Nieuwe tempel en offerdienst
prof. dr. M.J. Paul | Geen reacties | 09-07-2021| 15:08
Vraag
Ik heb een vraag over de 70ste jaarweek van Daniel, of ook wel de grote verdrukking genoemd. In de Bijbel wordt er over gesproken dat de antichrist een valse vrede sluit met Israel en zij weer in de tempel offers kunnen brengen en dat na 3,5 jaar de antichrist het verbond verbreekt en een einde maakt aan de offerdienst en de “gruwel der verwoesting” in de tempel plaatsvindt.
Hoe moeten we tegen de offerdienst die de joden invoeren aankijken wanneer we weten dat Jezus het ware offer is geweest en die offerdiensten slechts een schaduw waren en dus nu vervuld/overbodig zijn? Want in de Bijbel wordt het een beetje verteld alsof het einde maken aan de offerdienst iets ergs is, maar eigenlijk zou je toch juist zeggen dat die offerdienst niet goed is, omdat daarmee Jezus’ offer eigenlijk ontkend wordt?
Stel dat de joden in de nabije toekomst een nieuwe tempel bouwen en weer gaan offeren, moeten wij dat toejuichen en hen daarin steunen of moeten we dat afwijzen? Of moeten we daar neutraal in blijven en accepteren als iets wat gewoon moet gebeuren in het kader van Gods plan/profetie?
Deze vraag werd ook besproken in het programma 'Pastorie online'
Antwoord
Beste vraagsteller,
Naar aanleiding van de profetie van Jeremia over zeventig jaar, bidt Daniël en krijgt hij een boodschap over zeventig zeventallen (Daniël 9). In de toelichting is sprake van een verdeling van 7 + 62 + 1. Volgens sommige uitleggers moeten we denken aan exact zeventig jaarweken, d.w.z. 70 x 7 = 490 jaar. Andere verklaarders gaan liever uit van een symbolische aanduiding van tijdsperioden die samen voor een lange toekomst staan. De hoofdstroom van de christelijke uitleg ziet in de tweede gezalfde, die met geweld wordt omgebracht, een verwijzing naar Jezus de Messias. Dat gebeurde in de 69e week. Volgens sommigen is de zeventigste week er inmiddels ook al geweest, maar er is ook een opvatting dat deze week losstaat van de andere en nog in de toekomst zal plaatsvinden. Uit de eerste zin begrijp ik dat je die laatste mening bent toegedaan. Je stelt de zeventigste jaarweek gelijk met de toekomstige grote verdrukking tijdens de regering van de antichrist. Ik signaleer dat er diverse uitlegkundige keuzes ten grondslag liggen aan je vraag. Die laat ik nu liggen omdat je vraagt naar de mogelijkheid en betekenis van een toekomstige offerdienst.
Herbouw tempel
In het huidige Jodendom zijn er enige groeperingen die actief streven naar de herbouw van de tempel. De organisatie “The Temple Institute” heeft al veel voorwerpen gemaakt, zoals de altaren. Deze organisatie wijst er op dat Joden een groot deel van de voorschriften in de Thora niet kunnen houden als er geen tempel en offerdienst zijn. Het merendeel van de Joden is echter terughoudend, omdat activiteiten die het tempelplein betreffen politiek zeer gevoelig liggen. Daar staan immers twee gebouwen die heilig zijn voor de islam, de Rotskoepel en de Al-Aqsamoskee.
Hebreeën
Volgens de Brief aan de Hebreeën is het offer van Jezus het ware offer. Dat ene offer is voor altijd genoeg en hoeft niet steeds herhaald te worden (Hebr. 9 en 10). De offers in de tabernakel en de tempel konden niet de echte verzoening bewerken, maar dit is gebeurd door Jezus’ sterven aan het kruis. Voor veel christenen betekent dit dat de tempel geheel heeft afgedaan, maar het boek Handelingen laat iets anders zien. Na de opstanding van Jezus uit de dood, gaan de discipelen en volgelingen vaak naar de tempel.
Paulus in Jeruzalem (Hand. 21)
In dit verband is Handelingen 21 leerzaam. Jakobus is de leider van een Joods-christelijke gemeente. Deze gemeente hield vast aan de wet van Mozes, ging vaak naar de tempel, bracht de besnijdenis in praktijk en onderhield de sabbat. In vers 20 staat: “U ziet, broeder, hoeveel (tien)duizenden Joden er zijn die geloven; en zij zijn allemaal ijveraars voor de wet.” Dit zijn gelovigen in Jezus, maar deze christenen voelen zich nog steeds voor 100 procent Jood. Daarom heten zij “ijveraars voor de Thora”. Ze willen leven overeenkomstig de eerste vijf Bijbelboeken en zien Jezus als de beloofde Messias. Paulus komt terug van een zendingsreis en wordt hartelijk welkom geheten (vs. Handelingen 21: 18-20 a). Hij heeft aan de heidenen het Evangelie verkondigd dat ze zalig kunnen worden uit genade alleen. Zij hebben de besnijdenis niet nodig en hoeven de sabbat niet te houden. Ze behoeven niet eerst Jood te worden voordat ze zalig kunnen worden (overeenkomstig de besluiten van Hand. 15).
De gemeente in Jeruzalem erkent Gods werk in Paulus en zijn metgezellen. Daarna komen de broeders in Jeruzalem wel met enige opmerkingen. Het gerucht gaat dat Paulus de Joden leert van de wet af te vallen; dat de Joden niet meer naar de wet van Mozes behoeven te leven en dat ze de besnijdenis niet meer behoeven toe te passen. Dat is een ernstige beschuldiging. Paulus zal begrijpen dat zij als wetsgetrouwe christenen in Jeruzalem hopen dat dit niet waar is.
Inderdaad liggen de zaken anders. Paulus maakt onderscheid tussen gelovigen uit de heidenen en gelovigen uit de Joden. De Joden kunnen gewoon de wet van Mozes in praktijk blijven brengen, ook de besnijdenis. Maar wat hij leerde was dat de heidenen dit niet behoefden te doen. Dus hij houdt de Joden helemaal niet af van de onderhouding van de wet.
Voorstel om te offeren
In deze situatie doen de christenen in Jeruzalem een voorstel. Zij hebben vier mannen die een gelofte gedaan hebben, waarschijnlijk de Nazireeërgelofte zoals beschreven in Numeri 6. Die vier mannen gaan een offer brengen in de tempel en hun haar scheren. Zou Paulus daaraan mee willen doen? Als hij dat doet, en de kosten van de offers betaalt, is het voor iedereen duidelijk, dat hij de wetten van Mozes in praktijk brengt. Paulus bewilligt in het voorstel (vgl. Hand. 18:18).
Het is van belang om te beseffen dat Paulus een Jood was en ook steeds zo is blijven leven: hij noemt zich in Handelingen 23:6 een Farizeeër; volgens Handelingen 25:8 heeft hij niets gedaan tegen de wet van de Joden of tegen de tempel, en volgens Handelingen 28:17 niets tegen de vaderlijke gewoonten. Paulus en de Joodse gelovigen in de Heere Jezus hebben vastgehouden aan de wetten van Mozes, en ook aan de offers (Handelingen 24:17). Voor hen was dat niet in strijd met het ene offer van de Heiland. Zoals in de tijd van het Oude Testament de offers heenwezen naar het grote offer van Christus, zo zullen deze Joodse christenen offers gebracht hebben vanuit de vervulling. De offers zagen terug naar wat Christus gedaan had. De dierenoffers zelf konden geen verzoening bewerken, dat deed Christus alleen.
Kerkgeschiedenis
De Joods-christelijke kerk hield vast aan de sabbat en ook aan de besnijdenis. Paulus vond dat goed. Hij besneed Timotheüs (Hand. 16:3). Op den duur kregen de christenen uit de volken de overhand en kwamen er steeds meer bepalingen dat christenen zich niet meer aan de wetten van Mozes mochten houden. De oorspronkelijke bedoeling van het Nieuwe Testament werd omgedraaid. De eerste christenen vroegen zich af of de heidenen wel door hen geaccepteerd konden worden. Het antwoord was volmondig: Ja, ze hoeven geen Joden te worden (Hand. 15). Later vroeg de heidense kerk: Kan een Jood lid van onze kerk worden? Het antwoord was: Ja, maar dan moeten ze wel hun achtergrond verloochenen en net als wij worden. “Om Jezus te aanvaarden, moet u Mozes verloochenen” (Larsson). In een videolezing over Paulus in Handelingen en Galaten ga ik hierop uitgebreider in: “Spreekt Paulus zichzelf tegen in woord en gedrag?”
Toekomst
Komt er in de toekomst een tempel? Zal er dan geofferd worden? Wanneer Joden dit zonder het geloof in Jezus realiseren, ontbreekt de belangrijkste betekenis voor christenen en zullen zij afwijzing van de kern van het geloof ervaren. Maar offers op zich behoeven niet in tegenspraak te zijn met het ene offer van Jezus. Hoe de toekomst zich ontwikkelen zal, is met veel vraagtekens omgeven. De hoofdlijn is echter duidelijk: door moeilijke perioden heen, ook met dwaling en verwarring, zal Gods Koninkrijk aanbreken! Wat onze houding naar de Joden betreft: laten we het voorbeeld van Paulus ter harte nemen, het gebed tot God, gericht op hun zaligheid, en een levenswandel om tot jaloersheid te verwekken (Rom. 10:1; 11:14).
Prof dr. M. J. Paul
Dit artikel is beantwoord door
prof. dr. M.J. Paul
- Geboortedatum:13-03-1955
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Oegstgeest
- Status:Actief
Bijzonderheden:
-Eindredacteur Studiebijbel OT
-Senior docent Oude Testament (CHE)
-Deeltijd hoogleraar OT te Leuven (B)
-Directeur-bestuurder THGB
Bekijk ook: