Klaar met kinderclub van kerk
ds. D.M. Elsman | Geen reacties | 13-01-2023| 12:42
Vraag
Bij het belijdenis doen heb ik beloofd dat ik met blijdschap zal arbeiden in Gods Koninkrijk en dat ik met de geschonken gaven wil meewerken aan de opbouw van de gemeente van Christus. Deze belofte wil ik houden, voor mij is trouw belangrijk en ik ben een persoon die snel last heeft van z’n geweten.
Geruime tijd, nu zo’n 12,5 jaar, geef ik leiding aan een club in onze kerk. Jarenlang deed ik dit met blijdschap. De laatste tijd is de vreugde langzaam weggeëbd. Het wordt een steeds grotere opgave. Het vlammetje brandde jarenlang fel, maar het kaarsje lijkt nu opgebrand. Ik voel me opgebrand. Mijn belofte bij mijn belijdenis weegt echter voor mij dusdanig zwaar dat ik niet durf te stoppen. Ik voel me ook verantwoordelijk voor de club. En als God me op deze plek geroepen heeft, is het dan geen zonde als ik denk dat ik graag zou willen stoppen?
Ook vind ik mezelf schijnheilig omdat ik het werk niet met mijn hart doe. Dit maakt dat ik met mijn geweten steeds meer in de knoop kom. Ik heb het gevoel dat ik in een klem zit. Heeft u advies hoe met deze situatie om te gaan?
De zorgverzekeringen van Care4Life
Waarom overstappen naar de Care4Life zorgverzekering? Lees hier over onze principiële uitsluitingen.
U bent al verzekerd vanaf € 149,10 per maand.
Antwoord
Dank je wel voor je vraag. Allereerst iets over wat je beloofd hebt bij het doen van belijdenis, de vraag: “Aanvaardt u de roeping om (...) met blijdschap te arbeiden in Zijn Koninkrijk?” Hoe kan een mens dat beloven? Is dat geen overmoedige belofte aan God? Want je bent niet altijd blij, je voelt je niet elke dag hetzelfde, je gemoed is nogal eens onderhevig aan de omstandigheden en ook aan je lichamelijk en geestelijk welbevinden. Toch, het is een voluit Bijbels gegeven – om maar een paar teksten te noemen: “Dien de HEERE met blijdschap” (Ps.100:2); “de vreugde van de HEERE, dat is uw kracht” (Neh. 8:11); “Verblijd u altijd in de Heere; ik zeg het opnieuw: verblijd u” (Fil. 4:4).
Het is dan goed om te bedenken dat wij die blijdschap niet kunnen maken. Daarvoor moeten wij bij God terecht, Die de psalmist noemt “de God der blijdschap mijner verheuging” (Ps.43:4 SV). Blijdschap is vrucht van de Geest (Gal. 5:22). Die blijdschap kent de wereld niet, zij heeft een hemelse oorsprong en staat altijd in verband met de Heere Zelf. Hij is het Die die vreugde schenkt. Het eerste wat ik je dan ook zou willen vragen is jezelf daarop te onderzoeken. Je mocht jarenlang vreugde kennen in het leiden van een club, maar je merkt dat die vreugde langzaam wegebt. Wat is en was de oorsprong van die vreugde? Los en afgezien van al je werk en inzet in en voor de Gemeente – mag jij je verheugen in de Heere Zelf? Is Hij Zelf jouw blijdschap?
Wij mogen steeds weer naar Hem toe als vermoeiden en belasten (Mat. 11:28) en Hij belooft dat als wij in geloof met onze dorst bij Hem komen, wij drinken mogen en er stromen van levend water uit ons binnenste zullen vloeien (Joh. 7:37 en 38). Verkwikkende genade door Zijn Geest, opleven, opademen. En de vreugde komt daar altijd in mee.
Bij je woorden zie ik de profeet Elia voor me, zittend onder een bremstruik, die bad: “Neem nu mijn leven, HEERE (...).” Hij was moegestreden, opgebrand. Maar de HEERE stuurde Zijn engel, om hem te versterken naar lichaam en geest. Hij moest en mocht en kon verder.
Je schrijft dat je snel last hebt van je geweten. Je wilt je belofte houden en trouw zijn. Dat is goed en dat is in je te prijzen. Daarbij wil ik je vragen: toen je belijdenis deed – was daar toen alleen jóuw belofte, of mocht jij beloven op grond van en als antwoord op Góds beloven? Ik bedoel: het is als met die blijdschap. Die kun jij niet in jezelf vinden en ook niet maken en toch beloof je die. Op grond waarvan? Op grond van Zijn belofte dat Hij je die schenken zal door het geloof. Daarom, ga met je aangeklaagde geweten naar Hem toe. Met al je dorst en lek en gebrek. Naar die zeer overvloedige Bron van al het goede (NGB artikel 1). Hij zal je laten merken dat je niets in eigen kracht vermag; dat je dan zult opbranden en dat de vreugde zal wegebben.
Betekent dat dan ook dat jij niet mag stoppen met het clubwerk? Je hebt dat inmiddels 12,5 jaar gedaan en het zou best zo kunnen zijn dat Hij je nu een andere roeping gaat geven, een andere plaats in Zijn lichaam. Vraag het Hem. Híj gaat daarover. Maar daarbij allereerst: “Voed het oud vertrouwen weder, zoek in ‘s Hoogsten lof je lust” (Ps.[berijmd] 42:3). Elke dag mag ons gebed zijn: “Heere, U zegt het maar waar ik U deze dag dienen mag. Geef dat ik U in blijdschap dienen mag, o God der blijdschap mijner verheuging!”
Ds. D. M. Elsman
Dit artikel is beantwoord door
ds. D.M. Elsman
- Geboortedatum:16-04-1961
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Rijssen
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Bekijk ook: