Dekkleed van de tabernakel van zeekoeienhuid
Ds. A.D. Fokkema | Geen reacties | 03-01-2022| 08:00
Vraag
In Exodus 26 wordt gesproken over het dekkleed van de tabernakel, wat van zeekoeienhuiden (HSV) gemaakt moest worden. Waarom zou de Heere dit materiaal bepaald hebben? Werd dit meer gebruikt als dekzeil in deze periode? En waarom rept de Statenvertaling over dassenvellen? Het dekkleed had daarnaast een behoorlijke omvang, hoe heeft het volk hier -in de woestijn- in kunnen voorzien?
Antwoord
Beste vraagsteller,
Met je vraag doel je op Exodus 26 vers 14. In het Hebreeuws staat hier het woord Tachasj. Hiermee wordt een fijne leersoort bedoeld. Dat past bij de tabernakel, waarvoor alleen de beste materialen werden gebruikt. Maar van welk diersoort dit leer werd gemaakt weten we niet met zekerheid. Vroeger neigde men er naar om aan dassen te denken. Vandaar dat de SV het met dassenvellen vertaald. Tegenwoordig denkt men eerder aan zeekoeien. Zeekoeien komen voor in de Rode Zee en hun huid wordt door inwoners van de Sinaïwoestijn ondermeer gebruikt voor het maken van sandalen (vergelijk Ezechiël 16:10). Vandaar dat de HSV het woord met zeekoeienhuiden vertaald. Maar met zekerheid kunnen we de vertaling van dit woord dus niet vaststellen. Dat de Israëlieten hierover de beschikking hadden is niet zo vreemd. Door heel het Oude Nabije Oosten trokken handelskaravanen. Zo konden Israëlieten (net als alle andere volken) aan de producten komen die ze nodig hadden.
Ds. A. D. Fokkema
Dit artikel is beantwoord door
Ds. A.D. Fokkema
- Geboortedatum:18-09-1986
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Kerkwerve
- Status:Actief