Heel Israël zal zalig worden
P.C.H. Kleinbloesem | Geen reacties | 23-08-2021| 16:08
Vraag
Ik was net Romeinen 9-11 aan het lezen en in Romeinen 11 kwam ik ergens niet helemaal uit. In Romeinen 9:27 haalt de apostel Paulus Jesaja aan: “En Jesaja roept over Israël uit: Al zou het getal van de Israëlieten zijn als het zand van de zee, slechts het overblijfsel zal behouden worden.” Hieruit haal ik met de context meegenomen, dat enkel het gelovige overblijfsel dat Jezus daadwerkelijk als Messias ziet en gelooft, overblijft. Nadat Romeinen 10 afsluit met dat Israel een ongehoorzaam en tegensprekend volk is, opent Paulus in Romeinen 11 dat God zijn volk (Israel dus) volstrekt niet verstoten heeft. Dit legt hij onder meer uit door zichzelf als voorbeeld te nemen en Elia in wiens tijd een klein overblijfsel van 7.000 gelovigen onder de vele ongelovigen overgebleven was, en daarmee wéér op een klein overblijfsel wijst.
In vers 8 schrijft Paulus vervolgens: “God heeft hun een geest van diepe slaap gegeven, ogen om niet te zien en oren om niet te horen, tot op de dag van heden.” En in vers 10: “Laat hun ogen verduisterd worden, zodat zij niet zien en maak hun rug voor altijd krom.” Hier lijkt Paulus te zeggen dat God dit deel van het volk bewust verduisterd laat zodat de zaligheid ook tot de heidenen zal komen. Vervolgens spreekt Paulus over de olijfboom waarvan enige van de takken afgerukt worden (dus het ongelovige deel van Israel) en de takken van de wilde olijfboom erin geënt worden (de gelovige heidenen). En in vers 23 zegt Paulus dat als zij (Israel) niet in ongeloof blijven, ze opnieuw geënt kúnnen worden. Geloof blijkt ook hier wederom de bepalende factor zoals we ook belijden: door het geloof alleen.
Maar nu komt dus mijn vraag en die gaat over het laatste gedeelte. Paulus schrijft in vers 25-26: “Want ik wil niet, broeders, dat u geen weet hebt van dit geheimenis (opdat u niet wijs zou zijn in eigen oog), dat er voor een deel verharding over Israël is gekomen, totdat de volheid van de heidenen is binnengegaan. En zo zal heel Israël zalig worden.” Eerst schrijft Paulus continue dat de ongelovige takken afgehouwen zullen worden en nu in vers 26 schrijft hij plots dat heel Israel zalig zal worden. Dat begrijp ik niet. Als heel Israel alsnog zalig zal worden, dan zijn die takken toch niet echt afgehakt? En als zij niet geloven, hoe kunnen ze dan allemaal zalig worden? En in vers 27-28 schrijft Paulus: “En dit is het verbond van Mij met hen, wanneer Ik hun zonden zal wegnemen. Zij zijn weliswaar wat het evangelie betreft vijanden vanwege u, maar wat de verkiezing betreft geliefden vanwege de vaderen.” Hier lijkt Paulus te zeggen dat zij, hoewel zij niet het evangelie geloven, toch geliefden zijn vanwege de vaderen en het verbond dat hij met heen heeft. Hoe moet ik dit verstaan? Paulus sluit ook af in vers 32: “Want God heeft hen allen in hun ongehoorzaamheid opgesloten om Zich over allen te ontfermen.” Dit vers lijkt haast te zeggen dat God hen allen met een reden ongehoorzaam gemaakt heeft en alsnog hen allen zal redden of Zich over hen zal ontfermen. Graag zou ik hier een duidelijke uitleg over krijgen.
Antwoord
Beste vraagsteller,
Je vraag is heel duidelijk. Ik denk dat het belangrijk is om te zien in welk kader de hoofdstukken 9-11 staan. Paulus zegt in Romeinen 1:16-17 dat in het evangelie Gods gerechtigheid wordt geopenbaard. Het is rechtvaardig van God dat Hij de zondaar die zich werpt in de armen van Christus het eeuwige leven schenkt.
Iemand die rechtvaardig is, geeft ieder het zijne, is eerlijk, houdt zich aan Zijn Woord, enz. Als je wilt zeggen dat we zeker mogen zijn van onze behoudenis omdat God rechtvaardig is, moet natuurlijk buiten kijf staan dat Hij dat is: rechtvaardig. Ik denk dat het (o.m.) dáárom zo belangrijk is dat Israël in deze brief ter sprake komt. De beloften die God gaf aan Zijn volk (in eerste instantie aan de aartsvaders) waren onvoorwaardelijke beloften. God kan die beloften dus niet ‘annuleren’ vanwege hun slechte gedrag. Maar wat is Israëls situatie nu? God lijkt Zijn volk verstoten te hebben. Maar dat kan toch eigenlijk helemaal niet? Kan God terugkomen op Zijn beloften?
Paulus antwoordt dan in hoofdstuk 9: Wat er nu met Israël aan de hand is, is niet vreemd. Niet alle Israëlieten behoren tot het ware Israël. Zo is het altijd al geweest (Romeinen 9:6-13). God vervult Zijn beloften aan het uitverkoren overblijfsel van Israël (Romeinen 9:27). Is dat onrechtvaardig van God (Romeinen 9:14)? Nee (Romeinen 9:15). Treffend is dat Paulus dan Exodus 33:19 citeert: “Ik zal Mij ontfermen, diens ik Mij ontferm, en zal barmhartig zijn, dien ik barmhartig ben.” Dat zegt de Heere nadat het volk het gouden kalf aanbeden had en het dus het oordeel verdiend had. Mensen die zondaren zijn en buiten de genade staat kunnen uiteraard geen rechten laten gelden bij God.
Het uitverkoren overblijfsel is het ware Israël. Uitverkiezing is niet onrechtvaardig, legt Paulus dus uit in hoofdstuk 9. Maar in hoofdstuk 10 maakt de apostel duidelijk dat het ook nog zo is dat de ongelovige massa van het volk wel de mogelijkheid had om behouden te worden. Je mag Gods soevereiniteit (uitverkiezing) en onze verantwoordelijkheid nooit tegen elkaar uitspelen. Je moet altijd met twee woorden blijven spreken. Bekering is 100 procent Gods werk, maar ook 100 procent onze verantwoordelijkheid. Israël had het evangelie gehoord (Romeinen 10:18), en ook begrepen (Romeinen 10:19... als heidenen (zoals later bleek) de boodschap van het evangelie kunnen begrijpen, dan zij (opgegroeid met het Oude Testament) ook! De oorzaak van de terzijdestelling van de massa van Israël is volgens Paulus in Romeinen 10 hun ongehoorzaamheid aan het evangelie (vers 21).
Dan in hoofdstuk 11 vat Paulus eerst één en ander samen. Heeft God Zijn volk verstoten. Nee. Dat bleek al in hoofdstuk 9. In hoofdstuk 11 zegt hij weer dat daarvan geen sprake is. Ik, zegt Paulus, een Israëliet, hoor ook bij de Heere Jezus (Romeinen 11:1). Dat geeft al aan dat je niet kunt zeggen dat God niets meer te maken wil hebben met Israëlieten... In ieder geval kun je concluderen dat God niet heel zijn volk verstoten heeft. En, zegt Paulus, ik ben trouwens ook niet de enige gelovige Israëliet! Zoals het al was in het tijd van Elia, zo is het ook vandaag: er is een overblijfsel naar de verkiezing van de genade (vers 5).
Maar inderdaad: de massa van het volk ligt er op dit moment verstoten bij. Want, hoe ingrijpend het ook moge klinken, het is sinds de komst van Christus niet mogelijk om een echte zoon van Abraham te zijn buiten het geloof in Christus om! Over de massa van het volk is een oordeel van verharding gekomen, omdat zij hun Messias verworpen hebben (vers 8-10. Paulus citeert Psalm 69, een Messiaanse Psalm. Psalm 69 gaat over het lijden van Christus, in het bijzonder over Zijn lijden van de kant van volksgenoten. Het oordeel komt over het volk vanwege hun afwijzing van de Messias.).
Maar vervolgens gaat Paulus heel bijzondere dingen uitleggen! De terzijdestelling van (de massa) van Israël had in Gods plannen een doel. “Door hun val is de zaligheid de heidenen geworden!” Met andere woorden: alleen langs de weg van de terzijdestelling van Israël kon het evangelie bij de heidenen terechtkomen. Nu, in deze tegenwoordige tijd (vgl. vers 5), is de Heere bezig Zijn gemeente te bouwen, bestaande uit heidenen én Joden. Want zeker: Terwijl de Heere bezig is onder de volken, blijft er voor iedere Jood de mogelijkheid om behouden te worden door in Christus te gaan geloven. Maar Paulus zegt niet voor niets in Romeinen 11:14: of ik enigen uit hen behouden mocht...
De Heere God is dus bezig onder de volken. Mensen worden gered en gevoegd bij Zijn gemeente. Er is plaats voor iedereen: voor heidenen én Joden... Maar Paulus weet: in deze tegenwoordige tijd (die duurt tót de wederkomst van Christus) zal slechts een overblijfsel van Christus daadwerkelijk bij de gemeente gevoegd worden.
Maar, zegt Paulus, ik wil jullie een verborgenheid bekend maken (vers 25): straks zal God de draad met Zijn volk weer opnemen! Wanneer? Als de volheid der heidenen zal ingegaan zijn. Dat betekent: als de laatste is toegebracht. Dat komt ook helemaal overeen met wat Petrus zegt in zijn tweede zendbrief. Als hem gevraagd wordt waarom de Heere Jezus nog niet teruggekomen is, antwoord hij: Omdat de Heere God nog mensen aan het redden is (2 Petrus 3:9). Maar als de laatste in toegebracht, zál Hij komen!
Paulus zegt in Romeinen 11 eigenlijk hetzelfde: als de laatste is toegebracht, dan zal de Verlosser uit Sion komen en de goddeloosheden afwenden van Jakob (vers 26). Het punt is dit: God werkt nu onder heidenen. Joden mogen ook komen (er is plaats voor hen in de vrijstad van de gemeente van Christus). Maar straks, als de laatste is toegebracht, neemt God de draad met Zijn volk weer op. Dán zal heel Israël zalig worden. In de laatste jaren voorafgaand aan de wederkomst van Christus, zal God gaan werken in de harten van veel mensen van Zijn oude bondsvolk. Ik geloof dat Hij dat zal doen in de jaren van de grote verdrukking. De Heere zal over hen uitstorten de Geest der genade en der gebeden (Zacharia 12:10). Ze zullen roepen tot God. En ze zullen antwoord krijgen! Hun Verlosser zal uit (het hemelse) Sion komen. Christus zal komen om hen te verlossen. Heel letterlijk! Hij zal terugkeren naar de aarde. Ze zullen Hem zien, Dien zij doorstoken hebben (Zacharia 12:10). En te DIEN dage zal er een fontein geopend zijn voor het huis Davids, en voor de inwoners van Jeruzalem, tegen de zonde en tegen de onreinheid (Zacharia 13:1). God zal hun zonden wegnemen (Romeinen 11:27).
Hier kun je echt een boek over schrijven. Maar ik hoop dat u/je me enigszins begrijpt. Samenvattend: Nu, in deze tegenwoordige tijd, wordt slechts een overblijfsel van Israël behouden. Straks echter (bij de wederkomst van Christus dus), wordt heel Israël behouden. ‘Heel’ betekent dan: het Israël dat er zal zijn ná de oordelen van Openbaring en dus ook ná de oordelen die zullen plaatshebben als de Heere Jezus wederkomt.
Ten slotte... Het is dus inderdaad zo dat uiteindelijk ‘heel’ Israël zalig zal worden. Maar dan gaat het dus over het Israël dat er zal zijn ná de oordelen van Openbaring en dus ook ná de oordelen die zullen plaatshebben als de Heere Jezus wederkomt. Zij worden opnieuw ingeënt worden in de olijfboom vanwege het feit dan zij dan tot geloof gekomen zijn. Het punt van Paulus is niet: mensen van het Joodse volk die ongelovig gestorven zijn zullen straks weer ingeënt worden. Maar: alle mensen van het Joodse volk die straks tot geloof komen, zullen weer ingeënt worden op hun eigen olijfboom. God gaat verder met Zijn volk vanwege Zijn beloften aan de vaderen. Maar dat betekent niet dat het toch goed komt met de mensen die zonder geloof in Christus gestorven zijn! God gaat verder met Zijn volk. Straks zal er een Israël zijn dat geheel uit rechtvaardigen zal bestaan (zegt Jesaja in hoofdstuk 60). Dat zijn degenen die de Heere Jezus zullen omhelzen en zó (met Christus aan hun hart gedrukt) het vrederijk zullen binnengaan.
Dit zijn dingen die haast niet uit te leggen zijn in twee bladzijden. Maar neem de vrijmoedigheid om meer vragen te stellen, via Refoweb of persoonlijk..
Gods zegen!
Hartelijke groet,
Ds. P. C. H. Kleinbloesem
Dit artikel is beantwoord door
P.C.H. Kleinbloesem
- Geboortedatum:13-10-1976
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Status:Actief