Verhouding doop, verbond en verkiezing
Ds. C. Harinck | Geen reacties | 13-07-2020| 12:40
Vraag
Aan ds. C. Harinck. Ik heb een vraag aan u over uw boek “Gods beloften in het persoonlijk leven”. Aller eerst wil ik u danken voor het verhelderende boekje, maar ik heb er nog een vraag over. Namelijk over de doop. Ik zelf vind de doop altijd een moeilijk onderwerp, aangezien ik opgegroeid ben in een kerk waar de gedachte heerste dat iemand bij de doop zo goed als zeker is van zijn of haar redding. Na een overstap naar een andere kerkverband vind ik het heel lastig om niet te vervallen in dooponderschatting.
In uw boekje hanteert u het onderscheid tussen recht van bezit en recht van toegang. U haalt het volgende stukje aan uit “Het verbond der genade” van Fischer en de gebroeders Erskine.
“81. Aan wie was deze belofte des eeuwigen levens gedaan? Allereerst aan Christus, en vervolgens aan de uitverkorenen in en door Hem, gelijk blijkt uit Tit. 1:2 vergeleken met 1 Joh. 2:25.
82. Tot wie worden de beloften des verbonds gericht? Tot allen die het evangelie horen en tot hun zaad, Hand. 2:39, “U komt de belofte toe, en uw kinderen.”
83. Wat voor recht tot de beloften hebben de hoorders van het evangelie door deze algemene overmaking er van? Een recht van toegang tot de beloften en al de goederen die er in toegezegd worden, zodat ze niet te verontschuldigen zijn als zij niet geloven, Joh. 3:18. 84. Wat voor recht geeft het geloof tot de beloften? Een recht van bezit, uit kracht van de vereniging met Christus, in Wie al de beloften ja en amen zijn, Joh. 3:36: Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven.”
Dus de verbondsbeloftes zijn gegeven aan de uitverkoren, maar iedere hoorder van het evangelie heeft het recht om in deze beloftes te geloven en ze toe-eigenen. Vervolgens schrijft u in het gedeelte over de doop, dat er bij de doop aan ieder kind, uitverkoren en ook verworpen, de beloftes gedaan worden die beschreven staan in het doopformulier. Is het niet in tegenspraak met elkaar? Hoe verhoudt de doop zich met de visie op verbond en verkiezing, zoals geleerd in de leeruitspraken van synode van 1931?
Antwoord
Beste vraagsteller,
Allereerst wil ik u er op wijzen dat de oplossing, die in het bekende citaat van Fisher en de Erskines staat, een menselijk antwoord is op een zaak die ons eindige en door de zonde verzwakte verstand niet kan begrijpen. De vraag is: Hoe kan God Zijn genade allen aanbieden en in de doop Zijn beloften aan het kind verzegelen, indien niet allen uitverkoren zijn. Bij ons is dit in tegenspraak met elkaar. Bij God niet. In het eind zal blijken dat God niet van onrechtvaardigheid of veinzerij is te beschuldigen.
Ik zou u graag willen confronteren met de uitspraak van David en Paulus in Rom 3:4: “Doch God zij waarachtig en alle mens leugenachtig.” Laten we daarvan uitgaande nog eens naar je probleem kijken. Heb je daar vrede mee? Om leugenachtig en onverstandig te worden genoemd? Zeg je: Ook al begrijp ik het niet en gaat het mijn verstand te boven, maar Heere, U bent waarachtig en alle mens leugenachtig?!
U bent terecht tot de overtuiging gekomen dat de doop niet zalig maakt. Hoe zou water op zich kunnen redden? De vuilheid en strafwaardigheid van de zonde kan alleen door het bloed van Jezus worden weggenomen. Maar de doop wijst daar nu juist op en verzegelt aan het voorhoofd van het kind dat het waar is dat het bloed van Jezus Christus reinigt van alle zonde. De doop verzegelt ook dat God Zijn verbond zal nakomen en de God van het toekomende geslacht zal zijn. Deze zaken mag u niet uit het oog verliezen. U hebt het verkeerde gezien van te rusten in de doop zonder bekering en geloof. U mag nu niet naar de andere kant dwalen en de doop onderschatten. Daar hebt u trouwens zelf al erg in, zegt u.
Dan terug tot de beloften. God komt Zijn beloften altijd na, maar niet in een weg van blijven in de zonde. Daar is bekering en geloof aan verbonden. Wij hebben verleerd om Bijbels met de beloften om te gaan. De mannen van de Reformatie deden dit wel. Zij hadden er geen moeite mee om de gedoopte kinderen, kinderen des verbonds te noemen en te zeggen dat God Zijn beloften aan hen verzegeld had. Verzegelen is echter nog niet: reeds in het bezit zijn. Daarom wordt ook gevraagd of God hen door Zijn Geest wil regeren en dat zij Gods vaderlijke goedheid niet zullen verachten. Dus dat zij op Gods beloften acht geven en God daarmee zullen zoeken en daarnaar zullen leven. Zullen leven als mens aan wie God Zijn beloften heeft vezegeld.
Ik wil u een voorbeeld geven van het omgaan van de reformatorisch theologen met de beloften en hun vervulling. In Hebr.4 wordt uitgesproken: “Laat ons dan vrezen, dat niet te eniger tijd de belofte van in Zijn rust in te gaan nagelaten zijnde, iemand van u schijnen achtergebleven te zijn.” In de Kanttekening zeggen de mannen, die door de Synode van Dordt 1618/19 zijn aangewezen om de Bijbel te vertalen: “Dat is, tot het einddoel; dat hem voorgesteld is, niet gekomen. Een gelijkenis genomen van de Israëlieten in de woestijn die wel Egypte hadden verlaten om naar het land Kanaän te reizen, maar waren door hun ongelovigheid verhinderd, dat zij daartoe niet zijn gekomen.”
Zie je hoe ongehinderd door de verkiezingsleer die zij aanhingen, zij spreken over het niet verkrijgen van het beloofde goed. Alle Israëllieten was Kanaän beloofd. Wanneer je hen zou hebben kunnen vragen toen zij uit Egypteland uitgingen: “Waar ga je naar toe.” Zij zouden allen gezegd hebben: “Naar Kanaän!” En als je gevraagd had: “Waarom? Hoe weet je zo zeker dat je daar komen zult? Hoe durf je zo’n reis te maken?” Zij zouden gezegd hebben: “Omdat God dit ons heeft beloofd.” Zij zijn met blijdschap uitgetogen vol moed op Gods belofte. Maar de meerderheid is door ongeloof in de woestijn gestorven. Het was allen beloofd, zonder veinzing, en toch hebben het niet allen verkregen. Zij hebben niet kunnen ingaan vanwege hun ongeloof. En niet omdat hen niets was beloofd, Hebr. 3:19.
We hebben een theologie nodig die niet eenzijdig wordt beheerst door de verkiezingsleer noch door verantwoordelijkheid van de mens, maar door beiden. We hebben een leer nodig die beheerst wordt door de Bijbel. En wat ontbreekt dat veel in onze tijd! Menselijke gedachten mogen niet heersen over de Bijbel. Je moet je onderwerpen aan de gehoorzaamheid des geloofs, 2 Kor. 10:5.
Ik hoop dat je deze dingen wil overdenken en wat Calvijn noemt: de balans der waarheid mag bewaren.
Ds. C. Harinck
Dit artikel is beantwoord door
Ds. C. Harinck
- Geboortedatum:09-04-1933
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Kapelle
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Emeritus
Bekijk ook: