Drie verbondenleer: verhouding van verbond der verlossing en genadeverbond
Ds. H. Peet | Geen reacties | 14-05-2005| 00:00
Vraag
Een vraag over de drie verbonden. Is het dus zo dat als er drie verbonden geleerd worden, dat je met alleen het genadeverbond niet zalig kunt worden? Er is toch in Gods verbonden geen gebrek of tekort?
Antwoord
Ter beantwoording van je vraag eerst maar even de opheldering van een paar begrippen. In de vraag die je stelt, gaat het eigenlijk over de verhouding van het verbond der verlossing en het genadeverbond. Omdat dit voor je vraag niet zo van belang is laat ik het werkverbond (die het drietal compleet maakt) hier nu maar even buiten beschouwing.
Eerst maar even een enkel begripsomschrijving ter opheldering - althans zoals er over wordt gesproken in de kring hen die voorkeur hebben voor de leer van de drie verbonden. Hier verstaat men onder het verbond der verlossing: de overeenkomst van eeuwigheid tussen de drie goddelijke Personen over herstelling van het Godsrijk en de verlossing van de uitverkorenen. Onder het genadeverbond verstaat men de genadige beschikking van God over de gelovigen en hun kinderen, waarin God onder de verplichting van geloof en bekering alle heil voor tijd en eeuwigheid wil schenken door de Middelaar van het verbond. (beide omschrijvingen ontleend aan ds. J. Jongeleen, Lesboek over de Gereformeerde Geloofsleer) Hier is een duidelijk onderscheid tussen beide verbonden. De kring van hen die tot het verbond behoren is breder dan die van de uitverkorenen.
In de leer van de twee verbonden vallen het verbond der genade en der verlossing feitelijk samen. Het verbond der genade is in deze gedachte de volvoering in de tijd van het verbond der verlossing dat van eeuwigheid met Christus als het verbondshoofd van alle uitverkorenen gesloten is. Het verbond der genade en de verlossing schuiven in één. Hier omvat het genadeverbond niet de gelovigen en hun kinderen, maar alleen de uitverkorenen. Wie tot het genadeverbond behoort, wordt dan ook zeker zalig. Het verbond van de genade staat onder de beheersing van de uitverkiezing. De beloften van het verbond krijgen in deze gedachtegang het karakter van een voorzegging, een profetie. Bij de drie verbondenleer hebben de beloften het karakter van een toezegging.
In de leer van de drie verbonden betekent het behoren tot het genadeverbond nog niet automatisch dat je ook zalig wordt. Als bondeling kun je door ongeloof en onbekeerlijkheid verloren gaan. Begrijpelijk is dan ook dat de vraag bovenkomt of er dan geen sprake is van een manco of te kort in het verbond der genade, of het verbond der genade wel genoeg is om zalig te worden. Vast en zeker ligt alles wat een mens nodig heeft om zalig te worden in het verbond der genade besloten. Immers niet alleen het heil dat Christus heeft verworven wordt beloofd, maar ook de toeëigening van het heil. Ik zou ook kunnen zeggen: ook de vervulling van de verbondseis wordt beloofd!
Wanneer een kind van het verbond dan niet ontvangt wat in het verbond wordt toegezegd/ beloofd, dan is dit niet te wijten aan een manco in het verbond, dan kunnen we God daar niet de schuld van geven. Dan is dat enkel en alleen te wijten daaraan dat dit verbondskind door ongeloof en onbekeerlijkheid het ontvangen van het heil in de weg staat. Dit is dan niet aan een manco in het verbond te wijken, het is hem of haar aan te rekenen die door zijn volharden in het ongeloof een verbondsbreker is geworden. Blijkens het verbond dat de Heere met hem oprichtte, was het de Heere ernst! Het maakt het des te ernstiger dat een zo heerlijk heil verworpen wordt. Hier staan we voor het raadsel van het ongeloof waarvoor de hand in eigen boezem moet. Niet een gebrek in het verbond, maar een dodelijke kwaal in het hart van de bondeling is daarvan de oorzaak! Een verbondskind blijft ook een Adamskind.
Overigens heeft het verbond ook op die kwaal een antwoord. De Heere belooft ook het geloof te willen geven wat nodig is om aan de verbondseis gehoor te geven. Of om het te zeggen met woorden van een bekend predikant uit mijn kerkverband: wat de Heere met de ene hand vraagt, dat wil Hij met de andere hand geven. Tussen die twee handen van God moet nu een smekende bondeling liggen! Ook een dergelijke opmerking maakt wel duidelijk dat het verbond en de God van het verbond niets te verwijten valt. Hij is juist te prijzen daarin dat Hij zich zo uitstrekt naar zondige mensen!
Je zult wel gemerkt hebben waar ik zelf sta als het gaat om het maken van een keus tussen de twee en drie verbondenleer. Mijn afkomst verloochent zich hier niet. Je zult me dat niet kwalijk nemen. Ik hoop dat het je in ieder geval wat duidelijk geworden is. En laten we maar voor ogen houden dat niet een verbondsvisie zalig maakt, maar dat de waarachtige bekering tot de God van het verbond de weg is waarin we zalig worden. Deze God vraagt naar mensen die naar Hem niet vragen. Juist in het verbond komt dat op rijke wijze tot uitdrukking.
Dit artikel is beantwoord door
Ds. H. Peet
- Geboortedatum:15-01-1964
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Sliedrecht (Eben-Haëzer)
- Status:Actief