Het Avondmaalsformulier - 3 belangrijke vragen
Ds. A.T. Vergunst | Geen reacties | 10-05-2023| 15:22
Vraag
Ik heb een vraag voor ds. A. T. Vergunst over drie aspecten uit ons Avondmaalsformulier.
Ons Avondmaalsformulier zegt dat de waarachtige beproeving van onszelf begint met: “een iegelijk bedenke zijn zonden en vervloeking, opdat hij zichzelven mishage en zich voor God verootmoedige; aangezien de toorn Gods tegen de zonden zo groot is, dat Hij die (eer Hij ze ongestraft liet blijven) aan Zijn lieve Zoon Jezus Christus met de bittere en smadelijke dood des kruises gestraft heeft.” Maar volgens de Heidelbergse Catechismus is de kennis van onze zonde toch uit de wet? (Zondag 2, vraag 3). Nu wordt ook wel eens gezegd dat we nodig hebben geen wettisch berouw, maar een evangelisch berouw (wat mijn zonden Christus gekost heeft). Is dit hier het verschil? Of begint de bekering met een wettisch berouw en wordt het later een evangelisch berouw?
Nog een vraag: Het lijkt er ook op dat de opstellers met de formulering “Een iegelijk bedenke zijn zonden en vervloeking, opdat hij zichzelven mishage en zich voor God verootmoedige; aangezien de toorn Gods tegen de zonden zo groot is, dat Hij die (eer Hij ze ongestraft liet blijven) aan Zijn lieve Zoon Jezus Christus met de bittere en smadelijke dood des kruises gestraft heeft”, er van uitgaan dat de dood van Christus zich verder uitstrekt dan alleen de Avondmaalgangers. Dat zou aansluiten bij wat ook staat in de Heidelbergse Catechismus zondag 15, waar staat dat Christus de toorn Gods tegen de zonde van het ganse menselijke geslacht gedragen heeft. Dan betreft “een iegelijk” eigenlijk niet alleen de avondmaalgangers, maar ook de niet-avondmaalgangers! Is dat juist?
Tenslotte nog het volgende. In het Avondmaalsformulier staat: “Ten andere onderzoeke een iegelijk zijn hart of hij ook deze gewisse belofte van God gelooft, dat hem al zijn zonden alleen om het lijden van Jezus Christus vergeven zijn...” Welke belofte zouden de opstellers van het Avondmaalsformulier hierbij op het oog hebben gehad? Als je nu de begeerte hebt om aan te gaan, maar niet durft te zeggen dat je persoonlijk een belofte van vergeving ontvangen hebt, op grond van welke belofte mag je dan toch aangaan? Geldt hierbij ook het onderscheid tussen een belofte van het Genadeverbond of een belofte van het Evangelie?
Is het (toevluchtnemend) geloof altijd verbonden met een belofte(n)? Volgens de Heidelbergse Catechismus zondag 7 vraag 22 wel: “Wat is een christen nodig te geloven? Al wat ons in het evangelie beloofd wordt.” Maar er kan toch ook geloof zijn in Christus Zèlf? Wanneer je op Hem mag zien! Zoals de Heere Jezus het zo vaak uitsprak: “Ik ben...” Ook Johannes de Doper zei: “Zie het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt.” (Wanneer hij nu geleefd had, zou hij gezegd hebben: “Zie het Lam Gods, Dat de zonden der wereld hèèft weggenomen.”) Wanneer je dan zo jezelf aan Hèm met heel je bestaan hebt mogen overgeven en toevertrouwen, krijg je toch deel aan al Zijn verdiensten? Romeinen 8 vers 32: “Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken?” Dan kan dat toch ook vrijmoedigheid geven om aan te gaan aan het Heilig Avondmaal zonder daarvoor een speciale belofte te hebben ontvangen? Om zo door het gebruik van dit sacrament ook tot meer zekerheid te mogen komen aangaande de vergeving van je zonden?
Geeft u straatarme Egyptische christenen een onvergetelijke Kerst?
In Egypte is het steeds lastiger om rond te komen. Voedselprijzen rijzen de pan uit. U kunt het verschil maken door een voedselpakket voor een christelijke Egyptische familie te doneren. Heel praktisch willen we hiermee handen en voeten geven aan de opdracht van God om de armen te voeden.
Antwoord
Ik zet de vragen eerst even wat korter neer:
1. Wat is de bron van de ware ellendekennis? Is er ook een veranderlijk karakter in ellendekennis?
2. Strekt de dood van de Heere Jezus zich breder uit dan de Avondmaalsganger?
3. Wat is de gewisse belofte van God waarvan het Avondmaalsformulier spreekt?
4. Kan er geloof in Christus zijn zonder de verzekering van de belofte van het Evangelie?
5. Mag iemand die niet verzekerd is van de vergeving van zijn/haar zonden toch het Avondmaal gebruiken om daardoor meer zekerheid te mogen ontvangen?
De Heere geve me wijsheid om deze tere en belangrijke vragen te beantwoorden.
1. Wat is de bron van de ware ellende kennis en is deze kennis veranderlijk van karakter (een wettisch versus Evangelisch berouw)?
Je ellende kennen is eigenlijk veel meer dan je zonden ervaren. Er zijn veel mensen die hun zonden dagelijks min of meer ervaren zonder hun ellende te kennen. Wie is niet bewust dat hij niet is zoals hij behoort te zijn? Ellendekennis is een drieledige bewustheid van (1) dat we schuldig staan omdat we Gods heilige wet gebroken hebben in gedachten, woorden en daden; in het doen en niet doen van het liefhebben van God boven alles en mijn medemens, allemaal!, als mezelf; (2) dat onze verhouding met God verbroken is en we daarom uit Zijn paradijs (gemeenschap) verbannen zijn, en (3) dat ik totaal verloren lig in mijn gevallen staat en nooit meer in staat ben om Gods recht en heiligheid te voldoen. Hoewel we van alles proberen om het recht te maken, moet een mens tot een zalige wanhoop komen dat het van zijn kant totaal verloren is.
Hoe leren we deze waarheden? Door de prediking van het Woord van God. De Heere gebruikt Zijn heilige wet als een spiegel om ons te laten zien hoever wij afwijken van het beeld Gods dat we eenmaal hadden. Waar zien we de volheid en de diepte van de wet beter dan in de Persoon van de Heere Jezus Christus. De beste wetsprediking is daarom over de Heere Jezus te preken en Zijn schoonheid en die in Zijn liefde tot de Vader en tot Zijn grootste vijanden te schilderen. Immers niemand heeft ooit God met al zijn ziel, hart, kracht en geest liefgehad dan de Zoon des mensen! En niemand heeft ooit Zijn medemensen zo lief gehad als Hij. Het is daarom een van de redenen dat Hij zo gehaat werd door de ‘vrome’ mens omdat Hij door zijn doen en laten hun geweten raakte. Met andere woorden, de Farizeeërs kregen zeker kennis van hun zonde, maar kwamer er niet mee aan de voeten van de Heere Jezus. In Johannes 8 krijgen we daar een klaar beeld van. De een na de ander liep weg, overtuigd in hun geweten. Toch was dat geen ellendekennis.
Ellendekennis heeft ook als vrucht God gaan leren kennen. Als we een zicht krijgen op de heerlijkheid van God en hoe heilig schoon en goed Hij is, gaan we juist de breuk tussen Hem en ons ervaren als een last en een groot gemis. Een mens gaat nooit zijn ellende kennen door in zichzelf te wroeten. We gaan pas onszelf leren zien zoals we zijn in het licht van Wie God is. In Zijn licht zien we pas onze duisternis. Immers, we waren in Zijn beeld geschapen. En als we gaan zien wat wij eenmaal waren (mensen die God liefhadden en elkaar zoals we onszelf liefhebben, maar dan in de mate en diepte waarin Jezus liefhad), dat komt er een bewustheid van jezelf waar je van gaat walgen.
We denken nu immers dat we het centrum van het heelal zijn. Het draait toch alles eigenlijk om mijn eer, mijn troost, mijn naam, mijn plezier. Hoe erg zonde is zie je nooit in het kennen van jezelf en de erge dingen die we doen. We zien het vreselijke van de zonde in het bitter lijden van de Heere Jezus en het heilig oordeel dat Hij ondervond toen Hij van Zijn Vader verlaten moest worden om Gods recht en heiligheid wil. Het is moeilijk om te bevatten, maar wat is de zonde vreselijk die wij tegen onze hoge en majesteuze Schepper hebben gedaan. Om dat recht te maken, heeft God Zijn Zoon bekleed met de schulden van Zijn volk en Hem laten zinken in de totale verlatenheid tot te bevrediging van het heilig recht.
De derde aspect van ellendekennis is het groeiende bewustheid dat van onze kant de deur voor altijd dicht is. Nooit kunnen we onze schuld en zondigheid wegnemen. Dat brengt een gezonde wanhoop in het hart en door de overtuiging maakt God ons bewust dat er een Ander nodig is. Door Zijn Woord en Geest maakt trekt de Vader zondaren tot Christus.
In deze geestelijke ontdekkingstocht zal de kennis van onze zonden zeker veranderen. Van vrees in mijn geweten omdat ik de wet overtreden heb, wordt het droefheid over mijn zonde als ik God meer en meer leer zien in al Zijn heerlijkheid. We moeten daar geen schema van maken. De een wordt door de wet in de vrees gebracht, terwijl een ander door het licht van Gods heerlijkheid in de schaamte en droefheid wordt gebracht. God is daar immers vrij in hoe Hij ons tot de kennis van onze drieledige ellende leidt. Maar elk kind van God leert zichzelf zien als een schuldige, onmachtige, onwaardige en onliefelijk zondaar en allen leren te wanhopen aan zichzelf, maar ze worden ook hongerend voor wat God in Zijn Zoon ons gegeven heeft: de gerechtigheid Gods!
Hoeveel moeten we van die ellende kennis hebben? Een wedervraag die het antwoord kan zijn, “Hoeveel van je kanker moet je kennen om te beseffen dat je ziek bent?” Zelfs als ik maar hoor dat er een stipje kanker in mij gevonden is, ben ik al op weg om genezing te zoeken. En als ik dan later meer kankervlekjes vindt, dan ga ik nog meer zoeken voor die genezing. Zo is het ook bij de geestelijke ellendekennis. Er komt nooit een einde aan de ontdekking van jezelf en een gelovige zal meer en meer gaan walgen van zichzelf omdat er van de dankbaarheid ook maar niets terecht komt. Want in de dankbaarheid kom ik weer mezelf tegen: trots, onecht, hypocriet, doods, vormelijk.
Daarom vind ik het zo Bijbels dat het formulier de zonde kennis verbindt met de Christuskennis en Zijn bitter lijden voor onze zonden. Hoe meer we in Hem mogen geloven, hoe zuiverder het berouw gaat worden want dan komt het uit de liefde tot Hem en niet uit de vrees van de straf voor de zonde.
2. Strekt de dood van de Heere Jezus zich breder uit dan de Avondmaalsganger?
Gelukkig wel want niet allen waar de Heere Jezus voor stierf zitten aan de Avondmaalstafel. Juist afgelopen zondag mocht ik de tafel van de Heere bedienen. En ik weet dat er ook zelfs kinderen in mijn gemeente zijn die verdrietig zijn over hun zonden, de Heere lief hebben en in een kinderlijke vertrouwen naar de Heere Jezus gaan en op Hem hun vertrouwen stellen. Als dat bestendig mag blijken, dan heeft de Heere Jezus ook voor hen Zijn bloed gestort. Ook zijn er ouderen die om verschillende redenen niet aan het Avondmaal kunnen komen maar waar toch duidelijk het werk van Gods genade gevonden mag worden. Daarnaast zullen er ook aan het Avondmaal mensen zitten waar de Heere niet voor stierf. Het oordeel voor de zaligheid ligt niet bij het wel of niet aangaan aan het Avondmaal.
De Heere Jezus heeft de toorn van God voor Zijn volk gedragen. Hij is de hel ingegaan voor hen die Zijn Vader Hem gegeven had, de verkorenen tot het eeuwige leven. Immers in Johannes 17 bad Hij: “Ik bid niet voor de wereld, maar voor hen die U Mij gegeven hebt.” Nu lezen we in de Catechismus dat de Heere Jezus de toorn van God tegen het hele menselijke geslacht gedragen heeft. Vaak brengt die zin wat verwarring. We leren toch geen algemene verzoening? Een eenvoudige manier waarop dit kan worden verstaan is te realiseren dat de volheid van Gods toorn de hel is. Hij heeft daarom de volheid van de hel, of de toorn van God tegen het hele menselijke geslacht ervaren, maar Hij deed dat niet voor iedereen. Gods Woord maakt duidelijk dat de Heere Jezus die hel in ging als de Borg voor Zijn volk die Zijn Vader Hem gaf.
3. Wat is de gewisse belofte waar het Avondmaalsformulier van spreekt?
De taal van dit tweede stuk waarin een ieder zich heeft te onderzoeken klinkt heel bekend aan hen die de Heidelberger Catechismus kennen. Het is een verkorte samenvatting van Zondag 23. Het is dus de belofte (niet beloften) van het Evangelie. Je zou kunnen zeggen: het genadeverbond. We moeten onderzoeken of in ons hart wij aan het leren zijn dat de enige weg tot zaligheid is door het bloed van de Heere Jezus Christus. Zalig zijn zij die naar de gerechtigheid hongeren en God leert Zijn volk dat die gerechtigheid niet te vinden in onszelf maar in de Heere Jezus. Gods methode van zondaren zalig maken is de belofte van het genadeverbond waarin Hij Zijn Zoon gaf om in het werkverbond te stappen als de laatste Adam voor Zijn kinderen. Hij voldeed aan de eis van “doe dit en leef” en Hij droeg de vloek van de dood op de zonde. In leven en sterven heeft Hij genoegdoening gedaan om de wet te vervullen en de vloek te dragen. Dit is de belofte van het Evangelie, eerst geopenbaard in Genesis 3:15 en na die tekst verder uitgelegd in de rest van de Schrift met meer en meer details en duidelijkheid. Maar het is uiteindelijk één belofte: de belofte van het genadeverbond. Later in het formulier wordt het genadeverbond aangehaald:
“En opdat wij vastelijk zouden geloven dat wij tot dit genadeverbond behoren, nam de Heere Jezus in Zijn laatste Avondmaal het brood, en als Hij gedankt had, brak Hij het en gaf het Zijn discipelen en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam, hetwelk voor u gegeven wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis. Desgelijks, na het Avondmaal, nam Hij den drinkbeker, en gedankt hebbende gaf hun dien, zeggende: Drinkt allen daaruit; deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed, hetwelk voor u en voor velen vergoten wordt, tot vergeving der zonden; doet dat, zo dikwijls als gij dien zult drinken, tot Mijn gedachtenis; dat is: zo dikwijls als gij van dit brood eet, en van dezen beker drinkt, zult gij daardoor, als door een gewisse gedachtenis en pand, vermaand en verzekerd worden van deze Mijn hartelijke liefde en trouw jegens u, dat Ik voor u (daar gij anders den eeuwigen dood hadt moeten sterven) Mijn lichaam aan het hout des kruises in den dood geve, en Mijn bloed vergiete, en uw hongerige en dorstige zielen met dit Mijn gekruisigd lichaam en vergoten bloed tot het eeuwige leven spijze en lave, even zekerlijk als een iegelijk dit brood voor zijn ogen gebroken, en deze beker hem gegeven wordt, en gij die tot Mijn gedachtenis met uw mond eet en drinkt.”
Het hart van dit evangelie van genade is de rechtvaardigmaking van de zondaar op basis van de gehoorzaamheid van de Heere Jezus in Zijn leven en Zijn sterven. Het formulier vraagt in dit tweede gedeelte van de zelfbeproeving naar wat Hij en Zijn werk voor ons betekenen. Natuurlijk zal er in de gelovigen een verschil in verzekering zijn van hun aandeel in dit genade verbond. Er zijn er die het van verre zien en met een brandende honger en dorst Hem aanroepen: “Heere wees mij genadig om de verdienste van Jezus’ wil.” Anderen zijn verder ingeleid en hebben een grotere mate van geloof en zekerheid in DEZELFDE beloften van het Evangelie.
Mogen nu alleen hen aan het Avondmaal zitten die een Paulus-geloof hebben zoals in Romeinen 7:25? Mogen zij niet aan het Avondmaal komen die niet verder kunnen of durven gaan dan Petrus: “Heere, U hebt de woorden van het eeuwige leven; tot wien anders zullen we heengaan?” Kom toch, vrienden, mogen dan alleen de volwassen kinderen aan de tafel mee eten terwijl de jongere kinderen dat niet mogen? Dat zullen de hoogst pastorale opsteller(s) van het formulier echt niet bedoeld hebben. Als je iets verder leest in het formulier spreken ze immers heel teer over hen die geen sterk geloof hebben. In het gebed heb ik zeker de indruk dat er geworsteld wordt voor de kleine in genade die nog met zoveel twijfels lopen. Alle gelovigen hebben de versterking van het geloof nodig maar juist hen die zwak in het geloof zijn dat ze “gerechtvaardigd zijn voor God in Christus en erfgenamen van het eeuwige leven (Antwoord 60 in Zondag 23).”
De Heere Jezus zat met Zijn discipelen rondom het eerste Avondmaal. Geen van de elf, die ware kinderen van God in de Heere Jezus waren, had duidelijkheid over de hoogwaarheid van het priesterlijke werk van Christus. Ze dachten nog heel menselijk over Zijn koninkrijk, ze hadden helemaal geen zicht op dat hun zonden vergeven waren door het komende offer van hun Meester en toch waren ze de disgenoten van de Koning Zelf. Zou deze Koning nu een andere maatstaf hebben en alleen hen nodigen om het Avondmaal te gebruiken die een verzekerd geloof hebben van al de rijkdom van de belofte van het genadeverbond? Kom, laat de Schrift hier het laatste Woord spreken. De Heere eet met zondaren en tollenaren en zal hen niet uitwerpen die tot Hem komen.
4. Kan er geloof in Christus zijn zonder de verzekering van de volle belofte van het Evangelie?
Ik heb die vraag al beantwoord onder vraag 3. Ja, dat kan. De bloedvloeiende vrouw had geloof in Jezus en raakte Hem in het geloof aan, ervaarde zelfs een kracht, maar ging niet weg ‘in de vrede.’ Dat kon ze wel nadat Jezus haar terugriep en dat duidelijk maakte door Zijn bevestigend woord. De Kananese vrouw had zelfs een groter geloof dan Jezus ooit vond in Israel, maar zij was eerst zonder verzekering dat de Heere haar wilde verhoren. Petrus had een waarzaligmakend geloof toen hij Zijn Meester als Gods’ Zoon beleed terwijl hij nog helemaal in het duister was over het priesterlijk werk van de Heere Jezus. Zo is het zeker mogelijk dat we gaan leren zien en vertrouwen dat onze hoop voor de verlossing van onze schuld en zondigheid alleen in de Heere Jezus is zonder nog de verzekering te hebben dat nu alles vlak is tussen God en ons. Als de kennis vermeerderd en gevoed wordt, vermeerdert de Heilige Geest ook het geloof in en de zekerheid over al de volheid in het genadeverbond. Die vermeerdering en versterking werkt de Heilige Geest meest middellijk, door de studie van het Woord en het gebruik van de Sacramenten. Sta daarom naar een Bijbelse prediking waarin de schatten van het genade verbond in Christus worden uitgestald.
5. Mag iemand die niet verzekerd is van de vergeving van zijn/haar zonden toch het Avondmaal gebruiken om daardoor meer zekerheid te mogen ontvangen?
Ook die vraag is al in het bovenstaande beantwoord. Maar let nog even op hoe onze Heilige Leermeester in de Catechismus de schrijvers leidde om gelijk na Zondag 23, waarin het hart van de evangelieboodschap wordt uiteengezet, de sacramenten te behandelen. De vraagstelling van beide Doop en Avondmaal hebben alles te doen met de versterking en verzekering van het geloof in de rechtvaardigmaking van de kleinste gelovigen, op het moment dat zij het geloof mogen beoefenen. Zelfs al kwamen ze nog niet verder dan de tollenaar in zijn hartekreet, terwijl zijn oog de priester volgde die van het altaar het vuur nam om het met weirook voor God in de tempel te brengen: “Heere, wees mij zondaar genadig.” Hij verliet die tempel gerechtvaardigd en erfgenaam van het eeuwige leven. Liep hij te huppelen van zielevreugde dan? Dat lezen we niet en ik denk ook niet dat hij die kennis en zekerheid al had, maar Jezus verklaarde hem gerechtvaardigd.
Juist om die zekerheid te versterken geeft God Zijn knechten de roeping om herhaaldelijk in de prediking aan elke gelovige in de Heere Jezus (zelfs de kleinste) het profetisch ambt te bedienen en hen toe te roepen dat hun zonder vergevenzijn (Heidelbergse Catechismus vraag en antwoord 84). Ze mogen gaan ‘in de vrede’ van Romeinen 5:1. Immers zo preekte de Heere Jezus Zelf ook herhaaldelijk: “Een iegelijk die in Mij gelooft heeft het eeuwige leven (en dus is vergeven van al zijn zonden en bezit in Christus de gerechtigheid vereist tot het eeuwige leven).
Moge God deze gedachten zegenen tot Zijn eer en tot nut van onze zielevragen en worstelingen. Bedankt voor de wel doordachte vraag.
Ds. A. T. Vergunst
Dit artikel is beantwoord door
Ds. A.T. Vergunst
- Geboortedatum:22-09-1961
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Carterton (Nieuw-Zeeland)
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Bekijk ook: