De vreze des Heeren
Ds. M. Baan | Geen reacties | 04-05-2021| 15:25
Vraag
Mijn vraag gaat over de vreze des Heeren. Ik heb hier verscheidene vragen op Refoweb over gelezen en de antwoorden luiden steeds dat het eer en ontzag voor de Heere betekent. Maar ik vraag me dan af, doet dat wel recht aan het geheel? Want de letterlijke betekenis van vrees is angst/schrik en daarnaast ook ontzag. Meestal worden in de antwoorden hier verschillende passages aangehaald waar de vreze des Heeren in een positieve zin genoemd wordt en dus inderdaad als ontzag en eerbiedig bedoeld wordt.
Maar als ik andere teksten lees dan komt ook het “angst hebben” naar boven. Om een paar voorbeelden te noemen: In Mattheus 10:28 spreekt de Heere Jezus wel degelijk over vrees in de zin van angst. Hij zegt namelijk: “En wees niet bevreesd voor hen die het lichaam doden en de ziel niet kunnen doden, maar wees veeleer bevreesd voor Hem Die zowel ziel als lichaam te gronde kan richten in de hel.” Hier legt Jezus de vrees voor de Heere in dezelfde context als vrees voor mensen die het lichaam kunnen doden. En in deze context gaat het toch echt over bang zijn/angst hebben voor bepaalde mensen, waar Jezus vervolgens op wijst dat wij voor hen geen angst moeten hebben omdat zij enkel het lichaam kunnen doden. Maar God kan ook de ziel te gronde richten in de hel en dus voor Hem zouden we bevreesd moeten zijn en niet voor de mensen. Dat is wat Jezus hier volgens mij duidelijk impliceert.
Ook andere teksten wijzen in deze richting zoals Hebr. 10:31: “Vreselijk is het te vallen in de handen van de levende God”, waar het in de context gaat over de verwachting van verschrikkelijk oordeel en verzengend vuur. En in 2 Kor. 5:11 zegt Paulus: “Wij dan, wetende de schrik des Heeren, bewegen de mensen tot het geloof.” Paulus heeft die vrees voor God zelf ervaren onderweg naar Damascus, want in Hand. 9:6 staat dat Paulus “bevend en verbaasd” sprak. Beven is toch wel een kenmerk van angst.
Voor mijn gevoel lijkt het alsof we bang zijn God af te schilderen als een ‘enge’ God. Maar doen wij God niet tekort door het feit te negeren dat Hìj het is die oordeelt en de goddelozen te gronde richt? Ook dat is God. En is het niet juist het zondebesef en de kennis van dat oordeel dat mensen tot bekering brengt? Ik krijg soms het gevoel dat sommige christenen in onze tijd bang zijn om over het oordeel te preken alsof God enkel alleen liefde is en het allemaal wel goed komt, alsof wij mensen geen vrees voor Gods’ oordeel hoeven te hebben.
Deze vraag werd ook besproken in het programma 'Pastorie online':
De zorgverzekeringen van Care4Life
De zorgverzekeringen van Care4Life stellen de beschermwaardigheid van het leven voorop. Benieuwd hoe?
Antwoord
Tegenwoordig kom je regelmatig déze uitleg van “de vreze des Heeren” tegen, als zou het alleen maar “eerbied en ontzag” voor de Heere betekenen en meer niet. Je hoort het zelfs wel vanaf preekstoelen: God vrezen is vooràl niet bang zijn voor God. Dat dachten sommige mensen vroeger wel, maar daar zijn we tegenwoordig gelukkig van genezen! De vraag wordt nu echter gesteld: en doet dat zo wel recht aan de volle betekenis van deze uitdrukking “de vreze des Heeren”?
Laat ik beginnen met een heel duidelijk antwoord te geven: wanneer men de betekenis van de “vreze des Heeren” inperkt tot alleen maar eerbied en ontzag hebben voor God, dan doet men aan de bedoeling van die “vreze des Heeren” niet helemaal recht! Dan wordt er inderdaad een onderdeel van de inhoud van deze spreekwijze wat verdonkeremaand! Waarom? Omdat in die uitdrukking “de vreze des Heeren” wel degelijk óók de “schrik des Heeren” doorklinkt!
En om dat wat duidelijk te maken moeten we even terug naar een ver verleden. In de heidense godsdiensten was het element van de angst voor de godheid steeds aanwezig. De hele godsdienst was er op gericht om de godheid gunstig te stemmen en gunstig gestemd te houden tegenover jou. Daarom bracht je aan je god ook voortdurend offers. Ook het branden van wierook moest de gezindheid van je god in positieve zin beïnvloeden. Gaven aan je god zou die god te zijner tijd wel weer rijkelijk belonen. Ook op andere manieren kon je de wrekende gerechtigheid van je godheid een eind van je bed houden. Dus altijd moest je er wèl voor waken om vooral niet de toorn van die god van jou op te wekken. Daarom werden de voorschriften van deze godheid angstvallig en nauwgezet opgevolgd. De juiste houding die je moest aannemen tegenover je afgod was er een van nederigheid: de mens moest buigen voor de godheid zoals een slaaf buigt voor zijn meester uit angst voor straf.
Dat alles vinden we ook wel terug in de uitdrukking “de vreze des Heeren”. God heeft aan Israël Zijn wetten gegeven en Zijn wil geopenbaard. In diverse Psalmen zingen we nog altijd dat er in het houden van die wetten en geboden grote loon ligt. Wie zich durft te richten tégen Gods inzettingen, die zal de straf van de Allerhoogste niet ontlopen! Op dit punt is Gods Woord overduidelijk!
Maar dat is nog niet alles wat in die uitdrukking “de vreze des Heeren” opgesloten zit. Naast dat diepe buigen en ontzag hebben voor de majesteit van de Allerhoogste, klinkt er in het “vrezen van de Heere” ook een ootmoedig vertrouwen in de Heere door. In “de vreze des Heeren” ligt ook veel verwachting van Gods genadig handelen opgesloten. Je kunt zelfs wel staande houden, dat de vreze des Heeren zo ongeveer hetzelfde is als wat de Schrift omschrijft als: het geloof in de Heere.
Toch blijft het voor ons wèl zo voor onze ervaring, dat die beide kanten die er aan de vreze de Heeren zitten twee afzonderlijke en van elkaar losstaande en zelfs elkaar uitsluitende elementen blijven. Voor ons gevoel zijn ze totaal elkaars tegenhangers, ondanks dat ze in de Bijbel bij elkaar behoren.
De “vreze des Heeren” bezit dus iets dubbels. En het gevaar is nu, dat bij ons de ene helft de andere helft gaat overheersen! Dan krijg je aan de ene kant kerkmensen die alleen maar bang zijn voor de slaande hand van het Opperwezen en daarom op zoek gaan naar een vroom leven, waardoor God wat gunstiger gedachten over hen zal krijgen. Terwijl er aan de andere kant kerkgangers komen, die het “vrezen van de Heere” als een haast automatisch vertrouwen op God beschouwen en zonder enige vrees de toekomst tegemoet reizen, omdat God al hun zonden tòch wel zal vergeven door de Heere Jezus Christus.
En wat gaat er dan fout? Dat zo de echte “vreze des Heeren” gemist wordt! Hoe die dan is? Denk dan maar aan de aartsvader Abraham. In Genesis 18 lezen we, dat de Heere naar Sodom op weg is om die goddeloze stad te gaan verwoesten. Maar de Heere voert Zijn weg langs de tenten van Abraham. Waarom? Omdat de Heere gezegd had: “zal Ik voor Abraham verbergen wat Ik doe?” Maar als Abraham begrijpt dat Sodom (en dus ook het gezin van Lot) met vuur verbrand zal gaan worden, blijft hij staan voor het aangezicht van God in een poging om dat onheil af te wenden. Abraham stelt aan de Heere de vraag: “Zult Gij ook de rechtvaardige met de goddeloze ombrengen?” En hoe stelt deze “godvrezende” Abraham zich dan verder op tegenover de Heere? Dan zegt hij bijvoorbeeld in vers 31 tegen de Heere: “Zie toch, ik heb mij onderwonden te spreken tot de Heere; misschien zullen er twintig (rechtvaardigen) gevonden worden”. Abraham buigt voor God, maar tegelijk pleit hij op Gods genade. En wat is Gods antwoord daarop? “Ik zal haar niet verderven om der twintigen wil”. Daar zien we vlak bij elkaar: Abrahams buigen voor het recht van de Almachtige God, terwijl er ook het hopen is op Zijn gunst en genade. En dàt zal een ieder die de Heere vrezen mag in zijn of haar eigen leven helemaal herkennen!
Met een hartelijke groet,
Ds. M. Baan, Veenendaal
Dit artikel is beantwoord door
Ds. M. Baan
- Geboortedatum:16-02-1946
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Veenendaal
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Bekijk ook: