Op het laatste moment bekeerd
Ds. A. van der Zwan | 12 reacties | 10-05-2022| 13:48
Vraag
Waarom worden mensen die hun hele leven zondig waren op het laatst wel bekeerd en mensen die hun hele leven God hebben gezocht niet bekeerd?
Antwoord
Ik zou op deze vraag een heel kort antwoord kunnen geven door te zeggen dat het door Gods vrijmacht komt dat mensen bekeerd worden en wanneer dat gebeurt, maar ik geloof dat ik een wat langer antwoord moet geven. Dat komt door wat de vragensteller kennelijk veronderstelt als hij of zij deze gedachten naar voren brengt. En van die vooronderstellingen schrik ik eerlijk gezegd wel een beetje.
Laten we om te beginnen de eerste helft van de vraag nog eens rustig op ons in laten werken: “Waarom worden mensen die hun hele leven zondig waren op het laatst wel bekeerd?” Vergis ik mij, of klinkt daar een bepaald verwijt in door, alsof het toch niet eerlijk zou zijn als mensen hun hele leven in de zonde vergooien en te elfder ure toch nog zalig worden? Zo beschouwd kan ik me voorstellen dat je moeite hebt met de bekeringsgeschiedenissen van mensen als Manasse en de moordenaar aan het kruis. Twee mannen die, juist door het moment waarop ze tot bekering zijn gekomen, meer dan wie ook het toonbeeld zijn geworden van Gods vrije en onverdiende genade! Dat is geen zaak om vraagtekens bij te plaatsen, maar juist het uitroepteken van het ‘sola gratia’. Gelukkig: het blijkt echt waar te zijn dat mensen niet zalig worden omdat ze het er naar gemaakt hebben, maar dat aan hen “vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God geschonken is, uit louter genade, alleen om der verdienste van Christus wil” (Zondag 7, antw. 21 Heidelbergse Catechismus)!
Wat de vragensteller zich trouwens niet lijkt te realiseren, is dat de vraag die hij of zij stelt, door de Heere Jezus Zelf beantwoord is in één van Zijn gelijkenissen. Dat betreft de gelijkenis over de arbeiders in de wijngaard uit Mattheüs 20:1-16. Het verhaal is, denk ik, wel bekend: in de loop van de dag worden verschillende groepen arbeiders ingehuurd, waarvan er sommigen heel de dag werken en anderen maar een uur. Als het van tevoren afgesproken loon (dat voor ieder gelijk is) vervolgens uitbetaald wordt, beginnen de werkers van het eerste uur te mopperen. Dat is niet eerlijk! De één heeft acht of tien uur gewerkt en de ander maar één uur, en toch krijgen we allemaal één penning. Het antwoord van de heer des huizes is even veelzeggend als afdoende: “Vriend! ik doe u geen onrecht; zijt gij niet met mij eens geworden voor een penning? Neem het uwe en ga heen. Ik wil dezen laatsten ook geven, gelijk als u. Of is het mij niet geoorloofd, te doen met het mijne, wat ik wil? Of is uw oog boos, omdat ik goed ben?” (Mattheüs 20:13-15)
Als ik die woorden van de heer des huizen op me laat inwerken, begrijp ik dat het geschenk van Gods vrije genade voor niemand een reden moet zijn om zich te ergeren of om -al rekenend- Hem van onrecht te verdenken. Wees er maar blij mee dat genade kennelijk écht onverdiend is en dat de Bijbelse leer van de rechtvaardiging door het geloof écht waar is. Maar dat is een waarheid, waar een mens zijn leven lang onder kan zitten en het toch niet heeft begrepen... Totdat de Heilige Geest ons aan onze hemelhoge schuld ontdekt en er niets anders overblijft dan te steunen op de onverdiende gunst van God.
Dan nog iets over de tweede helft van de vraag: “Waarom worden mensen die hun hele leven God hebben gezocht niet bekeerd?” Van de vooronderstellingen die achter deze vraag schuilgaan, schrok ik minstens zo erg als van de vorige. Het roept bij mij het beeld op van een God, Die er kennelijk voor kan kiezen om mensen die Hem zoeken (en zelfs hun hele leven), niet te geven waar zij om vragen. Dat Godsbeeld past wellicht bij de manier waarop moslims tegen Allah aankijken, maar niet bij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus. Van Hem zegt Jezus dat Hij zeer gewillig is om zondaren van dienst te zijn als ze met de nood van hun leven tot Hem de toevlucht nemen. Hij doet dat bijvoorbeeld in vergelijkende zin als Hij in het gebedsonderwijs tot Zijn discipelen zegt: “Indien dan gij, die boos zijt, weet uw kinderen goede gaven te geven, hoeveel te meer zal de hemelse Vader den Heiligen Geest geven dengenen, die Hem bidden?” (Lukas 11:13). En voor de goede orde: dat wordt in Lukas 11 wel tegen discipelen gezegd, maar de tekst zelf spreekt zo algemeen mogelijk: “degenen, die Hem bidden.” Wie dat dan ook is. Op welk moment (of na hoe lange tijd dat dan ook gebeurt).
Ik zeg dat er maar even bij, om weer een nieuw bezwaar te voorkomen, in de trant van: maar dat geldt toch alleen ware discipelen van de Heere Jezus? De Heiland spreekt in Lukas 11 over Gods bereidheid om te geven wat nodig is, ook al eerder zeer algemeen (zodat ieder mens ter wereld zijn naam er zou kunnen invullen: “Want een iegelijk, die bidt, die ontvangt; en die zoekt, die vindt; en die klopt, dien zal opengedaan worden” (Lukas 11:10).
Ik zou tegen de vragensteller willen zeggen: maak alstublieft gebruik van deze beloften. Stel u niet langer vragen over God, maar stel uw vraag om het ene nodige te mogen ontvangen aan Hem. De Psalmdichter voorzegt, wat je in die weg mag verwachten: “Wie U aanroept in de nood, vindt Uw gunst oneindig groot!” (Psalm [berijmd] 86:3).
Ik wil tenslotte nog op een derde vooronderstelling ingaan, die ook uit het laatste stukje van de vraag voortvloeit, en wat ik daarover schrijf heeft (net als het bovenstaande trouwens) echt een pastoraal doel. Het is namelijk denkbaar dat mensen ‘die hun hele leven God hebben gezocht’ zelf het gevoel hebben dat ze ‘niet bekeerd’ zijn en dat hun gebeden dus vruchteloos zijn geweest. Dat kan tweeërlei reden hebben. Het is denkbaar dat de HEERE niet meteen gebeden van een antwoord voorziet, omdat Hij het in Zijn wijsheid nodig keurt om de bidder te beproeven. Een voorbeeld daarvan vinden we in de geschiedenis van de Kananese vrouw (Mattheüs 15:23). En wie op die manier beproefd wordt, wordt opnieuw door Gods Woord bemoedigd, bijvoorbeeld door wat één van de oudtestamentische profeten al heeft geschreven: “Zo Hij vertoeft, verbeid Hem, want Hij zal gewisselijk komen, Hij zal niet achterblijven” (Habakuk 2:3).
Er kan ook iets anders aan de hand zijn: iemand kan bidden om bekering, maar daarbij zulke specifieke verwachtingen hebben over hoe dat gebed vervuld moet worden, dat de eigenlijke verhoring van het gebed als het ware over het hoofd gezien wordt. Met andere woorden: je bidt om bekering, je hebt er een bepaald idee bij (wat je dan voelt, ziet of gaat doen), maar omdat God aan die verwachtingen niet voldoet, concludeer je: ik ben nog steeds onbekeerd. Heb je bijvoorbeeld de verwachting als een Saulus van Tarsen hardhandig van je paard geslingerd te worden? Dan kan ik me voorstellen dat het wat ‘tegenvalt’ als God ervoor kiest om je Zijn genade mee te delen op de manier waarop Hij het bij Timotheüs of Lydia heeft gedaan...
Tenslotte is het moment, het tempo of de manier waarop God je bekeert, niet doorslaggevend, maar de vrucht van Zijn ingrijpen in je leven. Zoals de Catechismus over bekering spreekt: die focust ook niet op een moment, maar beschrijft het proces van bekering dat uit Gods genade voortvloeit: dagelijks sterven en opstaan, de zonde steeds meer haten en ontlopen en je steeds meer leren verblijden in God, Die goed is voor slechte mensen (Zondag 33 HC). Zo moeten en mogen we God door Zijn Woord en Geest leren kennen. Niet Iemand Die oneerlijk is, maar Die heerlijk is in het uitdelen van Zijn onverdiende genade aan arme zondaren!
Ik hoop dat met deze beantwoording de vragensteller verder kan. Van harte Gods zegen toegewenst.
Ds. A. van der Zwan
Dit artikel is beantwoord door
Ds. A. van der Zwan
- Geboortedatum:27-02-1972
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Dordrecht-Centrum
- Status:Actief
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
De Heere Jezus zegt zelf: Lucas 11
32 De mannen van Nínevé, zullen opstaan in het oordeel met dit geslacht, en zullen hetzelve veroordelen; want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jonas; en ziet, meer dan Jonas is hier!
Hier zie je dat niet de schuld bij God ligt, maar bij jezelf, de Heere zegt niet: wordt bekeerd, maar bekeerd u, keer je naar Mij toe...
De moordenaar aan het kruis nam zijn toevlucht tot de Heere Jezus, hij vroeg slechts om een gedachten, maar kreeg alles, zo doet Hij bij allen die zich tot Hem wenden.
Een mens hoeft de Heilige Geest niet de controleren of die wel trouw Zijn werk doet, dus laten wij ons vooral richten op het bevel tot geloof en bekering.
Wat jij doet, is Gods kant van de zaak beschrijven. Dat mag, mits je daarin geen enkele ruimte of excuus legt om onbekeerd te mógen blijven! Die ruimte geeft God je echt niet. Daarom zegt Hij nadrukkelijk: kies nu heden…!
Uit de vraag van deze vraagsteller en het antwoord van ds. van der Zwan blijkt hoe onbijbels deze gedachte is.
Ds. zegt: Ik zou tegen de vragensteller willen zeggen: maak alstublieft gebruik van deze beloften.
Dát is Bijbelse taal.
Dit wordt voor de vraagsteller al vrij 'technisch' vermoed ik. Laat je er niet van weerhouden, koop een Bijbel en lees daarin, samen met mensen die er meer over weten. Je zou ook eens een zondagse dienst kunnen bezoeken, maar ik zou adviseren om ook dat met iemand te doen die al meer van God weet en waar je jouw vragen aan kwijt kunt. Anders worden het misschien wel erg veel indrukken die je niet allemaal begrijpt.
1 ding weet ik zeker: God laat niemand staan die naar Hem zoekt!
1 ding weet ik zeker: God laat niemand staan die naar Hem zoekt!
Dat is helemaal waar, maar Heere Jezus zegt het Zelf, Bekeert u, want het koninkrijk van God is nabij gekomen!
Ook zegt de DL dat, als de Geest je wederbaart, je gaat geloven en je je bekeerd.
Er staat vaker in de Bijbel, maar zij bekeerden zich niet. Er staat nergens: maar ze werden niet door God bekeerd!
Daar zit de liefde en de klem, Ik heb geen lust in jou dood, maar daarin heb Ik lust, dat je je bekeert en leef! Dat is de geopenbaarde wil van God, kun je je er dan achter allerlei ja kaars verschuilen? Nee toch?
Helemaal eens met @zv70.
Dat begrijp ik helemaal, maar het blijkt toch heel diep geworteld te zitten.