Vergeving van zonden komt tot alle hoorders
Ds. G.A. van den Brink | Geen reacties | 09-11-2022| 11:06
Vraag
Ik stel mijn vraag aan ds. Van den Brink naar aanleiding van de lezing (zie onder) die hij in Valburg gehouden heeft. Moeten de woorden “Wees getroost, uw zonden zijn u vergeven” gericht worden tot alle ware gelovigen, of tot alle hoorders/alle mensen? Met andere woorden: zijn ze beperkt tot de ware gelovigen en dienen ze volgens u als troostgrond voor hen? Of zijn ze gericht tot alle mensen en dienen ze volgens u als ‘vorm’ waarin het aanbod van genade gegoten wordt?
Maar als het laatste het geval is: wat is de grond om tegen alle mensen zonder onderscheid te zeggen, dat hun zonden vergeven zijn? Want er zijn onder de hoorders ook mensen die dit niet zullen geloven en van wie de zonden bij gevolg niet vergeven zijn. Dan is het “wees getroost...” in sommige gevallen niet waar. En wat is de kracht en waarde van deze woorden als we weten dat dit in bepaalde gevallen niet geldt? Moeten we dan niet duidelijker zijn in de verwoording en zeggen: “Als u de belofte van het Evangelie met een waar geloof aanneemt, zijn u alle zonden vergeven?” Dan zijn we zorgvuldiger.
De zorgverzekeringen van Care4Life
De zorgverzekeringen van Care4Life stellen de beschermwaardigheid van het leven voorop. Benieuwd hoe?
Antwoord
Beste vragensteller,
Luther zei onmiskenbaar het eerste. De woorden “Uw zonden zijn u vergeven”, komen tot alle hoorders en zijn aan hen allen geadresseerd. De woorden zullen tegelijk slechts waar zijn voor degenen die ze geloven. Ongeloof maakt de beloften krachteloos (Hebr. 4:2).
In de gereformeerde traditie kiezen de meeste theologen (beslist niet allen!) voor de tweede benadering: de woorden van vergeving worden alleen gericht aan de gelovigen. Dogmatisch is dit wellicht een veiliger weg, maar nu bestaat er het gevaar dat de hoorders eerst zullen moeten nagaan of zij wel of geen geloof hebben. En als zij geloof hebben, wát geloven zij dan? Geloven zij de vergeving der zonden? Dan zijn de woorden in de prediking overbodig en eigenlijk krachteloos geworden. Maar als ze de vergeving van zonden nog niet geloven, wat geloven ze dan wel? En moet de prediker dan afwegen of hij iemand wel of niet als een gelovige beschouwt, voordat hij de woorden over de vergeving spreekt?
Ik heb in de lezing van Valburg aandacht gevraagd voor de Lutherse lijn. Overigens moeten we de verschillen ook niet te groot maken. Geloof en vergeving horen samen; waar de ene is, daar is de andere ook. Waar de ene niet is, daar is ook de andere niet.
Uiteindelijk verdwijnen de vragen zodra wij geloven. Dat geldt trouwens heel vaak: we tobben wat af over de waarde van de doop in het geval van mensen die niet geloven. We vragen ons af hoe het zit met het avondmaal als een schijngelovige aangaat. We maken ruzie over de betekenis van het Evangelie voor verworpenen. We discussiëren over de vraag of een onbekeerd persoon geloofsbelijdenis mag afleggen. Allemaal vraagstukken die voorbijgaan aan de eenvoudigste uitweg, die Luther ons keer op keer gewezen heeft: wie gelooft, die heeft het.
Met hartelijke groet,
Ds. G. A. van den Brink
Lees ook de vervolgvraag: 'Vergeving van zonden komt tot alle hoorders (deel 2)'
En de vragen n.a.v. deze lezing:
Dit artikel is beantwoord door
Ds. G.A. van den Brink
- Geboortedatum:05-01-1974
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Apeldoorn
- Status:Actief
Bijzonderheden:
-Vragen aan ds. Van den Brink kunnen tot nader bericht niet worden ingediend.
-Emeritus-predikant. Sinds september 2020 als wetenschappelijk medewerker verbonden aan de TUA.
-Bekijk ook: