Afvalligheid en valse leraren
Ds. H. D. Rietveld | Geen reacties | 01-02-2022| 15:02
Vraag
Ik zit met vraagstukken over afvalligheid en valse leraren. Teksten die er over (lijken te) gaan zijn (o.a.) Hebreeën 3:12; 1 Johannes 2:19; 2 Petrus 2; Hebreeën 6:4-8; Hebreeën 10:26-31; Judas 1:8-16.
Ik heb vragen als: Wat is nu precies afvalligheid? Hoe weet iemand of hij/zij een afvallige is? Kan een afvallige zich nog/opnieuw bekeren en alsnog vergeven en gered worden? Is een valse leraar (zoals in volgens mij in 2 Petrus en Judas beschreven) een afvallige of niet (per se)?
Antwoord
Deze vraag bestrijkt m.i. een breed terrein terwijl een precieze beoordelingsnorm wordt gevraagd.
Bij afwijkingen in de heilsleer kan het om een heel spectrum van opvattingen gaan. Er is onderscheid te maken tussen dwaling op een of meer onderdelen èn een bewuste afval van het geloof in Christus. (Men kan immers te goeder trouw een mening over iets hebben die men later als een dwaling moet bijstellen. Als men maar open wil staan voor correctie. Over dit soort zaken is discussie te voeren). De vragensteller bedoelt echter duidelijk afvalligheid als een bewuste afwijking van het zaligmakende geloof. Ook op dit vlak is heel uitgebreid te antwoorden.
De vraag of je kunt weten of je een afvallige bent zal iemand die meent aangaande het geloof in Christus gelijk te hebben zichzelf waarschijnlijk niet zo gauw stellen. De kerkgeschiedenis is vol van ketterse meningen en scheurmakers die in hun mening volhardden en zich blijkbaar niet afvroegen: zit ik wel goed? Het is m.i. buitengewoon moeilijk om daar in het algemeen een oordeel over te vellen. Dat is niet aan ons. Het kan inderdaad zo zijn dat er een verhardingsproces plaatsvindt wanneer men niet wil gehoorzamen aan het Evangelie. Dat men de genade van Christus bewust blijft verwerpen. Dan kán men zich inderdaad niet meer bekeren (bijv. Judas).
Het schuldig gewicht van het bewust aanhouden van een valse leer is vooral af te lezen aan het antwoord op de vraag: Wat dunkt u van de Christus? (Matt. 22: 42). Het komt dan altijd toch aan op biddende zelfreflectie voor het aangezicht van God zoals we dat lezen in Ps. 139: Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart; beproef mij en ken mijn gedachten. En zie of bij mij een schadelijke, heilloze weg is en leid mij op de eeuwige weg. Dan moeten we maar niet voor anderen gaan uitmaken hoe de Heere over hem/haar oordeelt. Zegt Paulus niet: Wie meent te staan, zie toe dat hij niet valle (1 Kor.10:12). In onze Dordtse Leerregels wordt de afval van de heiligen ontkend, al kunnen ze wel in zonden vallen (zie Dordtse Leerregels hfst. V).
Voorts kan gedacht worden aan de zonde tegen de Heilige Geest (bijv. Mattheüs 12:31 en verder of 1 Joh. 5:16), en teksten die in de vraag zijn genoemd, met name Hebr. 6:4-8. Ook schrijft Paulus in 2 Thess. 2 over een algehele afval wanneer de antichrist zal komen. Ik verwijs voor deze en andere teksten naar wat daar op Refoweb al over is geschreven.
Lees ook de artikelen over 'Zonde tegen de Heilige Geest' en 'Antichrist'
Ds. H. D. Rietveld
Dit artikel is beantwoord door
Ds. H. D. Rietveld
- Geboortedatum:06-11-1947
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Nijkerk
- Status:Actief
Bijzonderheden:
emeritus