de Bijbel niet alleen letterlijk opengaat, maar onze kinderen en jongeren ook meekrijgen hoe Gods Woord heel ons leven aan het woord wil komen. Onderschat ook de waarde niet van de kennis van Schrift en belijdenis die ze – bewust of onbewust – meekrijgen. Zelf heb ik in mijn jeugd wel protestant-christelijk maar geen reformatorisch onderwijs genoten en ik weet nog dat ik bij het begin van mijn studie theologie in bepaald opzicht achterliep op andere studenten (bijvoorbeeld qua ‘namen en feiten’).
Een ander voordeel van de ‘refobubbel’ ervaar ik vrijwel wekelijks, als ik de diverse ouderen van mijn gemeente bezoek, die in verschillende verzorgings- of verpleeghuizen zijn opgenomen. De sfeer in bijvoorbeeld Nebo of Salem doet mij altijd weldadig aan als ik het vergelijk met de manier waarop het in andere instellingen toegaat, waar ouderen voor het gemak uren voor een TV-scherm worden neergezet of in februari op een carnavalsviering worden getrakteerd…
Met bovenstaande opmerkingen wil ik dus enerzijds ook mijn dankbaarheid uitspreken voor wat ons in de gereformeerde gezindte en haar instellingen is gegeven. Wat niet wegneemt dat we de zaak niet mogen idealiseren, ook niet als het gaat om de genoemde voorbeelden. Ik heb in de afgelopen jaren bijvoorbeeld ook genoeg verhalen gehoord over gedrag op reformatorische scholen (van leerlingen én van sommige leraren) die duidelijk maken dat een refo van nature net zo’n zondig hart in zich draagt als een wereldling…
Dat brengt me bij een aantal andere overwegingen bij je vraag. Zitten er ook nadelen aan zoiets als een ‘refobubbel’? Ik zie voornamelijk twee gevaren. Allereerst de gedachte, waarvoor kerkmensen sowieso altijd bewaard moeten worden, dat wij het aardig voor elkaar hebben met onze verworvenheden, of dat we ons daarmee beter voelen dan de buitenstaanders. Behalve dat we dan zouden vergeten ‘van welke lap we gescheurd zijn’, zou het ook een miskenning zijn van het feit dat Gods Rijk groter is dan onze gezindte. De gereformeerde leer is ook naar mijn overtuiging de meest Bijbelse die er is, maar ook in kerken of groepen die er qua leer (deels) naast zitten, kan de HEERE zondaren met het geloof in de Heere Jezus begiftigen. En dat is, met alle waardering voor het belijden van de rechte leer, wel datgene wat de doorslag geeft. Zoals een oude vriend jaren geleden tegen mij zei: ‘Er gaat geen mens verloren door een dwaling. Als mensen verloren gaan, komt dat door hun ongeloof’. Als ik mij niet vergis, is dat iets wat wel eens onder kan sneeuwen in het leven van wie zich gerust voelt vanwege het lid zijn van de juiste ‘gezindte’. In het oordeel dat God over ons leven zal vellen, zal niet gevraagd worden naar ons lidmaatschap van de SGP of de GBS, maar of we de toevlucht leerden nemen tot Christus.
Een tweede gevaar heb je aan het eind van je vraag zelf ook al gesignaleerd, en dat heeft te maken met de mate waarin je vanuit een ‘bubbel’ nog kans ziet (of behoefte voelt) om getuigend naar buiten te treden. Inderdaad: als zout samenklontert, is het ongeschikt om uitgestrooid te worden. Overigens hoeft het koesteren van de ‘veiligheid’ van de eigen gemeente of gezindte het getuigenis naar de wereld niet per se te frustreren. De contacten die ik in de loop der jaren via Stichting Friedensstimme met christenen in de voormalige Sovjetrepublieken heb gehad, brachten mij in aanraking met mensen die beide heel mooi wisten te combineren. Enerzijds heel toegewijd aan hun gemeente en trouw in de kerkelijke activiteiten die zich overigens niet alleen tot de zondag beperkten. Anderzijds vrijmoedig en bewogen op het moment dat ze zich in de samenleving gingen bewegen; een samenleving die minstens afwijzend staat tegenover Gods Woord als de onze. Maar kennelijk kan het beide: thuis in de geborgenheid van de christelijke gemeenschap én bereid om als christen het Evangeliezout rond te sprenkelen in de maatschappij.
Gelukkig kom ik ook in ons land veel christenen tegen die op een dergelijke manier midden in de samenleving willen staan. In de stad waarin ik predikant mag zijn, ben ik onder de indruk gekomen van de manier waarop kerken en kerkleden enerzijds voluit reformatorisch willen zijn maar anderzijds naar wegen zoeken om zich open op te stellen naar onze onkerkelijke stadsgenoten én hen – via evangelisatie of diaconaat – letterlijk op te zoeken.
Ik moet nu trouwens ook denken aan een zuster uit mijn vorige gemeente, die me ooit toevertrouwde met welk gebed ze gewoon was de dag te beginnen: ‘Heere, wilt U vandaag mensen op mijn pad brengen met wie ik de boodschap van Uw genade voor zondaren kan delen?’ Wie zo de dag begint, zal ongetwijfeld van de Heilige Geest gelegenheden ontvangen om een zoutend zout te zijn. Misschien vaak ook nog wel onbewust, doordat in houding en conversatie iets van Jezus’ liefde eenvoudigweg uitgestraald wordt.
Waar het voor ieder mens op aankomt, is de vraag: waar zit het geloof? In je kleding of je lidmaatschap van één of andere organisatie? In je hoofd c.q. je geheugen? Of mag het door genade een zaak van je hart zijn, waarin de Geest van Christus Zijn liefde uitstortte tot God en tot je naaste? Dat laatste is een absolute voorwaarde voor ieder mens, refo of niet. Niet alleen om het leven hier op aarde vruchtbaar te mogen leven, maar ook om eenmaal voor God te kunnen (be)staan.
Ds. A. van der Zwan
Dit artikel is beantwoord door
Ds. A. van der Zwan
- Geboortedatum:27-02-1972
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Dordrecht-Centrum
- Status:Actief
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Als mensen verloren gaan, komt dat door hun ongeloof’. Als ik mij niet vergis, is dat iets wat wel eens onder kan sneeuwen in het leven van wie zich gerust voelt vanwege het lid zijn van de juiste ‘gezindte’. (…) of we de toevlucht leerden nemen tot Christus.
Nee dominee u vergis zich niet, dat is de bubbel waar een refo in verloren gaat.
Ik proef in je schrijven een verlangen om meer uit te stappen en .... wat houd je tegen om je liefde voor Jezus met zoveel mogelijk anderen buiten je bubbel te gaan delen?
En de balk in je eigen ogen nog niet opgemerkt zeker?
-- Of mag het door genade een zaak van je hart zijn, waarin de Geest van Christus Zijn liefde uitstortte tot God en tot je naaste? Dat laatste is een absolute voorwaarde voor ieder mens, refo of niet --
Benefitdiner citeert hier gewoon het antwoord van ds. v/d Zwan.
Je bedoelt dan dus blijkbaar een balk in het oog en het antwoord van deze dominee…
Weer opnieuw zo’n losse opmerking zonder onderbouwing, zoals je hier zo vaak doet.
Wordt je hierop aangesproken, dan blijft het vervolgens telkens erg stil…