Drie geestelijke categorieën van mensen
Ds. H. D. Rietveld | Geen reacties | 06-09-2021| 12:12
Vraag
Vandaag las ik in de krant een meditatie van Th. a Brakel over 1 Johannes 2:13b. De meditatie begint zo: “Johannes spreekt van jongelingen, te weten in Christus. Dat zijn degenen die wat verder in de genade en wedergeboorte toegenomen zijn dan de kinderen. Zoals de jongelingen sterker zijn dan de kinderen, alhoewel zij zo hoog niet zijn gekomen in de genade als de vaders.” Als ik dan de kanttekeningen bij deze tekst opzoek lijkt het gewoon over jongelingen van “vlees en bloed” te gaan, de krachtigen in het leven. Hoe moeten we dit opvatten?
Antwoord
Er zijn in de loop van de tijd diverse uitleggingen van deze woorden gegeven. Laten we het geheel van de verzen 12, 13 en 14 lezen.
Johannes spreekt eerst de kinderkens aan, vervolgens de vaders en daarna de jongelingen. En dan opnieuw in deze volgorde. Gaat het om drie geestelijke categorieën van mensen? De beginners in het geloof, de gevorderden en tenslotte de oude ervarenen? Augustinus dacht al zo.
De meeste uitleggers denken toch bij de “kinderkens” aan de hele gemeente die Johannes aanschrijft. Daar begon hij al mee in hoofdstuk 2:1. Hij was al op hoge leeftijd en spreekt als een grootvader de gemeente aan. Calvijn dacht bijvoorbeeld in deze lijn.
Vervolgens is dan de vraag: gaat het om jongeren en ouderen, die minder of verder gevorderd zijn op de geloofsweg? Calvijn dacht bijvoorbeeld zo. Het zou wel kunnen.
Maar terecht is opgemerkt dat de dingen die Johannes ter bemoediging noemt in geestelijke zin niet specifiek voor ouderen of jongeren betekenis hebben. “Vaders, gij hebt Hem gekend, die van den beginne is”, wordt tweemaal gezegd. Gaat het om het geloof dat de ouderen al langer hebben? Maar jongeren moeten Hem (Christus of God de Vader) toch ook al kennen?
En dan: “Jongelingen, gij hebt de boze overwonnen.” Hier zou te denken zijn aan de dwaalleer waar Johannes de gemeente voor waarschuwt en die deze christenen (oud en jong) hebben afgewezen (Zie bijv. ook vers 18v). Bij zijn herhaling aan de jongelingen schrijft Johannes nog wat erbij: “Gij zijt sterk en het Woord Gods blijft in u, en gij hebt de boze overwonnen.” Is dat jeugdige kracht? Die kan trouwens alleen werken als ze dicht bij het Woord blijven (dat is hier niet de Bijbel, maar Christus, Die in den beginne het Woord was, Joh. 1:1)? Ze moeten zelfs in het Woord blijven. Dus van Christus uit sterk zijn, die gezegd heeft: Ik heb de wereld overwonnen (Joh. 16:33) en voor U gebeden (Luk. 22:32; Rom. 8:34). Ook hier is te beseffen dat dit voor iedere ware gelovige van elke leeftijd geldt.
Alles overziende zullen we dus meer aan een manier van schrijven moeten denken die Johannes voor de hele gemeente bedoelt. Hij kent de jongeren en ouderen blijkbaar allemaal maar weet ook wel dat ze allemaal hetzelfde nodig hebben en wil ze op deze manier bemoedigen in de geestelijke strijd. De eindoverwinning is aan Christus.
Dat mogen we in onze tijd ook terdege beseffen. Zalig wie het van Hem alleen verwacht, hoever we ook op de levensweg zijn!
Ds. H. D. Rietveld
Dit artikel is beantwoord door
Ds. H. D. Rietveld
- Geboortedatum:06-11-1947
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Nijkerk
- Status:Actief
Bijzonderheden:
emeritus