Elk oog zal Hem zien bij wederkomst
Ds. A. van der Zwan | Geen reacties | 16-12-2021| 12:59
Vraag
Elk oog zal Hem zien. Maar God is een Geest en die kan je toch niet zien? Geloven is hopen op dingen die men niet ziet. Bij de wederkomst... wordt God dan weer een mens, of beter gezegd, heeft Hij dan een lichaam of zal het een engel zijn? Hoe moeten we dat voorstellen of verwachten?
Antwoord
De dingen die in de tweede helft van deze vraag verondersteld worden, begrijp ik niet zo goed, dus ga ik er ook niet op in (“wordt God dan weer een mens” etc.). Gods Zoon is sinds de ontvangenis in de moederschoot van Maria God én Mens in één Persoon en zal zo ook in Zijn menselijke gedaante te zien zijn voor Gods kinderen. Van God wordt echter inderdaad gezegd dat Hij een Geest is en als zodanig is Hij voor het blote oog niet te zien. Daarvan getuigen verschillende Schriftplaatsen. Zo noemt Hebreeën Hem “de Onzienlijke” (Hebr. 11:27) en spreekt Paulus over God als Degene, “Die een ontoegankelijk licht bewoont” (1 Tim. 6:16). Tegelijk zijn er meerdere teksten die zeggen dat Gods kinderen Hem in de eeuwige zaligheid zullen zien. Jezus belooft dat in de Bergrede aan de reinen van hart (Matt. 5:8) en ook Johannes schrijft erover: “Wij zullen Hem zien, gelijk Hij is” (1 Joh. 3:2). Hebreeën spreekt over “de heiligmaking, zonder welke niemand den Heere zien zal” (Hebr. 12:14).
Hoe moeten we die uitdrukkingen opvatten? Vooraf zij opgemerkt dat ik merk dat ik slechts met grote schroom over dit onderwerp kan schrijven, wetend dat we momenteel nog geen idee hebben van de heerlijkheid die eenmaal aan Gods kinderen geopenbaard zal worden. En daarom leun ik in mijn beantwoording ook sterk op wat anderen, die veel meer inzicht in Gods Woord hebben gehad dan ik, ervan gezegd hebben. En ik probeer in mijn antwoord uiteraard zo dicht mogelijk te blijven bij wat de HEERE er in Zijn Woord Zelf over zegt.
Bij het lezen van de diverse bronnen ontdekte ik dat iedereen het er wel over eens is dat het ook in de eeuwigheid voor een mens onmogelijk blijft om God ‘met het blote oog’ te zien. Immers: God is een Geest, en voor het ‘waarnemen’ van zo’n onbegrijpelijk Wezen zijn onze gewone ogen niet toereikend. Als men probeert onder woorden te brengen wat dat ‘zien’ dan wel inhoudt, wordt vaak verwezen naar wat Paulus aan de Korinthiërs schrijft: “Want wij zien nu door een spiegel in een duistere rede, maar alsdan zullen wij zien aangezicht tot aangezicht; nu ken ik ten dele, maar alsdan zal ik kennen, gelijk ook ik gekend ben” (1 Kor. 13:12). Het zien wordt in deze tekst verbonden aan het kennen. Hieruit is af te leiden dat het niet om een gewoon zien gaat, maar om een kennen van God zoals dat hier op aarde nooit (volkomen) mogelijk is geweest.
Verschillende oudere schrijvers bevestigen deze gedachte. Jonathan Edwards schrijft in een preek over Matt. 5:8: “Het zien van God houdt in een onmiddellijk, gevoelig en zeker begrip (understanding) van Gods uitnemende heerlijkheid en liefde.” Edwards zegt erbij: “Het wordt zien genoemd, omdat het inzicht in Gods heerlijkheid en liefde zo helder en levendig is als wanneer iets met de natuurlijke ogen wordt waargenomen.”
In dezelfde lijn schrijft later ook dr. H. Bavinck, als hij in zijn Dogmatiek optekent: “De zaligen zien God, wel niet met lichamelijke oogen, maar toch op eene wijze, die alle openbaring in deze bedeeling door middel van natuur en van Schrift zeer verre te boven gaat; en dienovereenkomstig zullen zij Hem allen kennen, schoon elk naar de mate zijner bevatting, met eene kennis, die in de kennis Gods haar beeld en gelijkenis heeft, rechtstreeks, onmiddellijk, zuiver en rein. Zij ontvangen en bezitten dan alles, wat zij hier slechts in hope hebben verwacht. En alzoo God aanschouwende en God bezittende, genieten zij God en zijn in Zijne gemeenschap zalig; zalig naar ziel en naar lichaam, in verstand en in wil.”
Tot zover wat ik gelezen heb over het zien van God in de eeuwige zaligheid. Tenslotte wil ik daar nog wel een gedachte aan toevoegen die ik tegenkwam in de verklaring van de Bergrede door John Stott. Hij wijst erop (en dat geldt niet alleen van de belofte uit Matt. 5:8, maar ook van de omliggende verzen), dat wat eenmaal volkomen ontvangen wordt, in dit leven al een voorlopige vervulling krijgt. Op het zien van God toegepast: “We kunnen God al zien in dit leven, zowel in de Persoon van Zijn Christus als met een geestelijke blik (1 Joh. 3:6, 3 Joh. 11).” Het is mijn overtuiging dat het lezen van Gods Woord en de leiding van de Heilige Geest daartoe onmisbaar zijn. Ik hoop dat de vragensteller zich mag beijveren om in het lezen van dat Woord en in het gebed om die Geest te volharden.
Ds. A. van der Zwan
Dit artikel is beantwoord door
Ds. A. van der Zwan
- Geboortedatum:27-02-1972
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Dordrecht-Centrum
- Status:Actief