Ik kan helemaal niet geloven
J.P. van den Brink | Geen reacties | 10-10-2022| 12:28
Vraag
Aan ouderling Van den Brink. Ik wil u graag bedanken voor al uw antwoorden en de brief aan dominee Van den Brink. Ik was best in verwarring toen ik de stukken las over “Het evangelie zonder kleine lettertjes.” Ik werd er onrustig van en merkte dat ik kritischer ging luisteren in onze eigen kerk (Gereformeerde Gemeenten), waardoor ik mezelf voor mijn gevoel in de weg stond. Ik wilde dat helemaal niet. Toen ik uw brief las gaf dat voor mij veel duidelijkheid en hoop. Vooral dat je mag blijven vragen aan God en alles bij Hem neer mag leggen.
Nu weet ik wel dat ik moet geloven, maar HOE moet dat dan? Ik loop eigenlijk steeds maar weer bij God weg. En ik weet wel dat je altijd bij God mag komen, maar geldt dat voor iedereen? Ik denk dat ik een tijdgeloof (ik deed alsof, ik praatte maar wat na, wilde indruk maken) heb gehad en daarna ben ik weer erge zonden gaan doen. Kan het dan ook nog?
Het is echt niet zo dat in mijn Ger. Gem. zo smal/lijdelijk gepreekt wordt, helemaal niet. De twijfel zit bij mij (en die is niet goed), maar ik zou zo graag willen dat het goed was tussen God en mij, dat mijn zonden vergeven zijn. Maar hoe weet ik dat zeker? Ik weet wel dat je moet geloven en vertrouwen, maar dat geeft geen rust. Dat helpt me eigenlijk niet als dat gezegd wordt. Ik kan helemaal niet geloven. Hoe moet dat? Vaak denk ik dat het me alleen maar om de hemel te doen is en helemaal niet om de Heere. Hoe kan dat anders worden?
Sorry voor al mijn vragen. Als u er geen tijd voor heeft, dan snap ik dat hoor. Hartelijk dank en vriendelijke groet.
Een jonge vrouw.
Antwoord
Beste vraagstelster,
Hartelijk dank voor je belangrijke vraag. Hoe moet dat nu, geloven? Ik kan helemaal niet geloven. Hoe moet dat?
Geloven is een zaak van je hele wezen. Van je hoofd en je hart. Wie tot God komt, moet geloven dat Hij is en een Beloner van hen die Hem zoeken (Hebr. 11:6). Het eerste deel van die tekst wijst erop dat we God moeten kennen, weten Wie Hij is en geloven dat Hij er is, die Zich noemt de Jahweh, de “Ik ben”. Het tweede gedeelte van de tekst legt de nadruk erop dat we er van op aan kunnen dat Hij betrouwbaar is (wat ook in de naam Jahweh ligt opgesloten). Met andere woorden geloven is “kennen” of “weten” (hoofd), maar ook: “vast vertrouwen” (hart). Je vindt het bovenstaande terug in zondag 7 van de Heidelbergse catechismus (HC), vraag en antwoord 21: Wat is een waar geloof?
En de HC gaat in de daaropvolgende zondagen uitleggen wat dat geloof inhoudt aan de hand van de 12 artikelen, waarin de elementen zitten die nodig zijn om God te kennen (Wie is God, de Vader, Zoon en Heilige Geest) en om te ontdekken dat Hij betrouwbaar is en dat Hij goede gedachten heeft over slechte mensen. Nadat de HC dit alles uiteengezet heeft in zondag 8 t/m 24 komt in zondag 25 vraag 65: Vanwaar komt zulk een geloof? Iets anders gezegd: wat is de bron van dat geloof en hoe kom je daar nu aan? En dan luidt het antwoord: Van de Heilige Geest, die het geloof in onze harten werkt door de verkondiging van het heilig evangelie en het versterkt door het gebruik van de sacramenten.
Ik wil het belang van het bovenstaande nog wat dichter bij je brengen, want ongetwijfeld heb je dit allemaal op catechisatie geleerd. Maar ik raad je aan om de genoemde zondagen voor jezelf eens nauwkeurig door te nemen en daarin te zien Wie God is en hoe Goed en Genadig Hij is. Want ondanks dat je dit alles weet en geleerd hebt, zijn er allerlei belemmeringen en bezwaren. Je hebt ervaren hoe je jezelf voor de gek kunt houden met een tijdgeloof. Je loopt eigenlijk steeds bij God vandaan, je hebt erge zonden gedaan. Geldt dat dan voor iedereen dat je weer bij God terug mag komen en als je zulke grote zonden hebt gedaan, kan dat dan nog wel?
Ik gebruik om dit verder uit te leggen het beeld wat de Heere Zelf geeft. Hij vergelijkt de verhouding tussen Hem en Zijn volk met de verhouding tussen een man en vrouw in een huwelijk (Ef. 5:32). Dan is het wellicht goed om jouw vraag concreet te maken door het woord geloof te vervangen door het woord liefhebben. Hoe kan ik liefhebben? Om iemand lief te hebben moet je die persoon eerst leren kennen. En die liefde groeit als je meer en meer waardering en bewondering krijgt voor die ander. Je vindt het fijn om in zijn buurt te zijn, je wilt met hem door anderen gezien worden, je bent er blij mee, trots op dat hij je vriend/man is. Als de liefde verder aangewakkerd wordt, kun je helemaal een worden en je weet het zeker: ik houd van hem en hij houdt van mij. Kun je daar een optelsom van maken? Nee. En toch weet je het zeker. Die liefde is een wonderlijk ding. Dat doe je, maar toch ook overkomt het je. De Engelsen zeggen dat zo mooi: fall in love. En als dat gebeurt is er geen houden meer aan.
En, ja ook: die liefde wordt aangevochten, als er wat tussen komt, en bij welke stellen komt dat niet voor? Dan moet je het herstellen en weer eens tegen elkaar zeggen en doen: en toch houd ik van je! Het is een beeld en beelden gaan nooit voor de volle 100 procent op, want wij mensen kunnen elkaar bedriegen en teleurstellen in de liefde en dat is nooit bij God, maar het is een beeld wat de Heere ons zelf heeft gegeven in Zijn Woord. En daarom gebruik ik het graag. We vinden deze elementen ook terug in het geloven.
Naar mate je meer van de Heere leert ontdekken in Zijn woord zul je je meer gaan verwonderen over hoe groot Hij is, hoe rechtvaardig, genadig, barmhartig en groot van goedertierenheid. Je wordt getrokken, met koorden van liefde: hoe is het toch mogelijk, dat Hij zondaren zoals ik ben trekt! Weet je wat? Ik zal naar Mijn vader gaan en tegen Hem zeggen: ik ben het niet meer waard om uw zoon te zijn. Maak me maar als een van uw huurlingen. Als ik maar wel weer bij U mag zijn. Je kent de gelijkenis en je weet wat er gebeurt: Niks daarvan, Mijn zoon was verloren en hij is weer thuis. Dit is een dag van grote vreugde! Nieuwe kleren en een gemest kalf en feest houden. Zo is God!
Er zijn ook situaties, waarin Hij me op de proef stelt en vraagt: wilt gijlieden ook niet weggaan? Dan zeggen we het Petrus na: dat kan en wil ik niet Heere, want U hebt de woorden van het eeuwige leven! O, Petrus komt zichzelf ook wel tegen nadat hij Hem verraden had, maar als Hij hem die vraag stelt ligt het op de bodem van zijn hart: Gij weet alle dingen Heere! Gij weet dat ik u liefheb!
Wat ik je aantraden mag, waar ik op mag aandringen: leg zo je geloofsworstelingen voor de Heere neer en wees niet ongelovig, maar gelovig. Kijk Hem als het ware in de ogen door Zijn woord en zie die oceaan van liefde. Je zou erin verdrinken! Ik kan er niet bij, maar het is waar: Alzo, zelfs zó, lief had God de wereld, de zondige in de dood gezonken wereld, dat Hij Zijn Zoon, de Zoon van Zijn welbehagen, ervoor overhad om die wereld te redden, namelijk een ieder die gelooft.
Al je bezwaren zal Hij wegnemen. Want Hij is het Brood des levens; die tot Hem komt, zal geenszins hongeren, en die in Hem gelooft, zal nimmermeer dorsten. Jouw gebrek en jouw tekort kan nooit het bezwaar zijn. Geen zondaar is een te groot zondaar of hij/zij kan bij Jezus terecht. Is er dan niets wat ons verhinderen kan om tot Jezus te komen?
Jawel. Als je tot Hem komt met je handen vol. Want alleen lege handen kunnen dat grote geschenk ontvangen. De rijke jongeling kon Jezus niet volgen want hij kon zijn eigen rijkdom niet loslaten. Zo kunnen wij onszelf verhinderen tot Jezus te komen als wij onze zaligheid nog buiten Jezus blijven zoeken.
Geloven is een wonderlijk ding. Dat doe je. En toch ook: het overkomt je door de onwederstandelijke werking van de Heilige Geest. Want als Hij werkt, is er geen houden meer aan. Dan ga je verloren aan deze wereld en word je overgezet in het Koninkrijk der hemelen. Wat nu al begint, maar straks volkomen zal zijn. Hier in deze bedeling hebben Gods kinderen nog zoveel strijd, als die eerste liefde soms zelfs verlaten wordt. Maar waar de Heere een goed werk begint, maakt Hij het af. En wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden!
Ik hoop dat je herkent dat ik in het bovenstaande een poging heb gedaan om de lijn van zondag 7 tot 25 heel in het kort en met een vertaling naar hoe dit praktisch gaat heb proberen te vertolken. En dat dit allemaal nu opgesloten zit in die eenvoudige belijdenis van Petrus (Mt. 16:16), Maria (Joh. 11:26) en de moorman (Hand. 8:37). Gelooft gij dat? Dan is het je echt om de Heere te doen. Was je hart met de Emmausgangers al brandende, toen Hij tot je sprak.
Voor dit antwoord koos ik net weer een andere insteek dan in eerdere antwoorden op Refoweb. Ik heb er in het archief een paar gevonden, die ik meegeef om eens na te lezen. Van harte aanbevolen!
Tenslotte. In je vraag zeg je: Sorry voor al mijn vragen. Wil je dat nooit meer denken of zeggen?! Eenieder die zich in de dienst van de Heere geroepen weet, is verblijd als er oprechte zielevragen worden gesteld en schept er vreugde in om met jou naar antwoorden op zulke vragen te zoeken. Er zijn in dit opzicht geen domme of overbodige vragen. Wees welkom om ze te stellen! Ook als dit antwoord aanleiding geeft tot verdiepingsvragen.
De Heere betoont Zijn welbehagen,
Aan hen, die need’rig naar Hem vragen
Hem vrezen, Zijne hulp verbeiden (verwachten)
En door Zijn hand zich laten leiden;
Die, hoe het ook moog’ tegenlopen,
Gestadig op Zijn goedheid hopen.
O Salem (Jeruzalem, volk van God), roem de HEER’ der heren;
Wil uwen God, o Sion, eren
(147e Psalm vers 6)
Gode bevolen,
J. P. van den Brink
Dit artikel is beantwoord door
J.P. van den Brink
- Geboortedatum:10-06-1960
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Eindhoven
- Status:Inactief